Een wetenschapper moet weten wat er leeft voordat ze kennis over corona deelt

Nieuws | door Katie Digan
21 april 2021 | Op de Vakconferentie Wetenschapscommunicatie kwam één onderwerp vaak naar voren: hoe moeten wetenschappers met het publiek over corona praten? Dat gesprek moet niet eenzijdig zijn, maar het karakter van een dialoog hebben, luidde het antwoord in verschillende gesprekken. “Je weet pas wat er onder mensen leeft als je ernaar vraagt.”
Beeld: Pixabay

Op de conferentie, afgelopen maandag georganiseerd door de VSC vereniging voor wetenschapsmusea en science centers en NEMO Kennislink, deelden wetenschapscommunicatoren hun ervaringen met en adviezen voor effectieve vormen van wetenschapscommunicatie. Dat onderwerp werd in het afgelopen coronajaar erg urgent. De ontwikkeling van kennis over corona ontwikkelde zich snel, maar die complexe kennis moest vervolgens snel en helder naar een zeer breed publiek vertaald worden. Journalisten, kennisinstituten en wetenschappers bogen zich tijdens het vakcongres over de vraag hoe dit effectief kan gebeuren.

De journalist als voorlichter van het RIVM

Wetenschapsjournalist Maarten Keulemans (Volkskrant), aangekondigd als ‘mister corona himself’, zag het afgelopen jaar zijn werk vanuit de wetenschapsbijlage naar de voorpagina verhuizen. Zijn verslaggeving over de uitbraak van de epidemie, de besmettingscijfers, de werking van het virus en natuurlijk de race naar het vaccin waren niet langer stukken voor de wetenschappelijk geïnteresseerde lezer, maar een belangrijk onderdeel van de communicatie en informatievoorziening over corona. Toch meent Keulemans dat het niet de taak van de krant is om lezers voorlichting te geven over corona. “Maar je moet lezers wel uitleggen wat er aan de hand is”, vervolgt hij. Dat werd niet door iedereen gewaardeerd, want sommige lezers deden op social media hun beklag over zijn informerende artikelen in de krant, vertelt hij. “Ik ben al uitgemaakt voor de voorlichter van het RIVM”.

Meld u hier aan voor de ScienceGuide Nieuwsbrief

 

Als wetenschapsjournalist keek hij soms met verbazing naar de manier waarop algemene journalisten over de pandemie schreven. Zij zagen het RIVM als onderdeel van de overheid en bevroegen hen daarom messcherp, analyseert Keulemans. “Ik vind dat je zo’n club moet nemen voor wat het is, een kennisinstituut. Die moet je serieus nemen, ze zijn innocent until proven guilty”. Het wantrouwen dat sommige journalisten tegenover het RIVM tentoonstelden viel hem daarom tegen. Zij zagen de uitbraak van het virus als misstand, legt hij uit, en zochten daar een verantwoordelijke voor. “Als wetenschapsjournalist weet je echter dat je dat virus niet tegen kunt houden”.

Jaap van Dissel versus Maurice de Hond

Toch had het RIVM zich anders kunnen opstellen in de communicatie rondom het virus, voegt Keulemans toe. Het RIVM denkt nog teveel als kenniscentrum, legt hij uit, en neemt daarbij een afstandelijke houding aan. “Maar is dat nou een goede aanpak? Moeten ze niet proactiever het debat opzoeken?” Als voorbeeld geeft hij de discussies over de verspreiding van het coronavirus door de lucht. Onder andere Maurice de Hond verspreidde daarover onzin op zijn blog, vertelt Keulemans, wat voor veel onrust zorgde. Het RIVM had daarover duidelijkheid kunnen geven met goede uitleg, meent de wetenschapsjournalist. “Het RIVM is er niet in geslaagd dat debat naar zich toe te trekken”.

Keulemans merkt daarbij op dat het misschien niet verstandig is geweest om Jaap van Dissel telkens het woord te laten voeren vanuit het RIVM. Van Dissel is een zeer goede wetenschapper en precies spreker, “maar niet iemand die je voor het voetlicht zet om een boodschap over te brengen”, aldus de journalist. Effectieve wetenschapscommunicatie heeft meer nodig dan alleen een goede wetenschapper.

De dialoog tussen experts en publiek

Dat weet ook Eveline van Rijswijk, theatermaakster en wetenschapscommunicator, die tijdens de conferentie vertelde over onder andere de vraaggesprekken over corona met wetenschappers die zij het afgelopen jaar op sociale media modereerde. Zij zag hoe experts en het publiek langs elkaar heen praatten en besloot daarom een dialoog tussen experts en publiek te faciliteren om zo de afstand tussen hen te verkleinen. In samenwerking met campagnebureau BKB organiseerde ze online vraaggesprekken waarin kijkers live mee konden kijken en nieuwe vragen  konden inbrengen. Van Rijswijk leidde onder andere een gesprek met Diederik Gommers op Instagram Live, waarin hij vragen van jongeren over corona beantwoordde.

In een gesprek over corona met een breed publiek komen onvermijdelijk vragen naar voren die gebaseerd zijn op nepnieuws of geruchten. Moet daar in zo’n vraaggesprek aandacht aan gegeven worden? Van Rijswijk: “Ik ben er wel voorstander van om een vraag over nepnieuws te gebruiken om uitleg te geven. Juist zo’n vragensessie is daarvoor geschikt.” Het interactieve aspect is daarbij belangrijk, meent ze. “Bij een voxpop op het nieuws geven mensen hun mening, waarbij zesoms zomaar wat zeggen, en dan is er geen wetenschapper bij die daar even uitleg over geeft.” In een informeel vraaggesprek kan dat wel, voegt ze toe.

Een andere toegevoegde waarde van wetenschapscommunicatie middels live gesprekken , besluit Van Rijswijk, is dat juist het publiek kan worden gevraagd wat zij willen weten. Soms zijn dat onverwachte vragen, maar juist die onverwachte vragen zijn ook leuk voor de wetenschapper zelf, zegt ze. Die wetenschapper weet dan voor een volgende keer dat ze die vragen of onderwerpen ook kan bespreken in haar voorlichting of verhaal in de media. Zo werkt deze vorm van wetenschapscommunicatie twee kanten op: als voorlichting voor het publiek, maar ook als voorlichting voor de  expert wat betreft  vragen over haar vakgebied die leven in de maatschappij. “Je weet pas wat er leeft als je ernaar vraagt”, vat Van Rijswijk het samen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK