Data-verzameling sociale inclusie mag niet worden bepaald door gemak

Nieuws | de redactie
30 juli 2021 | Hoewel sociale inclusie steeds belangrijker wordt in nationaal en internationaal onderwijsbeleid, is het nog moeilijk om instellingen hierop met elkaar te vergelijken. Onderzoekers van de Universiteit Twente zoeken daarom naar internationaal toepasbare indicatoren waarmee dat wel kan. Ze waarschuwen daarbij voor gemakzucht wat betreft de dataverzameling, hoewel ze ervan uitgaan dat gemak de doorslag zal geven.
“Sociale inclusie krijgt immers een steeds belangrijkere plaats in beleid en rankings; hoe beter hoger onderwijsinstellingen dat oppakken, hoe beter ze bekend komen te staan.” Beeld: ESN (CC BY-NC 2.0)

Onderzoekers van de Universiteit Twente schrijven dat er nood is aan indicatoren op basis waarvan de inspanningen en prestaties van hoger onderwijsinstellingen wat betreft sociale inclusie met elkaar vergeleken kunnen worden. Hoewel sociale inclusie op vrijwel alle nationale en internationale onderwijsagenda’s staat, is er geen eenduidige opvatting van de term. Het is daarom nog moeilijk om in internationaal vergelijkende termen aan te geven in hoeverre een hoger onderwijsinstelling toegankelijk is voor alle aspirant-studenten. 

De Twentse onderzoekers hebben bekeken voor welke groepen het hoger onderwijs minder toegankelijk is en welke indicatoren moeten worden gebruikt om deze mindere toegankelijkheid te kwantificeren. Daartoe hebben de onderzoekers op basis van eerdere theorie, rankings, praktijkvoorbeelden en beleidsdocumenten een aantal indicatoren geselecteerd die vervolgens zijn voorgelegd aan belanghebbenden zoals beleidsmakers en studenten. Het theorie-onderzoek behelsde een systematisch literatuuroverzicht van 26 artikelen over sociale inclusie in het hoger onderwijs.  

Gemak mag niet de doorslag geven 

Vanwege verschuivende maatschappelijke normen en waarden is de betekenis van sociale inclusie in het hoger onderwijs gedurende de afgelopen tijd veranderd, schrijven de onderzoekers. Waar sociale inclusie eerst alleen naar de toegankelijkheid van het hoger onderwijs verwees, doelt de term nu op de gehele ervaring van een student met het hoger onderwijs. Zodoende vallen ook de werving van studenten, hun participatie en voortgang, hun studiesucces en hun eventuele nascholing onder sociale inclusie in het hoger onderwijs. Deels vanwege het gebrek aan internationaal vergelijkbare indicatoren richting de Twentse onderzoekers zich echter alleen op de toegankelijkheid. 

Hoewel veel hoger onderwijsinstellingen reeds data verzamelen met betrekking tot het gender en de leeftijd van studenten, moet de beschikbaarheid van de data er niet toe leiden dat men zich er blind op staart, benadrukken de onderzoekers. “Het is belangrijker te meten wat van waarde is dan te waarderen wat gemeten kan worden”, citeren zij.  Zo bleek uit Engels onderzoek dat hoger onderwijsinstellingen indicatoren met betrekking tot hun toegankelijkheid vooral kiezen op basis van beschikbaarheid. De kwaliteit van de meting kan daaronder lijden.  

Daarnaast blijkt dat er momenteel slechts twee initiatieven zijn die hoger onderwijsinstellingen internationaal met elkaar vergelijken op het gebied van sociale inclusie, schrijven de onderzoekers. Daarbij gaat het om de Times Higher Education Impact Ranking en de Australian Equity Ranking. Uit beide gevallen blijkt volgens de onderzoekers de moeilijkheid van een dergelijke vergelijking. Indicatoren kunnen namelijk per regio of per type ranking verschillen. Zo bestaan er veel verschillende definities van begrippen als ‘eerstegeneratiestudent’ of ‘sociaaleconomische achtergrond’ die vergelijkingen in een internationale context bemoeilijken.  

Zes groepen ondergerepresenteerde studenten 

Om de mening van belanghebbenden over indicatoren voor sociale inclusie in het hoger onderwijs te verzamelen, gebruiken de Twentse onderzoekers resultaten uit een onderzoek voor het U-Multirank project – “een multidimensionaal ranking– en transprarantiemiddel dat studenten, hoger onderwijsinstellingen en beleidsmakers in staat stelt de prestaties van hoger onderwijsinstellingen op meerdere gebieden met elkaar te vergelijken.” Bij het U-Multirank onderzoek waren voornamelijk studenten, nationale en internationale beleidsmakers en experts op het gebied van sociale inclusie betrokken. Aangezien de meeste betrokken belanghebbenden Europees zijn, zijn de opgedane inzichten vooral interessant voor Europese landen, schrijven de onderzoekers.  

De betrokken belanghebbenden kregen zes groepen voorgelegd die onder gerepresenteerd zijn in het hoger onderwijs; daarbij gaat het om instromers met een lage sociaaleconomische achtergrond, eerstegeneratiestudenten, studenten met een beperking, studenten met een migratie-achtergrond, etnische minderheden en oudere studenten.  

Voor elk van deze groepen werd een indicator voorgesteld die de belanghebbenden moesten beoordelen op hun relevantie, validiteit en uitvoerbaarheid. Zo wordt de indicator voor studenten met een beperking voorgesteld als ‘het aantal instromende studenten met een beperking als deel van het totale aantal instromers’ en is de indicator voor oudere studenten ‘het aantal instromende studenten dat ouder is dan 29 jaar als deel van het totale aantal instromers’.  

Gemak zal de doorslag geven 

Waar de experts in het U-Multirank project aangaven alle zes groepen van ondergepresenteerde studenten even belangrijk te vinden, gaven de betrokken studenten prioriteit aan eerstegeneratiestudenten, studenten met een lage sociaaleconomische achtergrond en studenten met een beperking. Daarnaast oordeelden de experts dat de voorgestelde indicatoren voldoen.  

Wel uitten de experts, gezien de verschillende definities en kwalificaties, zorgen over de mogelijkheid om de ondergerepresenteerde groepen internationaal te vergelijken. Ook kan de verzameling van bepaalde data bij wet verboden zijn in sommige landen; internationale vergelijkingen moeten dan wel van kanttekeningen worden voorzien.  

Hoewel niet alle betrokkenen bij het U-Multirank project prioriteit gaven aan bepaalde ondergerepresenteerde groepen studenten zal er wel prioritering plaatsvinden, voorspellen de onderzoekers. “Praktische afwegingen zoals de beschikbaarheid van data en wettelijke beperkingen zullen waarschijnlijk de prioriteit van groepen bepalen”, schrijven zij. Opvallend genoeg is dat een praktijk waarvoor ze eerder in het artikel waarschuwden door te zeggen dat de keuze in dataverzameling niet mag worden gestuurd door het al dan niet beschikbaar zijn van die data. 

Aandacht voor inclusie levert wat op 

Tot slot doen de onderzoekers enkele aanbevelingen voor bestuurders in het hoger onderwijs. Zo hebben zij de taak om ondergerepresenteerde groepen te identificeren en hun deelname aan het hoger onderwijs te vergemakkelijken. Daarbij zijn niet alleen studenten gebaat, ook hoger onderwijsinstellingen kunnen daarvan op de langere termijn de vruchten plukken, schrijven de onderzoekers. Sociale inclusie krijgt immers een steeds belangrijkere plaats in beleid en rankings; hoe beter hoger onderwijsinstellingen dat oppakken, hoe beter ze bekend komen te staan.  


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK