Je wilt niet dat commerciële bijlesbureaus rijk worden van deze crisis

Nieuws | door Katie Digan
24 februari 2021 | Bijlessen en examentrainingen zijn niet voor alle leerlingen even toegankelijk. Het zijn vooral hoogopgeleide ouders die schaduwonderwijs voor kun kinderen organiseren, zo blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam. Toch hebben scholen in de coronacrisis extra hulp nodig om leerlingen goed te begeleiden. Kunnen commerciële bedrijven hierbij helpen?

Het schaduwonderwijs kan in Nederland sinds 2005 rekenen op groeiende populariteit onder ouders van leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs. Door de grote vraag heeft zich de afgelopen jaren een keur aan aanbieders van bijles en begeleiding voor scholieren ontwikkeld. Nu leerlingen tijdens de coronacrisis allemaal wat extra hulp kunnen gebruiken, vreest de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat een deel van het onderwijssteunpakket zal verdwijnen in de zakken van dure aanbieders van aanvullend onderwijs.

Huiswerkbegeleiding, bijles en examentrainingen kunnen leerlingen helpen om betere schoolresultaten te boeken. De toenemende competitie in het basis-, voortgezet en hoger onderwijs, waarbij de onderwijsprestaties van leerlingen hun latere maatschappelijke positie bepalen, zorgt ervoor dat steeds meer ouders dit soort extra middelen inzetten om hun kind het beste beschikbare onderwijs te laten volgen. Daarvoor moet je er in Nederland vroeg bij zijn: de prestaties op de basisschool leiden tot een schooladvies, een vwo-diploma geeft toegang tot de universiteit, en hoge cijfers in de laatste jaren van het vwo helpen je door de toelating voor selectieve studies als geneeskunde.

Bijles is big business

Waar vraag is, is aanbod. Precieze cijfers zijn moeilijk te achterhalen, maar er zijn voldoende aanwijzingen dat de bijlesindustrie welig tiert. Zo meldde het SEO in 2019 op basis van hun onderzoek naar inschrijvingen bij Kamer van Koophandel dat de totale omzet van bijlesbedrijven tussen 2015 en 2017 is gestegen van 48,5 miljoen naar 69,2 miljoen. Het CBS schat dat de uitgaven van huishoudens aan aanvullend onderwijs tussen 2015 en 2018 zijn gestegen van 189 naar 284 miljoen.

Hoewel er gratis of goedkope vormen van bijles zijn, kan lang niet elk gezin schaduwonderwijs betalen. De politiek maakt zich dan ook al enige tijd zorgen om de toegankelijkheid van aanvullend particulier onderwijs en de gevolgen ervan voor de kansenongelijkheid. In de doelen en plannen die de Onderwijsinspectie voor 2021 opstelde kondigde ze aan meer zicht te willen krijgen op de relatie tussen schaduwonderwijs en regulier onderwijs in hun meerjarenlijn ‘selectie en gelijke kansen’.

Wie betalen het vaakst voor bijles?

Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam onderzochten deze ongelijkheid in het gebruik van schaduwonderwijs tussen families met een hoge sociaal-economische status (SES) en families met een lage SES. De onderzoekers schrijven dat het veel gelegde verband tussen hoger opgeleide ouders en schaduwonderwijs vaak wordt verklaard doordat ouders met meer geld meer bijles kunnen betalen, en ouders met hogere opleidingen vaak meer geld hebben. Zij vergeleken 189 onderzoeken naar schaduwonderwijs in verschillende landen om te onderzoeken of deze aanname klopt.

Ze concluderen dat een hoge SES inderdaad vaak in verband lijkt te staan met het inschakelen van schaduwonderwijs. Daarbij lijkt echter niet het inkomen van de ouders, maar hun opleidingsniveau het relevantst. Ouders die zelf hoogopgeleid zijn, lijken sneller geneigd te zijn schaduwonderwijs voor hun kind te organiseren. Zij zouden namelijk  ‘social reproduction through edcation’ willen bewerkstelligen, oftewel hun sociale priviliege via onderwijs doorgeven aan hun kinderen.

De ongelijkheid in het aanvullen van regulier onderwijs is dus genuanceerder dan alleen een verschil tussen rijk en arm. Als beleidsmakers willen weten hoe ze het schaduwonderwijs moeten begrijpen en kunnen reguleren, moeten ze verder kijken dan alleen de economische verschillen tussen ouders die wel of geen aanvullend onderwijs voor hun kinderen kopen, zeggen de onderzoekers.

Samenwerkingen tussen regulier en aanvullend onderwijs

De discussies over het schaduwonderwijs worden extra urgent nu het reguliere onderwijs in coronatijd niet op de normale manier aangeboden kan worden en de ongelijkheid onder leerlingen pijnlijk duidelijk is. Louise Elffers, een van de co-auters van het paper, doet al langer onderzoek naar schaduwonderwijs en kansenongelijkheid in het onderwijs. Zij is sinds deze week lid van het Onderwijs-OMT, een groep wetenschappers die naar eigen zeggen ‘gevraagd en ongevraagd advies geven’ over hoe het onderwijs het beste uit de Coronacrisis getrokken kan worden.

De grote puzzel die nu voor het onderwijs op tafel ligt, is de zak geld van 8,5 miljard uit het Nationaal Programma Onderwijs. Die moet worden verdeeld over het primair, voortgezet, speciaal en hoger onderwijs om leerlingen door de pandemie heen te helpen. De Vaste Kamercommissie voor OCW diende over dit plan 166 vragen in bij de demissionair minister. Al binnen de eerste tien vragen komt de angst boven dat een deel van de 8,5 miljard in de zakken van particuliere bijlesbedrijven zal belanden. “Hoe gaat u voorkomen,” vraagt de commissie, “dat scholen ervoor kiezen om de onderwijsachterstanden in te halen door de inzet van dure commerciële bijlesbureaus?”

Is deze angst terecht? “Ja, dat is een reële angst,” zegt Elffers, “want er is een lerarentekort en scholen schakelen die bureaus al langer in om extra begeleiding voor leerlingen te realiseren.” Toch is de vraag een beetje tendentieus, vindt Elffers. “Het is het allerbeste als scholen de extra begeleiding zelf kunnen realiseren, maar in deze crisis moeten we pragmatisch zijn. Als een school dit zelf niet kan bolwerken, en ze hebben een goede samenwerking met zo’n bureau, dan moet je zo’n samenwerking volgens mij niet bij voorbaat uitsluiten.”

Het is wel essentieel dat de scholen zelf garant kunnen staan voor de toegankelijkheid en de kwaliteit van dat aanvullend onderwijs. “Je wil niet dat commerciële bureaus rijk worden aan de crisis,” vervolgt Elffers, “maar als je al een lerarentekort hebt en er moeten voorlopig nog regelmatig leraren thuiszitten, dan moet je ook nadenken over hoe je toch kunt zorgen dat er voldoende begeleiders zijn voor leerlingen die nu extra hulp kunnen gebruiken”.

Het belang van de leerling voorop

Elffers wijst er bovendien op dat scholen al langer met particuliere onderwijsaanbieders samenwerken. Ook zijn er na de eerste lockdown al bedrijven ingezet om leerlingen bij te spijkeren. “Door corona staat alles ontzettend onder druk en komen lastige vraagstukken die al veel langer spelen komen naar de oppervlakte”, zegt ze. “De vraag hoe wenselijk het is dat scholen intensief samenwerken met private partners ligt al veel langer op tafel. Je kunt niet alles wat er al langer wringt nu repareren, niet in deze korte tijd en niet nu er zoveel druk op staat.”

“Als je nu met een geheven vingertje zegt, je mag niet met particuliere aanbieders in zee, maar de scholen weten niet hoe ze dan wel die extra begeleiding kunnen realiseren, dan is dat niet in het belang van de leerling”, voegt ze daaraan toe. De vraag wat scholen nodig hebben om die extra begeleiding zelf te kunnen realiseren moet centraal staan, vindt Elffers. “Hoe zorgen we voor voldoende gekwalificeerd personeel en effectieve programma’s die alle leerlingen helpen back on track te komen, ongeacht de portemonnee van hun ouders?”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK