Onderzoeksfinanciering op basis van excellentie is schadelijk voor de wetenschap

Nieuws | door Frans van Heest
7 april 2021 | Onderzoeksfinanciers in Nederland zouden het begrip ‘excellente wetenschap’ moeten herdefiniëren. Het is namelijk grotendeels gebaseerd op publicaties en leidt tot onnodige verhoging van concurrentie, schrijven onderzoekers van het Rathenau Instituut en de Universiteit Leiden.
Winnaars van de Spinozapremie en Stevinprijs 2019. De prijs bestaat uit een geldbedrag van €2,5 miljoen. Foto: NWO

De onderzoekfinanciering die gebaseerd is op de huidige definitie van excellentie schaadt de wetenschap, schrijven onderzoekers van het Rathenau Instituut en de Universiteit Leiden in recent onderzoek. De weinige ontvangers van excellentiebeurzen, die veelal oplopen tot in de miljoenen, hoeven nauwelijks nog verantwoording af te leggen aan de eigen afdeling en universiteit. Zij voelen zich dan ook gesterkt om in opstand te komen tegen administratieve lasten en onderwijstaken. Daarnaast ervaart die groep vaak druk vanuit het universiteitsbestuur om ook excellentiebeurzen te bemachtigen.  

De Leidse onderzoekers hebben onderzoek gedaan bij vier groepen die een excellente beurs hebben ontvangen. De ervaringen van die groepen zijn vervolgens vergeleken met twaalf peergroepen in hetzelfde vakgebied die zo’n beurs niet hebben ontvangen. Uit het onderzoek blijkt dat veel onderzoekers die geen excellente beurs ontvangen hiervan nadeel ondervinden. Zij hebben te maken met toenemende concurrentie en voelen zich genoodzaakt alleen nog te publiceren in toptijdschriften in de hoop zodoende ook een excellente onderzoeksbeurs te ontvangen. De onderzoekers stellen daarom dat de excellente onderzoeksbeurzen in zowel omvang als lengte moeten worden teruggebracht. 

Excellente beurs leidt tot hyperconcurrentie 

Onderzoeksgeld toekennen op basis van excellentie heeft enorm aan populariteit gewonnen, ook in het kader van projectfinanciering, schrijven de onderzoekers. Het onderzoeksgeld wordt daarbij vooral toegekend op basis van het aantal publicaties. Het begrip excellentie is echter steeds meer omstreden geworden. Volgens sommige experts heeft het geen intrinsieke betekenis en is de invulling ervan daarom afhankelijk van degene die beslissingen aangaande excellentie maaktDaarnaast stimuleert het een vorm van hyperconcurrentie die haaks kan staan op de normen van goed onderzoek, waardoor de kwaliteit van onderzoek juist kan afnemen in het streven naar excellentie. Bovendien zijn er zorgen over de gendereffecten van excellentiebeleid. 

Meld u hier aan voor de ScienceGuide Nieuwsbrief

 

De wetenschappers hebben in het onderzoek niet naar het begrip excellentie als zodanig gekekenmaar richten zich op de effecten van excellentiefinanciering.  Op systeemniveau heeft excellentiefinanciering namelijk de neiging om het Mattheuseffect te versterken. Waarbij de ontvangers van dergelijke beurzen ook in de toekomst eerder aanspraak maken op een beurs op basis van eerder succes. 

Ook leidt het tot een sterkere concentratie van onderzoeksfinancieringDe onderzoekers richten zich daarom op de vraag hoe onderzoeksgroepen reageren op de introductie en verwerving van excellente financiering. Daarnaast onderzoeken zij welke organisatorische en epistemische veranderingen plaatsvinden plaats na het ontvangen van een dergelijke beurs. 

De concurrentie is zeer hoog 

De onderzoekers vergeleken niet alleen onderzoeksgroepen met of zonder excellente beurzen met elkaar, ze vergeleken ook de effecten van excellentiefinanciering in verschillende onderzoeksdomeinen, namelijk de geesteswetenschappen, de sociale wetenschappen, de exacte wetenschappen en de laboratoriumwetenschappen. 

Bij de geesteswetenschappen bleek dat beide groepen een moeizame relatie hebben met excellentie financiering. Hoewel het een van de weinige manieren is om veel tijd en ruimte voor onderzoek te creërenis de concurrentie zeer hoog. Bovendien is dit type financiering in de geesteswetenschappen eigenlijk niet goed geëquipeerd omdat er doorgaans geen dure onderzoeksfaciliteiten nodig zijn. Liever zouden de geesteswetenschappers een langdurige subsidiëring van hun onderzoeken zien.  

De peergroepen uit de geesteswetenschappen die een dergelijke beurs niet ontvingen gaven daarnaast aan dat zij voor het onderzoek eigenlijk geheel afhankelijk zijn van externe financiering. Voor een van de groepsleiders betekent dit dat die het onderzoek buiten kantooruren doet, omdat de betaalde werktijd besteed moet worden aan onderwijs, management en administratie. De rest van de groep krijgt veelal een lappendeken aan beurzen en inkomsten, waardoor het niet mogelijk is om een langjarig onderzoekstraject op te zetten. 

Autonomie van afdeling en universiteit 

De groepen die excellente financiering binnenhalen creëren daarmee veel autonomie binnen de universiteit. Zo heeft de hoogleraar in de geesteswetenschappen die twee excellente beurzen binnenhaalde dit geld gebruikt om de autonomie ten opzichte van de afdeling te vergroten en zich af te zetten tegen administratieve lasten vanuit de afdeling. Met deze autonomie kunnen de hoogleraren keuzes maken die in hun ogen beter passen bij de eigen ontwikkelingzonder daarbij beperkt te worden door het beleid van de universiteit of de afdelingDeze autonomie betreft voornamelijk personeelsbeleid en andere financiële beslissingen.  

Dgeesteswetenschappers zonder excellente onderzoeksfinanciering geven daarentegen aan dat zij een sterke bemoeienis ervaren met hun personeelsbeleid. Daarnaast ervaren zij voortdurend de noodzaak om externe financiering binnen te halen terwijl de tijdsbesteding aan onderzoek onder druk staat door onderwijs en administratieve taken. Zij zouden graag een excellentiebeurs ontvangen om zich af te kunnen zetten tegen de bemoeienis van hun eigen afdeling.  

Ook wordt onder de niet-ontvangers een spanning waargenomen in het begeleiden van jonge onderzoekers, zo blijkt uit het onderzoek bij de sociale wetenschappen. Enerzijds willen de begeleiders stimuleren dat jonge onderzoekers ook activiteiten ontwikkelen die minder impact hebben op hun wetenschappelijke carrière, zoals het ontwikkelen van lesmateriaal voor middelbare scholenDe begeleiders weten echter ook dat zij daarmee de carrière van de jonge onderzoekers schaden, want publiceren geeft de grootste kans op succes in de wetenschap.  

Het draagt bij aan de reputatie van de universiteit 

De externe druk om excellente beurzen aan te vragen ervaren de niet-ontvangers van excellente beurzen heel sterkzowel vanuit de afdeling als vanuit het universiteitsbestuur. Voor het universiteitsbestuur is het van belang dat hun organisatie externe financiering verwerft, omdat dat hen in staat stelt te groeien, personeel en studenten aan te trekken en in het algemeen de reputatie van de universiteit of het instituut te vergroten.  

Daarentegen blijken de groepen die succesvol zijn in het aanvragen van excellente onderzoeksbeurzen minder druk te ervaren vanuit de universiteit. Zij hoeven hun uitmuntendheid niet meer te bewijzen. Zij voelen daarnaast minder druk omdat er toch al genoeg onderzoeksfinanciering is voor de komende periode en omdat de toekomstige financiering wordt vergemakkelijkt door het Mattheus-effect. 

Weinig verantwoordingsplicht 

De onderzoekers stellen vast dat de vier groepen die excellente financiering ontvangen in alle domeinen meer autonomie ervaren, hun eigen onderzoeksagenda onafhankelijker kunnen opstellen en veelal flexibeler zijn om nieuw onderzoek te gaan doen wanneer de omstandigheden daarom vragen. De excellente financiering vraagdaarnaast weinig verantwoordingsplicht. Zelfs gedurende het uitvoeren van het onderzoek kunnen de onderzoekers vrij eenvoudig de opzet van het onderzoek veranderen. Ook kunnen ze een onderzoeksagenda voor de lange termijn opstellen. 

Dat alle onderzoekers die een excellente onderzoeksfinanciering krijgen op eenzelfde manier reageren, namelijk door meer autonomie ten opzichte van de afdeling en de universiteit te organiseren, is volgens de onderzoekers te verklaren door een algehele verschuiving in de onderzoeksfinanciering in het Nederlandse wetenschapssysteem. Die verschuift namelijk van structurele onderzoeksfinanciering naar concurrerende projectfinanciering. Wetenschappelijke groepen ervaren in toenemende mate schaarste in financiële middelen, wat de concurrentie in het verkrijgen van onderzoeksfinanciering opstuwt 

In deze situatie is het verwerven van excellente financiering met weinig verplichtingen zeer aantrekkelijk, omdat het leidt tot meer autonomie. Het vergroot de controle over de eigen onderzoeksagenda en het vergroot de flexibiliteit. Ook kan op die manier de onderzoeksagenda in een heel vakgebied mede beïnvloedenBijvoorbeeld omdat zij unieke en dure labs kunnen opzetten. 

Een kleine groep krijgt erkenning en autonomie 

Excellente financiering heeft niet alleen effect op de ontvangende onderzoeksgroep, maar heeft ook een veel breder effect op het hele wetenschapssysteem, zo schrijven de Leidse onderzoek. Een grote groep wetenschappers ondervindt nadeel van de concurrentie om een dergelijke beurs binnen te halen, terwijl slechts een klein deel van de wetenschappers profiteert van dit systeem en daadwerkelijk de nagestreefde erkenning en autonomie krijgt 

De profiterende onderzoeksgroepen kunnen echter wel aanzienlijk meer en anders onderzoek doen. Daarom zeggen de Leidse onderzoekers dat het onverstandig is om deze excellentiebeurzen helemaal stop te zetten.  

Verdeel het geld anders 

Als oplossing voor de problemen rondom excellente onderzoeksfinanciering suggereren de onderzoekers om excellente onderzoeksfinanciering niet als de wetenschappelijke standaard te zien. Zo zou het bedrag voor excellente onderzoeksfinanciering verlaagd moeten worden, en het geld dat daarmee wordt vrijgespeeld kan worden verdeeld over andere onderzoeksprogramma’s. 

Ook zouden universiteiten aangemoedigd moeten worden om het onderzoek op een gedifferentieerde wijze te belonen en te erkennen. Dat kan door open te staan voor verschillende opvattingen over kwaliteit en of prestaties – geheel in lijn met de discussie binnen de VSNU over anders erkennen en waarderen van wetenschappers, zo zeggen de onderzoekers.  

Pas de instructies aan voor beoordelingscommissies 

Ook zouden onderzoeksfinanciers de instructies voor beoordelingscommissies moeten aanpassen, zodat er niet alleen naar de citatieimpact van publicaties wordt gekeken. Ook zou de hoogte en de lengte van de financiering moeten worden aangepast aan het betreffende vakgebied. 

Dit vraagt van beleidsmakers, bestuurders en onderzoekfinanciers dat zij het begrip excellentie gaan heroverwegen. Daarbij moeten de belanghebbenden zich realiseren dat zij zelf de betekenis van excellentie bepalen. Daarom is het ook belangrijk dat zij alternatieve noties van excellentie ontwikkelen door het beleid, de financieringsarrangementen, maatstaven en indicatoren te veranderen. Relatieve factoren zoals rankings of eerdere toewijzingen van beurzen zouden daarbij slechts een marginale rol moeten spelen, vinden de onderzoekers.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK