Prijzen voor individuele wetenschappers zijn te groot

Interview | de redactie
12 mei 2021 | Hoewel het Erkennen en Waarderen-programma een nieuwe vorm van onderzoeksfinanciering en -waardering voorstaat, wil de Nederlandse wetenschap wel hoog in de internationale lijstjes blijven staan, vertellen Jeroen Geurts en Rianne Letschert. Dat die lijstjes echter nog zijn gebaseerd op h-indexen en impact-factoren, oftewel de oude manier van erkennen en waarderen, levert een spanningsveld op. Ook de omgang met prijzen voor wetenschappers en onderzoeksgroepen behoeft verandering.
“Vanuit de onderzoeksfinancier zal er over drie jaar veel meer op team science gestuurd worden, veel meer grote onderzoeksconsortia die interdisciplinair denken en langdurig samenwerken”, voorspelt Jeroen Geurts. Beeld: Rianne Letschert en Jeroen Geurts.

Onderzoeksfinanciering op basis van excellentie is schadelijk voor de wetenschap, kopte ScienceGuide onlangs naar aanleiding van een wetenschappelijk onderzoek naar excellentiebeurzen. Jeroen Geurts en Rianne Letschert, respectievelijk voorzitter van ZonMw en rector van de Universiteit Maastricht, hebben daar echter hun vraagtekens bij. Volgens de twee trekkers van het Erkennen en Waarderen-programma is er namelijk al veel ten goede veranderd.  

“Het is goed dat dit wordt onderzocht, maar ik heb het idee dat het hier om een achterhoedegevecht gaat“, vertelt Jeroen Geurts in gesprek met ScienceGuide. “Veel van de in het artikel gedane aanbevelingen zijn precies dingen die we in het Erkennen en Waarderen-programma veranderen.” Aangezien de Nederlandse wetenschap zich nog in de transitie naar een andere wijze van erkennen en waarderen bevindt, begrijpt Geurts dat actueel onderzoek nog het ‘oude’ beeld naar boven haalt. Over drie jaar zal de wetenschap er echter anders uitzien, zegt hij.  

Team science heeft de toekomst 

“Vanuit de onderzoeksfinancier zal er dan veel meer op team science gestuurd worden, veel meer grote onderzoeksconsortia die interdisciplinair denken en langdurig samenwerken“, voorspelt Geurts. Aangezien deze consortia idealiter zullen bestaan uit mengsels van alfa-, bèta-, gamma- en medische wetenschappers, zal dat ook bekostigingsproblemen wegnemen. “Alfawetenschappers zullen minder afhankelijk zijn van excellentiebeurzen, omdat ze ook kunnen meedoen aan een thematisch medisch of natuurwetenschappelijk onderzoeksvoorstel.” 

Verder is Geurts van mening dat er over een aantal jaar veel minder op excellentiecriteria zal worden gehamerd. “We kijken nu al niet meer naar het aantal publicaties of citaties; over drie jaar zal dat dus geen rol meer spelen in het toekennen van financiering.” Daarmee zou het zogeheten Mattheuseffect, de omstandigheid dat een wetenschapper die al een prestigieuze beurs heeft gekregen ook veel eerder in aanmerking komt voor een nieuwe beurs, moeten worden tegengegaan.  

Meld u hier aan voor de ScienceGuide Nieuwsbrief

 

“Het Mattheus-effect stoort ons als financiers enorm,” erkent Geurts, “dus ik hoop zeker dat daarop effect te zien zal zijn.” Aangezien hij nog steeds commissieleden tegenkomt die h-indexen van wetenschappers als indicator van kwaliteit zien, is dienaangaande nog winst te behalen, vertelt Geurts. “Ook ik als voorzitter moet soms met de voorzitters van beoordelingscommissies in gesprek om hen ervan te overtuigen dat het beoordelen op publicaties en citaties echt niet de beste manier is om kwaliteit naar boven te halen. 

Erkennen en Waarderen trekt internationale aandacht 

Het Nederlandse Erkennen en Waarderen-programma trekt ook internationaal de aandacht, vertellen Letschert en Geurts. “In Europees verband hebben we veel gesprekken gehad met de European University Association (EUA)”, zegt Letschert. “Daar hebben we bij verschillende webinars opgetreden, wat ertoe heeft geleid dat er in de recente strategie ‘Universities without walls: A vision for 2030 hebben de ambities van het Nederlandse Erkennen en Waarderen programma dan ook een prominente plek gekregen. Dat wil men ook op het niveau van de Europese Commissie gaan bespreken.” 

 Letschert voegt daar nog aan toe dat Nederland niet het enige land is dat zich hiermee bezighoudt. “Ook in bijvoorbeeld Maleisië en Denemarken denkt men hierover na, en soms zijn zij zelfs veel verder dan wij.” 

Waardering voor onderwijs toegenomen tijdens coronacrisis 

Hoewel de coronacrisis de agenda van het Erkennen en Waarderen-programma enigszins heeft vertraagd, hebben de bijzondere omstandigheden ook nieuwe inzichten opgeleverd. Zo merkte men bij ZonMw dat team science ook nu al goed mogelijk is, vertelt Geurts. “Bij ZonMw en NWO hadden we 55 miljoen euro om uit te zetten aan COVID-programma’s. Dat moest heel snel, want er moesten snel resultaten zijn om de crisis te bevechten. Het ging vervolgens ook heel snel, en we merkten dat men het prettig vond om intensief samen te werken, over de disciplinaire hekjes heen.”  

In het coronagerelateerde onderzoek werd ook het belang van open science duidelijk. “Het bleek in de crisis heel belangrijk om snel en duidelijk data te kunnen delen”, vertelt Geurts. “Het is velen nu echt duidelijk geworden dat we meer aan open science moeten doen.” 

Doordat het onderwijs noodgedwongen naar een digitale omgeving moest worden verplaatst, is ook de waardering voor het geven van onderwijs toegenomen tijdens de coronacrisis, zegt Letschert. “De mensen die een grote drive lieten zien tijdens de omschakeling naar online onderwijs zijn grote voorbeelden binnen faculteiten geweest. Ik kan nu meteen mensen voor de geest halen die binnen de Universiteit Maastricht hele teams van docenten hebben meegenomen in die transitie en op didactisch en creatief gebied kartrekkers zijn geweest. Die worden nu op handen gedragen, terwijl je eerder moest vechten om erkenning voor onderwijstalenten te krijgen.” 

Verschillende opvattingen over belang van prijzen 

Eén van de zaken die aan de orde komt in het eerdergenoemde onderzoek naar excellentiebekostiging is de omvang van excellentiebeurzen; die zouden namelijk te groot zijn. Geurts deelt die opvatting. “Ik vind dat je die miljoenen niet allemaal aan enkele individuen moet geven. Van mij mogen die vaker richting onderzoeksconsortia gaan. Het is daarom mooi dat de Spinozapremie en de Stevinpremie van NWO – prijzen van 2,5 miljoen euro nu ook als teamprijs worden uitgereikt. Een prijs is leuk om te laten zien dat we trots op iemand zijn en diegene graag willen stimuleren, maar ik vind kleinere prijzen charmanter.”  

Waar Geurts minder belang hecht aan grote prijzen, ziet Letschert er juist een manier in om excellentie te stimuleren. “Ik ben niet per definitie tegen prijzen. Met het Erkennen en Waarderen-programma willen we meer balans krijgen tussen de verschillende domeinen waarbinnen onze wetenschappers werkzaam zijn, noem onderzoek, onderwijs, valorisatie en leiderschap. Dat betekent echter niet dat we minder excellente onderzoekers willen. Als Nederland willen we wel gewoon toponderzoek blijven doen. Als we daarnaast ook prijzen voor onderwijsprestaties gaan toekennen, kan dat volgens mij best effect hebben. 

Excellentie moet breder worden begrepen 

Bij haar pleidooi voor excellentie sluit Geurts zich aan, al plaatst hij daarbij de kanttekening dat het begrip van excellentie goed doordacht moet worden. “Het Erkennen en Waarderen-programma gaat nog steeds over de beste wetenschap; we willen als Nederland competitief blijven richting de rest van de wereld en bovenaan de lijstjes staan”, beaamt hij. “Het punt is echter dat je excellentie ook op andere manieren kunt meten dan kijken naar wie er in de hoogst aangeschreven bladen wordt gepubliceerd en wie het meest wordt geciteerd. Excellentie zou veel breder moeten worden ingevuld.” 

Dat de lijstjes waarop universiteiten beoordeeld worden vaak juist gebruikmaken van h-indexen van wetenschappers en de impactfactoren van tijdschriften waarin zij publiceren, erkent hij als een probleem dat nog moet worden opgelost. “We zitten nu in een tussenperiode,” meent hij, “want universiteiten geven aan wel hoog in die lijstjes te willen staan. Ook als land wil je toonaangevende wetenschap blijven leveren. In die beoordelingen moet dus echt nog iets veranderen.” 

Lokale afdelingen van De Jonge Akademie spelen belangrijke rol 

Daarbij is het hoopvol dat er ook bij de opstellers van dergelijke lijstjes interesse voor anders erkennen en waarderen waarneembaar is. “Ik heb bijvoorbeeld twee jaar geleden op een congres van Times Higher Education over dit onderwerp gesproken,” vertelt Letschert, “en een paar weken geleden werd ik ook benaderd door de wetenschappelijke uitgever Elsevier; ook zij willen meegaan in de beweging van Erkennen en Waarderen, en vragen hoe zij daarin een rol kunnen spelen. Dat hebben ze misschien nog niet volledig doordacht en toegepast, maar het feit dat ze interesse tonen en ons benaderen vind ik interessant.” 

Ondertussen spelen De Jonge Akademie en de lokale afdelingen daarvan een grote rol in de veranderingen bij universiteiten, zegt Letschert. “Het feit dat die lokale afdelingen de dialoog blijven aanjagen is enorm waardevol. Wanneer er bijvoorbeeld bij de Universiteit Maastricht iets gebeurt dat niet binnen het Erkennen en Waarderen-programma past, gaan ze er meteen op af, vragen ze gesprekken aan en schrijven ze brieven. Ook de jongere wetenschappers zien het als hun verantwoordelijkheid om deze verandering te dragen, en dat is wat je nodig hebt.” 

Toch zal de cultuurverandering nog tijd nodig hebben, beseffen Letschert en Geurts. “Het moet een verandering zijn op alle niveaus waarop het wetenschappelijke domein werkzaam is. Maar elk zaadje dat wij planten leidt hopelijk tot een volgende stap.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK