Eerstegeneratiestudent met vwo-diploma ontwikkelt zich beter op het hbo

Nieuws | door Katie Digan
10 mei 2021 | Wanneer een student in het hoger onderwijs niet een opleiding op haar hoogst haalbare niveau volgt, kan dat positieve effecten hebben op haar ontwikkeling. Vooral eerstegeneratiestudenten met een vwo-diploma kunnen baat hebben bij het volgen van een opleiding aan een hogeschool, stellen onderzoekers van de Universiteit Maastricht en de University of Georgia. Ze doen dat op basis van een groot onderzoek onder de ontwikkeling van studenten tijdens hun eerste studiejaar.
Foto: Universiteit Maastricht (CC BY-SA 3.0)

Undermatching

De onderzoekers komen tot deze conclusie na een onderzoek waarin ze het fenomeen ‘undermatching’ bestuderen. Dit begrip komt uit de Amerikaanse context, waar grote verschillen bestaan in de selectie-eisen en toegankelijkheid van universiteiten. Er is sprake van undermatching wanneer studenten op een minder selectieve universiteit terechtkomen dan gezien hun academische prestaties mogelijk zou zijn.

Aangezien het volgen van een opleiding aan een selectievere universiteit meer kans geeft op het behalen van een diploma en daarmee meer succes op de banenmarkt, wordt undermatching vooral als een negatief fenomeen gezien. Omdat undermatching vaker voorkomt bij studenten met een lagere sociaal-economische status (SES), kan het bovendien sociale mobiliteit hinderen en ongelijkheid in stand houden. De onderzoekers van de Universiteit Maastricht en de University of Georgia stellen echter dat het niet wetenschappelijk bewezen is dat undermatching slechts negatieve effecten op studenten heeft en zij zich in die situatie niet ten volste kunnen ontwikkelen.

Met een vwo-diploma naar de hogeschool

Door een onderscheid te maken tussen ‘selectieve’ instituten (universiteiten) en minder selectieve onderwijsinstellingen (hogescholen), passen de onderzoekers de Amerikaanse theorieën over undermatching toe op de Nederlandse context. Het verschil in selectiviteit is in Nederland gebaseerd op de verschillende toelatingseisen die hogescholen en universiteiten hanteren.

In tegenstelling tot de Amerikaanse situatie, waarin hoger onderwijsinstellingen studenten selecteren op basis van verschillende gestandaardiseerde testresultaten, cijfers en een CV met buitenschoolse activiteiten, maakt in Nederland het middelbareschooldiploma het grootste verschil. Universiteiten laten enkel studenten met een vwo-diploma toe, terwijl hogescholen zowel studenten met een vwo- als een havo-diploma aannemen. In het Maastrichtse onderzoek telt een student als undermatched wanneer zij met een vwo-diploma een hbo-opleiding start; daarbij sluiten (‘matchen’) diploma en vervolgopleiding strikt gezien niet op elkaar aansluiten.

Undermatching en non-cognitieve ontwikkeling

De onderzoekers richtten zich in hun analyse niet op academische prestaties van studenten, maar op non-cognitieve ontwikkelingen zoals tevredenheid met de opleiding, motivatie en zelfeffectiviteit (vertrouwen in de eigen bekwaamheid) tijdens het eerste studiejaar. Deze non-cognitieve ontwikkelingen staan echter niet geheel los van de academische prestaties: uit eerder onderzoek blijkt dat deze ontwikkelingen een positieve invloed kunnen hebben op cijfers, overgang naar het tweede jaar van de studie, en een gevoel van verbondenheid met de onderwijsinstelling.

Meld u hier aan voor de ScienceGuide Nieuwsbrief

 

Op basis van eerdere onderzoeken identificeren de onderzoekers drie mogelijke verbanden tussen undermatching en non-cognitieve ontwikkeling. Een student wiens vooropleiding toegang geeft tot een selectievere opleiding dan zij heeft gekozen, kan door deze discrepantie gedemotiveerd raken omdat de opleiding niet uitdagend genoeg is. Daarnaast zouden het niveau en de motivatie van medestudenten effect kunnen hebben op de individuele student; wanneer zij omringd worden door studenten met veel motivatie en goede academische prestaties, kunnen zij zich daaraan optrekken. In het geval van undermatching kan dat een omgekeerd effect hebben. Een mogelijk positief effect van undermatching is het zogeheten ‘big-fish-little-pond’ effect; een student kan een beter zelfbeeld ontwikkelen wanneer zij zich vergelijkt met medestudenten die academisch minder sterk zijn.

Ontwikkeling van eerstejaarsstudenten

De onderzoekers gingen van ruim 14.000 Nederlandse studenten  na of zij in het eerste jaar van hun studie een positieve ontwikkeling op non-cognitief vlak hebben doorgemaakt. Ze gebruikten daarvoor data van de Startmonitor, een studentenenquête die tussen 2009 en 2015 in opdracht van het Ministerie van OCW onder willekeurig geselecteerde eerstejaarsstudenten aan alle Nederlandse hogeronderwijsinstellingen werd verspreid.

In de enquête werden antwoorden op vragen naar de non-cognitieve ontwikkeling van studenten gecombineerd met data over de sociaaleconomische status van de studenten. Zo keken de onderzoekers naar het inkomen en de arbeidsparticipatie van de ouders van de student, of het een eerstegeneratiestudent betrof, en of het middelbareschooldiploma en de vervolgopleiding ‘gematcht’ waren.

Tevredenheid met de opleiding

Uit de resultaten blijkt dat het volgen van een opleiding aan een undermatched instelling soms positieve, soms geen, maar nooit negatieve gevolgen voor de onderzochte non-cognitieve ontwikkelingen heeft. Undermatching heeft een positief effect op de ontwikkeling van tevredenheid met de opleiding wanneer dat wordt vergeleken met studenten die op een niveau studeren dat aansluit op hun middelbareschooldiploma. Opvallend is dat positieve non-cognitieve ontwikkelingen bij de bevraagde undermatched studenten vooral bij eerstegeneratiestudenten voorkwamen.

De achtergronden van studenten blijken ook van grote invloed op de onderzochte non-cognitieve ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zijn over het algemeen minder sterk bij studenten met een immigratiestatus of een (functie-)beperking. Studenten wiens ouders een bovengemiddeld inkomen hebben en studenten die zich als vrouw identificeren ontwikkelden gemiddeld juist meer academische zelfeffectiviteit, een van de gemeten non-cognitieve vaardigheden.

Een beter zelfbeeld

De onderzoekers concluderen dat er geen bewijs is dat studenten gedemotiveerd raken van een opleiding die strikt gezien onder hun niveau is, of negatieve effecten ondervinden van het omringd worden door academisch minder sterke medestudenten. De onderzoeksresultaten suggereren juist het tegenovergestelde: dat het zelfbeeld van een student, vooral een eerstegeneratiestudent, beter wordt wanneer zij studeert met mensen die een lagere vooropleiding genoten hebben (het ‘big fish-little-pond‘ effect).

Voor eerstegeneratiestudenten geldt wellicht dat een comfortabelere ervaring in het eerste studiejaar en sterkere non-cognitieve ontwikkelingen leiden tot meer academische successen in de toekomst, aldus de onderzoekers. Of dat ook het geval is moet nog onderzocht worden.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK