Studentevaluaties ongeschikt voor beslissing over arbeidscontract docent

Nieuws | de redactie
21 juli 2021 | Steeds meer leidinggevenden baseren besluiten over de loopbaan van docenten op studentevaluaties. Deze evaluaties zijn daarvoor echter ongeschikt, betoogt Iris Breetvelt van het Kohnstamm Instituut. Door deze handelswijze kan de kwaliteit van het onderwijs zelfs gevaar lopen.
“Studentevaluaties zijn geen valide meting van onderwijs- en docenteffectiviteit”, concludeert Breetvelt van het Kohnstamm Instituut. Beeld: Marcel Spanjer. ©UG

Waar studentevaluaties, vragenlijsten waarmee studenten het onderwijs en docenten beoordelen, aanvankelijk dienden om de onderwijskwaliteit te verbeteren worden ze inmiddels ook gebruikt als basis voor beslissingen over de loopbaan of aanstelling van docenten. Dat schrijft Iris Breetvelt van het Kohnstamm Instituut in een rapport waarin ze betoogt dat beslissingen over de positie van een docent juist niet op basis van studentevaluaties moeten worden genomen.  

In haar paper onderzoekt Breetvelt de waarde van studentevaluaties voor het verbeteren van de onderwijskwaliteit en voor het beoordelen van docenten. Deze studentevaluaties worden zijn georganiseerd omdat hoger onderwijsinstellingen de wettelijke plicht hebben de kwaliteit van hun onderwijs regelmatig te beoordelen. Ook het oordeel van studenten moet daarin worden meegenomen. 

Student is consument geworden 

De manier waarop de studentevaluaties worden gebruikt is aan verandering onderhevig geweest, beschrijft Breetvelt. Nadat de Wet modernisering universitair bestuur het new public management in het hoger onderwijs introduceerde en efficiëntie en rendement tot de belangrijkste maatstaven maakte, veranderde ook de blik op de student. “Studenten kregen de status van consumenten en onderwijs werd het product dat studenten afnamen.” 

Doordat ook het belang van rankings groter is geworden, maakte het ministerie van OCW prestatieafspraken en kwaliteitsafspraken met hoger onderwijsinstellingen, schrijft de Amsterdamse onderzoeker. Deze afspraken zijn gericht op het verbeteren van de onderwijskwaliteit en meten daarom de onderwijseffectiviteit. Aan de hand van die metingen kan worden bepaald of investeringen in de onderwijskwaliteit nodig zijn. “Het meten van onderwijsprestaties via studentevaluaties past in deze kwaliteitscultuur. De evaluatiefunctie verschoof daarmee van feedback naar verantwoording en grond voor personele besluiten.” 

Studentevaluaties zijn binnen het hoger onderwijs echter omstreden, legt Breetvelt uit. Waar de aanname bestaat dat studenten meer leren van goed gewaardeerde docenten, is het maar de vraag of studentevaluaties werkelijk onderscheid maken tussen goede en slechte docenten. Op basis van de theorie stelt Breetvelt dat dit niet het geval is, waarom studentevaluaties geen rechtvaardige basis voor de personele beoordeling van docenten zijn.  

Studentevaluaties zijn onbetrouwbaar 

Het eerste probleem met studentevaluaties is dat docenten bij wie studenten meer leren niet noodzakelijk beter worden gewaardeerd. Er blijkt namelijk geen verband tussen de prestaties van studenten en de waardering van de docent. Daarom kan er niet van worden uitgegaan dat docenten met betere studentevaluaties meer bijdragen aan de leerresultaten dan docenten met slechtere studentevaluaties. 

Meld u hier aan de ScienceGuide Nieuwsbrief

 

Het tweede probleem is het feit dat studentevaluaties onbetrouwbaar zijn als meetinstrument voor het functioneren van een docent. Waar studentevaluaties onderwijseffectiviteit willen meten, wordt maar een gedeelte van die meting bepaald door de factor ‘docent’. Daarnaast is de variantie, de mate waarin de waarden onderling verschillen, in studentevaluaties maar ten dele te verklaren door die factor ‘docent’. Zo wordt ook een deel van de uiteenlopende waarden verklaard door kenmerken van studenten die de evaluaties invullen.  

Studenten zijn slechte beoordelaars 

Niet alleen de persoonlijke kenmerken van studenten beïnvloeden de resultaten van de studentevaluaties, ook de persoonlijke kenmerken van docenten hebben hierop invloed. Zo blijkt dat mannelijke docenten door zowel vrouwelijke als mannelijke studenten beter worden beoordeeld in studentevaluaties, legt Breetvelt uit. “Ook worden docenten met een niet-westerse achtergrond lager beoordeeld.” De studentevaluaties worden zodoende beïnvloed door vooroordelen met betrekking tot het geslacht en de herkomst van docenten – zaken die niet van belang zijn bij het beoordelen van de kwaliteit van hun onderwijs.  

Ook de fysieke aantrekkelijkheid van docenten blijkt van flinke invloed op studentevaluaties, zij het niet als vooroordeel maar als correlerende factor. De fysieke aantrekkelijkheid en het charisma van een docent lijken de studentevaluaties zelfs zodanig te beïnvloeden dat zich een halo-effect voordoet, waarbij een positief gewaardeerd kenmerk van een docent ook tot een betere waardering van andere kenmerken leidt.  

Studenten zijn kortom slechte beoordelaars van veel dimensies die onderdeel zijn van studentevaluaties, stelt Breetvelt. “Studenten kunnen wel over kwaliteitsaspecten zoals verstaanbaarheid en aanspreekbaarheid van de docent oordelen, maar niet over diens vakkennis en didactiek.”  

Daarnaast zijn studenten slechte beoordelaars van hun eigen leerproces. De illusoire voorstellingen die zij hebben van goed en effectief onderwijs komen tot uitdrukking in de studentevaluaties, aldus Breetvelt. “Studenten menen dat expliciet georganiseerde colleges, gelikt gepresenteerd door enthousiaste docenten met veel visualisaties, leerzaam zijn. Deze onderwijskenmerken hangen echter niet samen met betere studieprestaties. Effectieve didactieken die daar wel mee samenhangen, zoals in herinnering roepen van reeds verworven informatie en actief leren, worden door hen niet onderkend.” 

Gebruik niet alleen studentevaluaties bij beslissingen over loopbaan 

“Studentevaluaties zijn geen valide meting van onderwijs-en docenteffectiviteit”, concludeert Breetvelt daarom. “Er is volstrekt onvoldoende samenhang tussen studentevaluaties en studieprestaties als objectieve maat voor onderwijseffectiviteit. Bovendien hangen studentevaluaties te zeer samen met biasfactoren die los staan van onderwijseffectiviteit.” 

Hoewel veel leidinggevenden studentevaluaties gebruiken als grond voor beslissingen over de loopbaan van een docent, zijn deze evaluaties daarvoor dus ongeschikt. Sterker nog, wanneer dergelijke knopen alleen op grond van studentevaluaties worden doorgehakt, zal dit tot onrechtvaardige besluiten leiden. Omwille van de betrouwbaarheid heeft een dergelijk besluit namelijk “studentoordelen over 6 tot 8 cursussen met minstens 10 beoordelaars per cursusgroep nodig en liefst de complete historie van studentevaluaties per docent”, baseert Breetvelt zich op eerder onderzoek.  

Daarnaast kan de onderwijskwaliteit in gevaar komen wanneer leidinggevenden hun beslissingen baseren op studentevaluaties, waarschuwt Breetvelt. Docenten zullen daardoor eerder geneigd zijn hun onderwijs zodanig in te richten dat het beter wordt gewaardeerd in studentevaluaties. Zo kunnen docenten ervoor kiezen de studielast te verlagen, coulanter te zijn in hun beoordelingen en hun lessen zo in te richten dat studenten het prettig vinden, terwijl de kwaliteit van hun onderwijs daar niet bij gebaat is.  


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK