Niet elk kennisplatform kan de nieuwe Spotify zijn

Nieuws | door Katie Digan
18 maart 2021 | Negentien Nederlandse steden met een universiteit of hogeschool doen sinds 2018 mee aan de City Deal Kennis Maken. Zij organiseren samenwerkingsverbanden tussen hun stad, kennisinstellingen en andere partners uit de maatschappij en het bedrijfsleven. Op deze manier kunnen studenten praktijkervaring opdoen en de stad als leeromgeving ervaren. Omgekeerd kan de stad gebruik maken van de kennis van studenten en onderzoekers. Op de City Deal Kennis Maken-dag ontmoetten de verschillende partijen elkaar om kennis en ervaringen uit te wisselen.
Beeld: Pixabay

Gun elkaar die informatie

In een sessie over het inzetten van digitale platforms delen vertegenwoordigers van enkele kennisplatforms hun ervaringen en tips voor steden die met vergelijkbare platforms willen gaan werken. Zo presenteren de Gemeente Amsterdam, NRO en Stichting Education Warehouse alle drie een kennisplatform dat kennis en onderzoek verzamelt en ontsluit. Die online platforms gebruiken hulpmiddelen zoals eenvoudige samenvattingen van onderzoeken, thema-verzamelingen en keywords om het betrokken netwerk van informatie te voorzien.

In de verschillende sessies komt enkele keren de vraag terug of onderzoekers wel positief staan tegenover het delen van hun informatie. Zo vraagt een deelnemer zich af of wetenschappers niet te territoriaal zijn over hun onderzoek om het openlijk te willen delen. Alette Baartmans van Stichting Education Warehouse ziet echter dat er in de onderwijspraktijk juist veel behoefte is om kennis en ervaring uit te wisselen.

Zij wijst daarbij op het bestaan van grote Facebookgroepen waarin onderwijsprofessionals dit al doen. De wens is er dus, zegt ze; de vraag is vooral hoe men de juiste informatie op de juiste manier bij elkaar krijgt. “Je moet dat niet als concurrentie zien, maar als elkaar opzoeken, onderling afstemmen en afbakenen en zorgen dat je op het juiste moment gevonden wordt.”

Je moet niet alles willen

Het profiel van de uiteindelijke gebruikers van kennisplatforms blijkt bij alle drie de platforms fundamenteel te zijn voor de vorm en afbakening ervan. Het platform Openresearch van de Gemeente Amsterdam is specifiek bedoeld om ambtenaren en onderzoekers uit de metropoolregio Amsterdam in staat te stellen snel te vinden welk onderzoek er reeds naar specifieke onderwerpen gedaan is. Zo kunnen ambtenaren makkelijker samenwerken en doen ze geen dubbel werk.

Meld u hier aan voor de ScienceGuide Nieuwsbrief 

De platforms van NRO en Stichting Education Warehouse zijn daarentegen juist gericht op het delen van kennis over het onderwijs met een breder publiek. Bij deze platforms spelen dus ook vindbaarheid een grotere rol om het juiste publiek te bereiken.

Aan steden die kennisplatforms willen ontwikkelen geven de ervaringsdeskundigen het advies om goed te kijken naar het precieze doel van het platform, wie de beoogde gebruiker is en wat men wil dat de gebruiker met de informatie doet. Bovendien is het belangrijk om te kijken naar wat er al door andere partijen gedaan wordt en samenwerking te zoeken in plaats van dubbel werk te doen.

Kortom, er moeten concrete ambities worden geformuleerd en een kennisplatform moet niet álles willen zijn en doen, is de boodschap. ‘We kunnen allemaal bedenken dat we de Spotify van dit of de Airbnb van dat willen zijn”, aldus Baartmans. Veel belangrijker is het, adviseert ze, om de informatie duurzaam te ontsluiten.

Impact meten, maar welke impact?

Het ontwikkelen van plannen en samenwerkingen is één ding, maar hoe weet een initiatiefnemer of het project ook impact heeft? In een deelsessie over impact komt al snel naar voren dat algemene impact lastig te meten is. Deelnemers aan de sessie beschrijven daarnaast dat er niet te abstract of groot gedacht moet worden over impact. Het zou belangrijker zijn om te kijken naar concrete impact op verschillende schaalniveaus. Impactmetingen kunnen namelijk heel ingewikkeld worden wanneer men te veel of te algemeen wil meten.

Daarom kan het beter zijn om de meting specifiek te maken. Studenten kunnen bijvoorbeeld een lokale kinderboerderij helpen met het formuleren van een bedrijfsplan. Als de boerderij dan aan het eind van de rit een goed bedrijfsplan heeft, “dan is de impact dat de studenten een nuttige bijdrage hebben geleverd en wat geleerd hebben over het proces”, aldus een deelnemer.

Verder wordt het advies gegeven om impact niet enkel achteraf te meten, maar dit ook gedurende de looptijd van het project te doen. Een heldere formulering van de gewenste impact kan daarbij behulpzaam zijn. Aangezien men daarmee het doel vooropstelt en de methode daarop laat volgen, kan een dergelijke aanpak ook leiden tot onverwachte samenwerkingen.

Dat wordt geïllustreerd in het project Buurtwinkel voor Onderwijs, Onderzoek en Talentontwikkeling (BOOT) van de HvA waar studenten informatie over een buurt verzamelden door gedurende driekwart jaar af en toe te schaken met bewoners in een buurthuis. Daaruit putte men kennis waaraan de gemeente zelf niet kon komen.

Doordat de gewenste impact (informatie verzamelen) op voorhand bepaald werd, konden studenten op ongedwongen manier relaties met bewoners opbouwen en naar hun doel toewerken. Impact meten dient dus niet alleen als evaluatie achteraf, maar kan juist het ontwerp van het project sturen en leiden tot flexibelere onderzoekmethoden en rijkere onderzoeksresultaten.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK