Van pedojagers tot online burgemeesters: data en de openbare orde

Nieuws | door Katie Digan
19 februari 2021 | Avondklokrellen, pedojagers en datalekken: het nieuws in Nederland stond de laatste maanden bol van incidenten waarin het verspreiden of onvoldoende beschermen van data leidde tot openbare ordeverstoringen. Tegelijkertijd biedt het monitoren en verzamelen van data voor lokale overheden mogelijkheden om die verstoringen te voorkomen, sneller in te grijpen en eventuele daders op te sporen. Onderzoekers en medewerkers van publieke instellingen kwamen onlangs bij elkaar op de digitale versie van de Campus Fryslân om de theorie en praktijk van de rol van data in openbare ordehandhaving te bespreken.

Na de afkondiging van de avondklok afgelopen januari werden oproepen om na 21:00 uur ‘koffie te gaan drinken’ in steden door heel Nederland via social media verspreid. De rellen die volgden lieten zien hoezeer online activiteiten de openbare orde kunnen beïnvloeden. Kunnen en mogen overheden ingrijpen als zij signaleren dat online wordt opgeroepen tot ordeverstoringen?

Oscar Couwenberg, lid van het College van Bestuur van NHL Stenden, opent met deze vraag het congres Data and the public order: From descriptive to prescriptive practices, een samenwerking tussen het Data Research Center Universiteit Groningen/Campus Fryslân, NHL Stenden, Thorbecke Academy en het Cyber Science Center. Deze samenwerking, vervolgt Couwenberg in zijn openingstoespraak, is onderdeel van een bredere ambitie om expertise over data in Noord-Nederland te combineren.

Jouke de Vries, voorzitter van het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen, voegt daar nog een vraag aan toe. “Hoe ver willen we gaan om fraude en criminaliteit te bestrijden, en hoe kunnen burgerlijke vrijheden beschermd, maar ook bevorderd worden door technologisch ontwerp?” De Rijksuniversiteit Groningen zal dit thema structureel gaan uitlichten, zegt De Vries. Hij verwijst daarbij naar het strategisch plan 2021-2026 van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde, waarin onder andere de oprichting van een School for Digital Innovation en een School for Governance and Politics for a Sustainable Society aangekondigd worden. Deze twee schools, zo vertelt hij, zullen zich onder andere met de wisselwerking van data en de openbare orde bezighouden.

Technologie en praktijk sluiten niet altijd bij elkaar aan

In hun keynote laten Caroline Davey en Andrew Wootton van het Design Against Crime Solution Centre (University of Salford) het belang van de menselijke factor in het ontwerpen van data technologie zien. In hun Horizon 2020 Cutting Crime Impact project werken zij samen met politiediensten uit verschillende landen, waaronder de Nederlandse Nationale Politie, om te onderzoeken hoe het gebruik van data wordt ingezet om criminaliteit te bestrijden.

Hun deelonderzoek naar de Nationale Politie richt zich op ‘predictive policing’; een manier om met data en GIS (geographic information system) te voorspellen op welke plekken de meeste criminele activiteit zal plaatsvinden, zodat men daar op tijd kan interveniëren. Via interviews achterhaalden zij hoe nuttig agenten deze technologie in de praktijk vinden.

De onderzoekers concludeerden dat de manier waarop de data wordt verzameld en verwerkt echter niet altijd aansluit bij de dagelijkse realiteit van de agenten. De fout die dan te vaak door ontwikkelaars van de voorspellende systemen wordt gemaakt, is om deze problemen als een ‘user acceptance’ probleem te formuleren. Eventuele verbeteringen van het systeem worden vervolgens gericht op het verzamelen van meer en betere data, in plaats van gebruiksvriendelijkheid en praktisch nut. Ontwikkelaars moeten meer nadenken over wie de technologie gebruikt en hoe, betogen Davey en Wootton dan ook.

De burgemeester als online moderator?

In Nederland zijn burgemeesters verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde. Welke verantwoordelijkheden en handelingsmogelijkheden hebben burgemeesters in deze situaties? Willem Bantema (NHL Stenden) onderzocht deze vraag door burgemeesters te interviewen over hun ervaringen met ordeverstoringen die online zijn ontstaan.

Bantema kwam erachter dat 71% van de burgemeesters zich verantwoordelijk voelt voor openbare ordeverstoringen die online beginnen. Ze hebben online echter geen bevoegdheden, en moeten dus op andere manieren ingrijpen en reageren. Daarnaast hebben veel burgemeesters nog weinig ervaring met verstorende onlineactiviteiten zoals treitervloggers, nepnieuws en online polarisatie, aldus Bantema. Bovendien is het moeilijk om causale verbanden te trekken tussen online oproepen en hun effecten. Zo is het niet te voorspellen aan welke oproepen gehoor wordt gegeven en waar dat dan gebeurt.

Bovendien staat het ingrijpen in online communicatie op gespannen voet met de vrijheid van meningsuiting. Iets als een online oproep tot ‘koffiedrinken’ is bijvoorbeeld niet strafrechtelijk te vervolgen. Wel kunnen burgemeesters zich in de communicatie mengen. Zo kunnen ze in gesprek gaan met organisatoren van geplande illegale evenementen of mogelijke deelnemers op de strafbaarheid ervan wijzen. Sommige burgemeesters aarzelen nog om zich online te laten horen in deze situaties, aldus Bantema, maar andere doen het wel omdat ze bijvoorbeeld een stille meerderheid willen mobiliseren. Bantema raadt gemeenten aan om in proeftuinen te experimenteren met interventies van burgemeesters.

Eerste hulp bij cybernoodgevallen

Gemeenten hebben niet alleen te maken met ordeverstoringen op straat, maar ook met verstoringen (nog) dichter bij huis. De data die zij zelf verzamelen en opslaan kunnen immers gehackt of gelekt worden. Gemeenten moeten zich daarom voorbereiden op deze ‘cybercrises’ om adequaat te kunnen handelen wanneer deze zich voordoen.

In presentaties van de Gemeente Leeuwarden en Veiligheidsregio Fryslân komt naar voren hoe belangrijk het is dat medewerkers van lokale overheden oefenen wat ze moeten doen in het geval van een cybercrisis. Medewerkers van de publieke instellingen moeten tijdens zo’n crisis namelijk allerlei beslissingen maken. Zij moeten beslissen over sociale, ethische en maatschappelijke dilemma’s zoals het al dan niet betalen van losgeld aan hackers en de crisiscommunicatie richting de buitenwereld.

Als onderdeel van het trainen van deze cybergevolgbestrijding doen gemeenten onder andere aan cyberoefeningen, maar nog niet altijd vaak genoeg. De resultaten van een onderzoek naar cybercrises bij gemeenten op basis van interviews van de Haagse Hogeschool en NHL Stenden, gepresenteerd door Joyce Koch en Sander Ebbers, wijzen uit dat structurele oefeningen raadzaam zijn in de voorbereiding op IT-uitvallen, cybercriminaliteit en datalekken.

Iedereen online politieagent

Arnout de Vries (TNO) belicht in zijn presentatie een andere kant van de zaak: burgers die het internet en data proberen te gebruiken om de ordehandhavers een handje te helpen. Ook deze samenkomst van data en de publieke orde is de laatste tijd veel in het nieuws. Burgers helpen relschoppers opsporen via beelden die op social media gedeeld zijn, of lokken als zogeheten ‘pedojagers’ vermeende pedofielen online uit en spelen vervolgens voor eigen rechter. Burgers willen op grote schaal de politie helpen, zegt De Vries, maar dit enthousiasme moet nog in goede banen geleid worden. De politie heeft dan wel het geweldsmonopolie, maar geen opsporingsmonopolie.

Burgers kunnen veel helpen door bijvoorbeeld mee te zoeken in het geval van vermissingen, maar gaan soms veel te ver. Zo proberen sommigen criminelen op te sporen door middel van hacken of het gebruik van gezichtsherkenningsoftware. Burgers hebben steeds meer handelingsperspectieven online, maar doen daarmee dingen die de politie zelf niet eens mag doen. Het is dus zaak, zegt De Vries, om deze burgerparticipatie te bekrachtigen en te begrenzen. De rechtsstatelijkheid van de handelingen en de veiligheid van de betrokkenen staan daarbij voorop.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK