Onderzoekers duurzaamheid: samenwerking met overheid moet anders

Nieuws | door Eva Baaren
1 april 2021 | Onderzoekers die samenwerken met overheden om stedelijke duurzaamheidsvraagstukken op te lossen, voelen vaak onvrede over het gebrek aan transparantie en de impact van hun bijdragen. Dat concludeert bestuurskundige Tamara Metze van de Universiteit Wageningen op basis van zestien interviews met wetenschappers.
Een van de SURF VerDus-projecten betrof een experiment met zelfrijdend vervoer. Foto: SjoerdMTA (cc by-sa 4.0)

Metze interviewde de wetenschappers in opdracht van SURF VerDus, een kennisinitiatief rondom duurzame steden van NWO, Regieorgaan SIA, het stedelijk kennisnetwerk Platform 31 en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Infrastructuur en Waterstaat, en Economische Zaken en Klimaat. Alle geïnterviewden namen deel aan projecten binnen dit initiatief. Over de resultaten schreef Metze een essay.

Keuzes

Hoewel overheden sinds de jaren tachtig inzetten op het betrekken van de samenleving bij het maken van stedelijk beleid, kan die samenwerking met burgers en kennisinstellingen veel beter, legt Metze uit tijdens het slotevent van SURF VerDus. Volgens de onderzoeker voelen veel wetenschappers na afloop van projecten onvrede over de geringe impact van pilotprojecten en het gebrek aan transparantie over onzichtbare coalities tussen overheden en het bedrijfsleven.

Die onvrede ontstaat volgens Metze doordat overheden soms keuzes maken die lijken in te gaan tegen de kennis en perspectieven die ze vanuit de samenleving aangereikt krijgen. Daarnaast worden die keuzes niet altijd goed verantwoord. “Soms komt die onvrede zelfs uit de eigen politieke gelederen”, vertelt ze. “Kijk naar de leden van GroenLinks die, als inwoners van Amsterdam Noord, tegen gemeentelijke plannen zijn om op sommige plekken windmolens te plaatsen.”

Drie tegenstellingen

De verklaring voor deze situatie is volgens Metze dat overheden in hun samenwerkingen met wetenschappers en andere maatschappelijke partners te maken krijgen met een drietal tegenstellingen, die onvoldoende worden erkend en waar nog niet goed mee wordt omgegaan.

Zo werken experimenten als living labs en urban labs erg goed om ideeën en technologieën buiten bestaande systemen en kaders te kunnen uitproberen, maar, zo constateren ook de wetenschappers, daarna keert iedereen terug naar oude, bestaande kaders en de waan van de dag. Ook worden er, juist door het betrekken van meer mensen bij het beleidskeuzes, ook meer zienswijzen uitgesloten, betoogt Metze. De gemeente kan namelijk wel iedereen horen, maar kan niet iedereen zijn of haar zin geven. “Het probleem is daarbij niet dat er een keuze moet worden gemaakt in de te volgen zienswijzen”, vertelt de onderzoeker, “maar dat deze keuze vervolgens onvoldoende wordt gerechtvaardigd.”

De derde tegenstelling die Metze opwerpt is die van het pragmatisme. Door het scheppen van kaders voor haalbaarheid worden er volgens haar veel problemen opgelost, maar komen er ook conflicten bij. De overheid wordt door maatschappelijke partners en burgers namelijk niet langer gezien als een neutrale partij die binnen die gestelde kaders kennis ophaalt. In plaats daarvan ziet men de overheid als een belanghebbende partij wiens pragmatisme keuzes ook politieke keuzes zijn.

Technische pakketjes haalbaarheid

De tegenstellingen waarmee overheden te maken hebben komen voort uit een doorgeschoten focus op het proces van samenwerking, denkt Metze. Daarbij raakt de inhoud te veel ondergesneeuwd. “De echt spannende dingen schuiven overheden voor zich uit, of ze verpakken het in technische pakketjes haalbaarheid.”

Volgens de onderzoeker is het daarom noodzakelijk dat overheden in samenwerkingsprojecten meer aandacht besteden aan het grotere duurzame toekomstbeeld, omdat belanghebbende partijen daar vaak allemaal achterstaan. Wanneer er conflicten ontstaan, kan iedereen op dat toekomstbeeld terugvallen. Ook is het zaak om de praktische keuzes, waarbij er onvermijdelijk uitsluiting van wensen en ideeën plaatsvindt, beter te rechtvaardigen, vindt Metze. “Daarvoor moeten overheden achterhalen welke keuzes de maatschappij, en niet alleen zijzelf, rechtvaardig vinden.”

Verder adviseert de onderzoeker om bij de start van pilotprojecten te benoemen welke institutionele veranderingen er nodig zijn om na afloop van het project te kunnen doorpakken met structurele oplossingen.

Meld u hier aan voor de ScienceGuide Nieuwsbrief 

Politiek, torens en hokjes

Cis Apeldoorn, gemeentesecretaris van Zaanstad, herkent een deel van de problematiek die Metze beschrijft. “Gemeenten hebben de samenleving hard nodig, zeker bij grote vraagstukken over energie en duurzaamheid”, zegt ze in de deelsessie over Metze’s essay. “Wat ik in dit verhaal over in- en uitsluiting echter nog mis, is de politiek. Het zijn namelijk niet de ambtenaren die bepalen welke doelgroep er bediend moet worden, maar het is de gemeenteraad.”

“Daarbij komt dat de samenwerking tussen overheidsinstanties zelf ook ontzettend complex is”, vult Frank Reniers, projectleider bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aan. “Om duurzaamheidsvraagstukken op te lossen zijn er bijvoorbeeld meerdere ministeries nodig, en de mensen die over het vraagstuk gaan zijn verdeeld over verschillende hoge torens. Via onze nieuwe City Deals zetten die ministeries wel allerlei gemeenten, bedrijven en kennisinstellingen samen in een hok om met plannen en adviezen te komen, maar wat er in het hok over bijvoorbeeld mobiliteit wordt bedacht, staat soms haaks op onze plannen voor duurzame huizenbouw. Dus dan moet de aanpak toch weer anders.”

Het burgertje mag meedoen

Marleen Stikker, directeur van onderzoeksinstelling Waag, doet tijdens de paneldiscussie van het slotevent een suggestie voor verbetering die nog een stap verder gaat. Volgens Stikker weten maatschappelijke partners vaak beter dan overheden welke methode van onderzoek en samenwerking er nodig is om een bepaald doel te bereiken. Die methoden variëren volgens Stikker van het ontwerpen van een goed verbeelde toekomstvisie tot aan co-creatie en design thinking.

“Wat tot nu toe toch elke keer weer als uitgangspunt wordt gekozen, is dat de overheid een proces heeft waarin de burger moet participeren”, zegt Stikker. “Dan wordt het toch dat het burgertje mag meedoen. Maar je kunt als maatschappelijke partners ook tegen overheden zeggen: participeer in óns proces. Dat vraagt wel om eigenaarschap van maatschappelijke kwesties door partijen die dat kunnen dragen, maar voor samenwerking met de overheid het is dé game changer.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK