Mag de medezeggenschap meebeslissen over online proctoring?

Analyse | door Michiel Bakker
6 mei 2021 | Waar universiteitsbesturen in de komende tijd moeten beslissen of er ook volgend collegejaar zal worden gebruikgemaakt van online proctoring, blijft het onduidelijk wat de stem van de medezeggenschap daarin is. Opvattingen daaromtrent lijken af te hangen van de manier waarop online proctoring wordt gezien: betreft het alleen surveillance, of raakt het ook aan de privacy van studenten?
“Online proctoring heeft een geheel andere verschijningsvorm dan de traditionele surveillance”, aldus de commissie Deetman. Beeld: ©UG, photo: Marcel Spanjer.

Waar sommige beleidsmakers binnen het hoger onderwijs ook na de coronacrisis zouden willen gebruikmaken van online proctoring, staan veel studenten daar juist afwerend tegenover. Volgens LVSb-voorzitter Lyle Muns maken studenten zich zorgen over hun privacy en de manier waarop er met hun gegevens wordt omgegaan, vertelde hij onlangs tijdens een gesprek over proctoring.  

Ook het feit dat er data van studenten wordt opgeslagen stelt hen niet bepaald gerust, aldus Muns. “Het feit dat de AVG-regels worden gevolgd, zegt nog niet dat de data daarmee goed beschermd is. We hebben de afgelopen tijd genoeg digitale aanvallen op onderwijsinstellingen gezien. 

Dat online proctoring ook politiek gezien een hete kwestie is, blijkt wel uit het feit dat er sinds het begin van de coronacrisis al zestien keer Kamervragen zijn gesteld over de inzet en het gebruik van online proctoring. Recent heeft vooral de rol van de medezeggenschap in de besluitvorming over online proctoring de aandacht. Nu hoger onderwijsinstellingen ook beslissingen voor het komende collegejaar moeten gaan maken, is het de vraag in hoeverre medezeggenschapsorganen het gebruik van online proctoring binnen de instellingen kunnen tegengaan. 

Minster volgt lijn van rechtbank Amsterdam 

Tot op heden lijkt vooral een uitspraak van de rechtbank in Amsterdam in juni 2020 de invloed van de medezeggenschap in de weg te gaan. Daar spanden studentenraden van de Universiteit van Amsterdam (UvA) een kort geding aan tegen de inzet van online proctoring. Volgens de rechtbank vallen beslissingen over online proctoring onder de exclusieve bevoegdheid van de examencommissie. De medezeggenschap heeft namelijk geen instemmingsrecht op regels omtrent surveillance. Daarom wordt “voorshands aangenomen dat dat instemmingsrecht er ook niet is in geval van online surveillance”. De verschillende medezeggenschapsorganen hebben dus geen advies- of instemmingsrecht op deze bepalingen, aldus de rechtbank.  

Demissionair minister Van Engelshoven heeft tot nu toe bovenstaande lijn gevolgd. In antwoord op Kamervragen van GroenLinks-Kamerlid Lisa Westerveld liet ze onlangs weten dat de centrale medezeggenschapsraad geen inspraak heeft op de onderwijs- en examenregeling (OER). Aangezien online proctoring een manier is waarop instellingen fraude bestrijden, vindt besluitvorming daaromtrent plaats bij de examencommissie. Die beslist echter op decentraal niveau over de inzet van online proctoring. Zodoende meent de demissionair minister dat de medezeggenschap het gebruik van online proctoring niet rechtmatig kan tegenhouden. 

Servicedocument Hoger Onderwijs laat ruimte 

In het meest recent verschenen Servicedocument Hoger Onderwijs lijkt de demissionair minister echter toch wat ruimte te laten voor inbreng vanuit de medezeggenschap wanneer het besluitvorming omtrent online proctoring betreft. Daarin wijst ze erop dat de coronamaatregelen onderwijsinstellingen er soms toe nopen af te wijken van hun geldende onderwijs- en examenregeling, waaronder ook de organisatie van en surveillance bij toetsten valt. Wanneer van dat OER wordt afgeweken, bijvoorbeeld wanneer de surveillancemethode bij toetsing wordt aangepast of uitgebreid, dienen onderwijsinstellingen hun OER aan te passen. Waar nodig moet daarbij ook de medezeggenschap betrokken worden, staat te lezen in het Servicedocument. 

Meld u hier aan voor de ScienceGuide Nieuwsbrief

 

Concreter is echter de casus van de Radboud Universiteit, waar het Stichtingsbestuur onlangs besloot dat zowel de universitaire als de facultaire medezeggenschap inspraak moest hebben in besluiten aangaande online proctoring. Die uitspraak volgde op een geschil tussen het College van Bestuur (CvB) en de centrale medezeggenschap van de Radboud Universiteit. Het CvB was van mening dat de medezeggenschap geen instemmingsrecht had bij besluitvorming omtrent fraude-bestrijding. De medezeggenschap dacht daarover anders.  

Examencommissie niet bevoegd inzake privacy en gegevensverzameling 

In haar uitspraak liet het Stichtingsbestuur van de Radboud zich adviseren door een onafhankelijke commissie. Deze commissie werd voorgezeten door Wim Deetman, voormalig minister van Onderwijs en Wetenschappen en tevens oud-voorzitter van de Tweede Kamer. Die commissie wees erop dat online proctoring weliswaar surveillance betreft, maar wel een “geheel andere verschijningsvorm dan de traditionele surveillance” heeft.  

Zo behelst online proctoring de verwerking van persoonsgegevens en de verzameling van beelden, waardoor moet worden vastgesteld wie de gegevens en beelden mag zien en voor hoe lange tijd die beelden en gegevens worden bewaard. “Deze beslissingen gaan de bevoegdheden van de Examencommissie te buiten”, oordeelt de commissie Deetman.  

Daarnaast leidt online tentaminering met proctoring tot wijzigingen in de volgorde en volgtijdelijkheid van tentamens. Zo moeten onderwijsinstellingen ook alternatieve tentamengelegenheden zonder online proctoring aanbieden. Besluitvorming hieromtrent ligt “buiten het terrein van de bevoegdheden van de Examencommissies“, aldus commissie Deetman. 

De commissie oordeelde dat medezeggenschapsorganen binnen de Radboud instemmingsrecht hebben op besluiten aangaande online proctoring, aangezien de daaraan verbonden privacy-gevoeligheid de “veiligheid, gezondheid en het welzijn” van studenten aangaat. “Studenten verdienen daarom, ten aanzien van de wijze waarop besluiten dienen te worden genomen die zozeer hun privacybelangen raken en de besluiten die in het kader van de AVG aan de orde komen, het recht op medezeggenschap”, schrijft de commissie Deetman. 

Medezeggenschap heeft nog niet altijd instemmingsrecht 

Waar medezeggenschapsorganen binnen de Radboud Universiteit nu instemmingsrecht hebben, blijkt dit na navraag van ScienceGuide niet bij alle universiteiten het geval. Bij de Universiteit Leiden, de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit Maastricht en de Universiteit Utrecht hebben medezeggenschapsorganen namelijk geen instemmingsrecht.  

De medezeggenschapsorganen bij de Vrije Universiteit, de Universiteit Twente en de TU Eindhoven hebben wel instemmingsrecht op beslissingen aangaande online proctoring. Andere universiteiten hebben nog niet gereageerd op de navraag van ScienceGuide. Dat geldt niet voor de Rijksuniversiteit Groningen; daar wordt geen gebruik gemaakt van online proctoring 

Dat de medezeggenschap geen instemmingsrecht heeft op besluiten aangaande online proctoring, hoeft echter niet te betekenen dat de medezeggenschap niet wordt betrokken in de besluitvorming. Zo heeft de medezeggenschap bij de Universiteit Maastricht geen instemmingsrecht maar wel adviesrecht. Ook bij de Universiteit Utrecht worden besluiten aangaande online proctoring besproken in de Universiteitsraad, waarbij geregeld is tegemoetgekomen aan de wensen van studenten, laat een woordvoerder van de Universiteit Utrecht weten 

Universiteitsraad UU zou instemmingsrecht willen 

Marijn Baars, voorzitter van de studentengeleding van de Universiteitsraad van de Universiteit Utrecht, kan dat beamen. “Afgelopen zomer heeft het College van Bestuur (CvB) veel gesprekken met de Universiteitsraad (UR) gevoerd. Het CvB heeft ons toen uitgelegd waarom proctoring gebruikt wordt; daar zijn natuurlijk legitieme argumenten voor. Het stelde ons ook gerust dat het CvB uitsprak dat ook zij proctoring liever niet gebruiken en het zien als een laatste toevlucht. Die afstemming was dus goed, vertelt hij aan ScienceGuide. 

Dat die goede verhouding gemakkelijk verstoord kan worden, weet Baars inmiddels echter ook. “Bij twee faculteiten blijkt een tweede camera te worden gebruikt tijdens online proctoring, terwijl in de zomer richting de UR is gecommuniceerd dat de Universiteit Utrecht geen tweede camera’s zal gebruiken. Voor ons kwam dit dus als een totale verrassing. Ook de faculteitsraden waren hiervan niet op de hoogte. Het is alleen niet duidelijk wie nu heeft besloten om dat toch te doen. Ik geloof overigens dat ook het CvB hiervan niet op de hoogte was, want die hadden ons dan tenminste moeten informeren.  

Dergelijke voorvallen roepen bij Baars vragen over de rechten van de medezeggenschap op. “Ik zou er helemaal geen tegenstander van zijn wanneer wij als medezeggenschap hiervoor wat meer formele rechten krijgen. Ik vraag me wel af op welk niveau die rechten dan belegd moeten worden. Als Universiteitsraad zijn wij er natuurlijk om te waken over de privacy van studenten, maar zaken omtrent toetsten worden meestal op faculteits- of opleidingsniveau bepaald. Alle instemmingsrecht bij de Universiteitsraad beleggen en de andere medezeggenschapsorganen daarbuiten laten, is volgens mij ook niet de juiste weg.” 

Verdeel rechten over medezeggenschapsorganen 

Ook GroenLinks-Kamerlid Lisa Westerveld vindt dat de rechten van de medezeggenschap niet op één plaats moeten worden belegd. “Ik zou het goed vinden als de opleidingscommissie hierop adviesrecht heeft, want dit lijkt me iets dat op opleidingsniveau kan worden bepaald. Ik hoop dat er echter ook in de centrale medezeggenschap een bredere discussie zal plaatsvinden over privacy en de rechten van studenten. Dat is iets waarover op centraal niveau afspraken met het College van Bestuur moeten worden gemaakt. Dat past het best bij de taken van de verschillende geledingen”, vertelt ze aan ScienceGuide. 

Het is voor haar echter geen vraag of de medezeggenschap inspraak moet hebben. “Ik snap best dat zaken als surveillance bij de examencommissie liggen, maar dit gaat over meer dan surveillance”, zegt ze. “Ik verwacht dat er op een aantal plekken ook na de coronacrisis gebruikgemaakt zal worden van online tentamens, dus het is belangrijk dat instellingen samen met hun studenten nadenken over de omgang met privacy en online toetsing.” 

Inspraak is geen gunst, het is een recht 

Verder hekelt Westerveld het feit dat medezeggenschapsorganen zich nu moeten bezighouden met de vraag op welke besluiten zij instemmingsrecht hebben. “Als medezeggenschap wil je juist bezig zijn met de inhoud, en daaraan kom je niet toe wanneer je voortdurend moet steggelen over het kleine beetje inspraak”, benadrukt Westerveld. “Daarom vind ik het zo bezwaarlijk dat de regels omtrent medezeggenschap niet beter worden vastgelegd. Nu lijkt het alsof inspraak met betrekking tot online proctoring een gunst is, terwijl het een recht zou moeten zijn.” 

Volgens Westerveld raakt de kwestie van online proctoring sowieso een pijnpunt van de medezeggenschap. “Iedere keer dat er vanuit de Kamer pogingen worden gedaan om de rechten van de medezeggenschap uit te breiden, wordt er gezegd dat de wet niet per se aanpassing behoeft omdat instellingen al veel ruimte hebben om studenten te laten meepraten. Nu is er een keer iets waarvan het mij evident lijkt dat je studenten laat meepraten, en nu gebeurt het lang niet overal. Als de wet dan steeds niet wordt aangepast, verwacht ik vervolgens wel dat instellingen hun studenten die ruimte ook daadwerkelijk geven.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK