Onderwijssector heeft nog weinig grip op vaardigheden studenten

Interview | door Eva Baaren
19 mei 2021 | Binnen het hoger onderwijs is het ontwikkelen en toetsen van vaardigheden een veelbesproken thema. Maar welke kennis hebben we over de ontwikkeling daarvan, en wat doen de sectoren in het primair en voortgezet onderwijs daarmee? Dit en meer vroeg ScienceGuide aan onderwijseconoom Trudie Schils, die donderdag haar inaugurele rede houdt aan de Universiteit Maastricht.
““Een econoom is vooral geïnteresseerd in hoe mensen keuzes maken als er sprake is van schaarste. Dat kun je ook toepassen op het onderwijsdomein”, vertelt onderwijseconoom Trudie Schils. Beeld: Trudie Schils.

“Veel mensen weten niet wat een onderwijseconoom doet”, begint Schils, “maar het zit zo: een econoom is vooral geïnteresseerd in hoe mensen keuzes maken als er sprake is van schaarste. Sommige economen richten zich op monetaire vraagstukken, maar je kunt die manier van kijken ook op sociale vraagstukken toepassen. Dan stel je je dus de vraag waarom bepaalde mensen in eenzelfde situatie verschillende keuzes maken. Zo’n vraag kan je ook toepassen op het onderwijsdomein.”

“Als onderwijseconoom onderzoek je bovendien niet alleen het keuzegedrag van leerlingen en wat je daarmee moet, maar ook naar hoe je die dingen nou echt goed meet”, gaat ze verder. “Economen zijn namelijk nogal geobsedeerd door methoden en welke conclusies je uit een onderzoek kan trekken. Als je bijvoorbeeld een onderzoek tegenkomt waarbij het gedrag van twee groepen leerlingen is vergeleken, dan moet je je direct afvragen: zijn die groepen wel vergelijkbaar of spelen er nog andere mechanismes? Dat is heel waardevol voor vraagstukken over het onderwijs want niet iedereen heeft dat perspectief.”

Kansenongelijkheid

Dat Schils onderwijseconoom is geworden komt eigenlijk vooral voort uit haar wens om kansenongelijkheid te bestrijden, die ze al tijdens haar studie sociale wetenschappen had. Ze studeerde af op kinderarbeid en werkte met straatkinderen in Brazilië. Het onderwijs is volgens haar een belangrijk domein waarbinnen gezorgd kan worden dat mensen de kansen krijgen die ze verdienen.

Wat Schils fascineert is dat er in de onderwijssector echter veel aannames worden gedaan over wat een leerling kan, zonder dat daar bewijs aan ten grondslag ligt. Over de vraag of een kind van laagopgeleide ouders het wel of niet aankan om te gaan studeren bijvoorbeeld. Ook ontbreekt volgens haar in het middelbaar en primair onderwijs kennis over het niveau van een klas of een school ten opzichte van andere scholen. “Een vergelijking met landelijke toetsdata is niet genoeg”, zegt Schils, want die toetsen meten nu maar een heel klein stukje van wat je wil weten.”

Sociaal-emotionele vaardigheden

Schils’ onderzoeksdomein concentreert zich op ontwikkeling van vaardigheden en achtergronden van leerlingen in verschillende levensfasen, hoe die mede het succes van die leerlingen bepalen, en hoe de onderwijssector daarmee omgaat. Wat die vaardigheden betreft gaat het niet alleen om cognitie. Sociaalemotionele competenties zoals zelfregulering, openheid, verwachtingen en omgaan met onzekerheid spelen een grote rol.

Daarbij is het vooral de vraag welke vaardigheden van belang zijn en op welke leeftijden ze een rol spelen. “Je ziet tijdens deze bijvoorbeeld pandemie dat omgaan met onzekerheid een grote rol speelt bij studenten in het hoger onderwijs: sommige studenten gaan gewoon lekker door en anderen vinden het allemaal veel spannender. Ik ben benieuwd hoe dat zit in het primair en voortgezet onderwijs.”

“Ook kan je je afvragen”, gaat ze verder, “wanneer je mensen welke vaardigheid kunt aanleren. Al die 21e-eeuwse vaardigheden moeten ook nog in het onderwijs gepropt worden, en ik weet niet of het brein daar wel op elk moment voor openstaat. Er zijn allerlei studies die aangeven van niet, en ook wanneer wel. Dat moeten we goed zien te snappen.”

Schoolverlaters en eerstegeneratiestudenten

Maar onderzoek naar vaardigheden vergt meer dan een afvinklijstje met leeftijden, zo blijkt uit onderzoek van Schils en collega Ron Diris (Universiteit Leiden). De twee bestudeerden de vaardigheden van voortijdig schoolverlaters, en concludeerden dat de meeste vaardigheden waar deze kinderen op de basisschool al slecht in waren, op de middelbare school nóg slechter werden. Vaardigheden als waar de schoolverlaters eerst nog goed in waren geweest, waren bovendien ook verslechterd. “Dan vraag je je af: wat is er in de overgang naar het voorgezet onderwijs misgegaan?”, aldus Schils.

Uit twee andere onderzoeken, uitgevoerd door studenten van Schils, blijkt bovendien dat de bredere sociale omgeving een rol speelt in de ontwikkeling van bepaalde vaardigheden. Zo hebben ouders die geen hoger onderwijs hebben genoten minder vertrouwen in het leersucces van hun kinderen die wel hoger onderwijs genieten. En dat kan weer effect hebben op het zelfvertrouwen van die studenten, meent Schils. Binnenkort begeleidt ze een promovendus die verder onderzoek doet naar eerstegeneratiestudenten.

Meld u hier aan de ScienceGuide Nieuwsbrief

 

Keuzes van de onderwijssector

Ondertussen moeten onderwijsinstellingen en beleidsmakers constant keuzes maken in hoe we de vaardigheden van leerlingen monitoren en stimuleren. Op het gebied van cognitieve ontwikkeling doen ze volgens Schils het beter dan voorheen. “Er is nu heel veel aandacht voor een meer formatieve manier van evalueren van kinderen. Dat betekent dat docenten naar aanleiding van cognitieve toetsen ook samen met kinderen en ouders bespreken hoe het met ze gaat en wat ze nodig hebben. Vroeger kreeg je gewoon een vijf op je rapport en had je pech.”

Voor de sociaal-emotionele kant zijn zulke toetsen en gesprekken er echter nog niet. “Er is nog onvoldoende kennis over welke vaardigheden wanneer belangrijk zijn en wat er allemaal meespeelt, maar docenten hebben er meestal ook geen tijd voor om daaraan extra aandacht te besteden. Op de middelbare school heb je mentoruren, maar op de basisschool moet die tijd af van vakken als taal, rekenen of aardrijkskunde. Niet zo’n makkelijke beslissing dus, want wie zegt wat belangrijker is?”

Behalve kennis en tijd ontbreekt het in het onderwijs volgens Schils ook nog wel eens aan samenwerking. Die wordt namelijk wel gezocht binnen de sectoren van het primair, voortgezet en het hoger onderwijs, maar nog niet altijd ertussen. Dat is jammer, vindt Schils, want het pad dat scholieren bewandelen loopt juist van primair naar voortgezet naar middelbaar en hoger onderwijs.

Samenwerking op alle niveaus

De groeiende noodzaak die Schils zag in het ontwikkelen en verspreiden van nieuwe kennis voor beleidsmakers en docenten binnen alle onderwijssectoren zorgde ervoor dat zij en rector Rianne Letschert het tijd vonden voor een leerstoel. “Dat was niet iets dat ik lang vantevoren had bedacht”, zegt Schils. “Ik ben vanuit mijn betrokkenheid bij kansenongelijkheid een pad ingeslagen heb daarbij steeds gedaan wat ik dacht dat nodig was. Op een bepaald moment viel het me op dat ik eigenlijk als een hoogleraar bezig was, en dat het misschien tijd werd om er één te worden. Het is dus niet zo dat ik ooit heb gedacht: later wil ik professor worden.”

Met haar leerstoel wil Schils nieuwe kennis verwerven door theoretische en empirische onderzoekstradities binnen de onderwijseconomie te combineren, en ook door samen te werken met andere wetenschappelijke disciplines. “Eerder speculeerde ik over wat het brein aankan. Daar weet ik als econoom natuurlijk niks van, maar zo’n vraag is wel een goed voorbeeld van hoe belangrijk het is om met andere onderzoeksdomeinen samen te werken.”

Flexibiliteit

In het vinden van wetenschappelijke samenwerking zit nog wel een uitdaging, denkt de hoogleraar. “UU-collega Jan van Tartwijk zei tien jaar geleden in zijn oratie al dat er meer moest worden samengewerkt, maar de veranderingen komen maar langzaam op gang. Dat komt omdat je tijd en nieuwsgierigheid nodig hebt om elkaar te leren kennen. In de praktijk storten we ons meteen op het probleem en raken vervolgens geïrriteerd omdat die ander het op een andere manier doet. Wetenschappers zijn ook veel te veel getraind om kritisch te zijn op wat de ander doet. Daar komt nog bij dat tijdschriftredacties in de praktijk moeite hebben met multidisciplinair onderzoek, al zeggen ze dat ze ervan houden.”

Ondanks bovenstaande hobbels denkt Schils dat ze de gescheiden werelden van onderzoek en onderwijs via de inhoud dichter bij elkaar kan brengen. Een deel daarvan heeft ze al bewezen als projectleider in de Educatieve Agenda Limburg, een kennisinfrastructuur waarin onderwijsinstellingen samen streven naar meer kennisdeling tussen de sectoren. Maar Schils weet ook welke vaardigheden ze nodig heeft om te bereiken wat ze nog meer wil. “Een lange adem, nieuwsgierigheid, iets waardoor je die nieuwsgierigheid kan omzetten in daden, en vooral veel flexibiliteit”, aldus de hoogleraar.

De oratie van Trudie Schils is op donderdag 20 mei te volgen via deze livestream.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK