Doorstroomeis werkt binnen Hogeschool Leiden al 3 jaar goed

Opinie | door Ruby Fasten
8 februari 2021 | In de discussie over het bsa wordt er vaak gesproken over het alternatief van de doorstroomeis. Bij de faculteit Management & Bedrijf van de Hogeschool Leiden hanteren ze al ruim 3 jaar een dergelijke eis. Faculteitsdirecteur Ruby Fasten vertelt over de effecten en ervaringen.
Beeld: Wikimedia Commons

De afgelopen tijd wordt weer volop discussie gevoerd over het Bindend StudieAdvies (bsa). Daarbij is ook, zowel in een Kamermotie als op ScienceGuide, opgeroepen om naar alternatieven zoals een doorstroomeis te kijken. De faculteit Management & Bedrijf van Hogeschool Leiden heeft al in 2017 een doorstroomeis ingevoerd, waardoor de studeerbaarheid van het onderwijs is vergroot én een belangrijke stap in de richting van flexibilisering van het onderwijs is gezet. In dit artikel delen wij onze ervaringen met dit alternatief voor het bsa, en vertellen we wat er nodig is om een doorstroomeis succesvol te kunnen toepassen. 

Doorstroomeis als deel van onderwijskundig ontwerp 

Sinds 2017 kent de Faculteit Management en Bedrijf van Hogeschool Leiden een doorstroomeis. Dit betekent dat studenten, zowel in hun eerste als hun tweede studiejaar, 60 studiepunten moeten halen voordat ze in een volgend jaar te mogen instromen. Het bindend studieadvies, waarvoor de norm 50 studiepunten was, is daarbij komen te vervallen. De Hogeschool Leiden heeft er namelijk voor gekozen om opleidingen zélf te laten kiezen of ze het bsa al dan niet willen hanteren. Zodoende hebben opleidingen ruimte gekregen om de vorm van hun studieadvies aan te passen aan hun onderwijskundig ontwerp.  

Als voorwaarde voor die vrijheid gold dat de opleidingen vooraf duidelijk moesten maken hoe ze, wanneer ze het bsa loslieten, vorm zouden geven aan een persoonlijk en onderbouwd studieadvies. Hierop hebben vijf van de zes opleidingen binnen de faculteit het bindende aspect van het studieadvies meteen losgelaten, terwijl één opleiding dat pas dit jaar heeft gedaan. Het is dus geen principekwestie, maar een onderwijskundige keuze, waarover lang en intensief met elkaar is gesproken. 

Het hanteren van een norm voor de doorstroom van studenten naar de hoofdfase van een opleiding is onderdeel van het onderwijskundig ontwerp. De basis voor onze keuze voor een doorstroomeis ligt in onze onderwijsvisie ‘De student gaat leren’. We willen onze studenten flexibel en studeerbaar onderwijs aanbieden, dat studenten de mogelijkheid geeft om hun studie binnen een redelijke tijd af te ronden. Daarom hebben de opleidingen in 2017 vernieuwde curricula ingevoerd. Het onderwijs is blended en de studieloopbaanbegeleiding is uitgebreid en geïntensiveerd, passend bij de hogeschoolbelofte dat we studenten helpen actief en voltijds te studeren.  

De doorstroomeis 

De doorstroomeis is één van de maatregelen die we hebben genomen om de student te ondersteunen in haar of zijn leerproces. We willen namelijk dat studenten zich alleen richten op het onderwijs en de toetsing van het studiejaar dat ze op dát moment volgen. Hierdoor wordt mogelijke concurrentie tussen gelijktijdige toetsen uit verschillende studiejaren voorkomen, en studiesucces vergroot.   

Naast de doorstroomeis hanteren we een compensatieregeling. Dit houdt in dat cijfers binnen een leerlijn gecompenseerd kunnen worden. Om een module binnen dezelfde leerlijn te kunnen compenseren met een 6,5, moet de student minimaal een 4,5 hebben gehaald. Gedurende vier perioden worden de eerste kansen voor toetsen aangeboden, en in periode 5 (de zomervakantie) kunnen de eerdere toetsen worden herkanst. Binnen één studiejaar heeft een student de mogelijkheid om vier modules in periode 5 te herkansen. Ook deze regeling heeft als doel om de aandacht van een student bij het actuele studiejaar te houden 

Het is mogelijk dat de student aan het eind van het studiejaar wél een positief advies krijgt, maar nog niet voldoende studiepunten om te kunnen doorstromen naar jaar 2 of 3. In periode 1 worden daarom nogmaals alle toetsen uit het voorgaande jaar aangeboden, zodat de student in de gelegenheid wordt gesteld om sommige toetsen alsnog in te halen en daarna in te stromen in periode 2 van het volgende studiejaar 

Zodoende is periode 1 voor de vertraagde studenten een verdiepingsperiode, waarin de gelegenheid wordt geboden zich volledig op de nog te behalen vakken te richten. Daarbij krijgt de student begeleiding vanuit de opleiding. Het curriculum is middels onafhankelijke onderwijsblokken zodanig ontworpen dat een student aan het begin van iedere periode kan instromen in een studiejaar. Bij het invoeren van een doorstroomeis komt dus wel een en ander kijken; het vraagt om een fundamenteel herontwerp van het onderwijsprogramma, zowel voor het eerste als voor latere jaren van een opleiding 

Eerste resultaten en ervaringen

In studiejaar 2022-2023 zullen we de lange termijneffecten van het pakket van maatregelen beter in kaart kunnen brengen. Wel kunnen we nu al het volgende uit cijfers opmaken: sinds het doorvoeren van deze wijzigingen is er een stijging in het propedeuserendement te zien. Ook is een stijging waar te nemen in het aantal behaalde toetsen tijdens de eerste kans, en gebruiken studenten zelden het maximale aantal (vier) herkansingen. Door de genomen maatregelen lijken onze studenten de eerste toetskans een stuk serieuzer te nemen, waardoor zij de toets vaker in één keer halen. Ze hebben blijkbaar geen zin om hun toets in de zomervakantie te herkansen. Daarnaast mogen ze slechts een beperkt aantal herkansingen doen, en moeten ze minimaal een 4,5 halen om dat cijfer überhaupt te mogen compenseren. 

Deze resultaten zijn ons echter niet komen aanwaaien. Naast een herontwerp van het onderwijsprogramma is het van cruciaal belang hoe het studieadvies en de bijbehorende begeleiding wordt vormgegeven. Gedurende het jaar voert de studieloopbaanbegeleider gesprekken met de student over het verloop van de studie en de geschiktheid van de student voor de opleiding. Aan het einde van periode 4 geeft de opleiding (op basis van de informatie van de studieloopbaanbegeleider en betrokken docenten) elke student een advies op maat over de wenselijkheid van een vervolg van de studie, maar dit advies is niet bindend.  

Deze aanpak vraagt dus veel van de coachings- en (confrontatie)gespreksvaardigheden van de studieloopbaanbegeleider. Hij of zij moet zich zelfverzekerd voelen om studenten te begeleiden en adviseren, juist nu er geen bsa gegeven wordt. Soms is het bijvoorbeeld zoeken naar de goede balans tussen de eigen regie van de student en de ondersteuning vanuit de studieloopbaanbegeleider. Daarom hoort het investeren in het toerusten van onze docenten als studieloopbaanbegeleiders bij onze aanpak om studenten goed te kunnen begeleiden, en samen met hen te komen tot onderbouwde afspraken over het vervolg van de opleiding. 

Niet alleen gouden bergen 

In de praktijk zien we ook de negatieve bijkomstigheden van de keuze voor een doorstroomeis. Zo worden docenten extra belast door het maken van meerdere toetsen voor dezelfde module per jaar. Doordat de blokken onafhankelijk van elkaar zijn, is ook het realiseren van een doorlopende leerlijn gedurende een studiejaar niet mogelijk. Daarnaast blijkt de doorstroomeis voor veel studenten en docenten alsnog als een bsa te voelen. Er zijn bijvoorbeeld studenten die met 58 studiepunten niet kunnen doorstromen naar het volgende jaar, en daardoor 1 periode vertraging oplopen.  

Ook het feit dat een student in verschillende perioden kan instromen in jaar 2 of 3 zorgt voor moeilijkheden. Het studiejaar vangt daardoor namelijk voor verschillende studenten op verschillende momenten aan, terwijl de systemen hier (nog) niet op zijn ingericht. Dit betekent dat er veel handmatig werk nodig is om de onderwijslogistiek op orde te houden. Het herinrichten van de onderwijslogistiek vergt een slimme digitaliseringsstrategie voor de organisatie van de hele hogeschool, en dat kost tijd. 

Conclusie

Het is dus mogelijk een bindend studieadvies te vervangen door een doorstroomeis, en wij zijn na ruim twee jaar tevreden met onze keuze. We zien immers de positieve effecten op zowel de kwaliteit en de studeerbaarheid van de opleiding als op het studiegedrag. Echter, een doorstroomeis zal niet voor elke opleiding geschikt zijn, en het vergt behoorlijke aanpassingen in zowel het ontwerp van een opleiding als in de wijze van advisering en de organisatie van het onderwijs.  

Er zijn, wat ons betreft, geen algemeen geldende doorslaggevende argumenten in de keuze voor een bindend studieadvies of een doorstroomeis. Opleidingen verschillen immers zowel inhoudelijk als qua context. Omdat wij een uitvoerig pakket aan maatregelen hebben die onze visie ondersteunen, is het voor ons in ieder geval mogelijk gebleken om een doorstroomeis van 60 studiepunten te handhaven. In de discussie over het bsa moeten we echter niet te makkelijk over het alternatief van de doorstroomeis, en dit al helemaal niet als de enige oplossing zien. Of een doorstroomeis in plaats van een bsa passend te maken is, hangt geheel af van de onderwijsvisie van een instelling of faculteit. 

Ruby Fasten :  Directeur Faculteit Management & Bedrijf van Hogeschool Leiden


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK