Houd ruimte in literatuurlijst voor inbreng studenten

Nieuws | de redactie
26 augustus 2021 | Wees alert op binair taalgebruik, persoonlijke voornaamwoorden, representatie in voorbeelden, koloniale perspectieven, literatuurselecties en grapjes: de handleiding ‘Inclusief hoger onderwijs met betrekking tot seksuele en genderdiversiteit’ helpt docenten om de inclusie binnen het hoger onderwijs te verbeteren.
“Niet alleen het taalgebruik moet winnen aan inclusie, ook de aanwezigheid van allerhande seksuele oriëntaties en genderidentiteiten in het curriculum moet worden verbeterd.” Beeld: Twitter Utrecht University.

Onlangs is in opdracht van Student Pride Nederland een handleiding ontwikkeld die docenten in het hoger onderwijs helpt met het ontwikkelen van een inclusieve onderwijsomgeving. De handleiding is erop gericht situaties te voorkomen die onplezierig of kwetsend zijn voor niet-heteroseksuele studenten of studenten met een andere genderidentiteit. Met genderidentiteit bedoelt men “het innerlijk gevoel een jongen, een meisje, beide of noch jongen, noch meisje te zijn”, schrijven de opstellers van de handleiding. 

De handleiding bevat allerhande tips, adviezen en voorbeelden die zijn verzameld aan de hand van negentien interviews met LHBTI+-studenten. Ook hebben de opstellers gekeken naar goede voorbeelden binnen het hoger onderwijs. Daarnaast is de handleiding op verschillende momenten van het proces voorgelegd aan docenten van verschillende opleidingsrichtingen; de feedback van de docenten is verwerkt in de gepubliceerde versie van de handleiding.  

Inclusief taalgebruik 

Eén van de onderwerpen die in de handleiding wordt besproken is inclusief taalgebruik, “een manier van spreken waarbij iedereen in de groep zich voelt aangesproken; niet alleen mensen die binnen een bepaalde norm vallen”, aldus de opstellers. “Hiermee kunt u voorkomen dat u bepaalde mogelijke incorrecte aannames doet over iemands seksuele oriëntatie en/of genderidentieit.” 

De eenvoudigste manier om inclusiever te spreken is het simpelweg vermijden van binaire woorden zoals ‘vader en moeder’, ‘vriend of vriendin’ en ‘jongens of meisjes’. In plaats daarvan kan men ‘ouders’, ‘partner’ of ‘studenten’ gebruiken, laten de opstellers zien. Daarnaast kan het helpen om studenten in het meervoud aan te spreken in bijvoorbeeld een studiehandleiding; zo hoeft er geen sprake te zijn van ‘hij/zij’ wanneer het over een student gaat, maar kunnen alle studenten onder de non-binaire meervoudsvorm ‘zij’ worden aangesproken.  

Voorstellen met persoonlijke voornaamwoorden 

Ook een voorzichtige omgang met persoonlijke voornaamwoorden zoals ‘hij’ en ‘zij’ is onderdeel van inclusief spreken, leggen de opstellers van de handleiding uit. Niet iedereen wil worden aangesproken met ‘hij’ of ‘zij’; daarom is het belangrijk dat alle studenten de mogelijkheid krijgen om aan te geven hoe ze willen worden aangesproken. Dat kan bijvoorbeeld tijdens een voorstelrondje gebeuren, opperen de opstellers, maar een docent die zich daarbij niet prettig voelt kan dergelijke informatie ook laten invullen in een digitaal formulier.  

Het inclusieve gehalte van een omgeving wordt ook bevorderd wanneer docenten zelf de persoonlijke voornaamwoorden noemen waarmee ze willen worden aangesproken, zeggen de opstellers. Zodoende wordt het delen van persoonlijke voornaamwoorden van voorkeur genormaliseerd, iets wat ook gebeurt door bijvoorbeeld het vermelden van persoonlijke voornaamwoorden onder een e-mail. 

‘Ombouwen’ klinkt lomp en weinig respectvol 

Wie inclusiever wil spreken, doet er goed aan bepaalde termen te vermijden, leggen de opstellers van de handleiding uit. Zo kan men het als onplezierig ervaren wanneer er over ‘een LHBTI’, ‘een biseksueel’ of ‘een intersekse’ te spreken. De seksuele oriëntatie of genderidentiteit van een student is namelijk slechts één van de kenmerken van een student, waarom het beter is dergelijke termen te gebruiken als bijvoeglijk naamwoord in plaats van de gehele identiteit van een student binnen één term te vangen.  

Ook termen zoals ‘een transgender’ of ‘omgebouwd’ moeten worden vermeden wanneer iemand inclusief wil spreken, schrijven de opstellers. In plaats van ‘transgender’ te zeggen, is het beter om te spreken over ‘transpersoon’; het woord ‘ombouwen’ klinkt “lomp en weinig respectvol” en dient daarom te worden vermeden.   

Gebruik soms ‘hen’ of ‘die’ in voorbeelden 

Niet alleen het taalgebruik moet winnen aan inclusie, ook de aanwezigheid van allerhande seksuele oriëntaties en genderidentiteiten in het curriculum moet worden verbeterd, geven de ondervraagde studenten aan. Die zichtbaarheid kan worden vergroot door rolmodellen aan te trekken waarin studenten die nu niet worden gerepresenteerd zichzelf terugzien. Zulke rolmodellen kunnen zich binnen het docententeam bevinden, bijvoorbeeld een docent die transman is, maar ook het uitnodigen van LHTBI+-personen voor gastcolleges is een genoemd advies van de opstellers. Daarbij benadrukken ze dat het gastcollege van een LHTBI+-persoon niet over seksuele oriëntaties en genderidentiteiten hoeft te gaan; ook allerhande experts of ervaringsdeskundigen kunnen immers LHTBI+ zijn. 

Meld u hier aan voor de ScienceGuide Nieuwsbrief

 

Daarnaast kan het curriculum worden verbeterd door gebruikte voorbeelden en casussen aan te passen. “Dit kan bijvoorbeeld door in toetsen of opdrachten af en toe het persoonlijke voornaamwoord ‘hij’ te vervangen met ‘die’ of ‘hen’, en in het geven van voorbeeldzinnen kan men bijvoorbeeld af en toe ‘Bob houdt van Bill’ gebruiken in plaats van ‘John houdt van Mary’”, schrijven de opstellers. Waar dergelijke voorbeelden niet voor elk curriculum vanzelfsprekend toepasbaar zijn, is daaraan meestal toch een mouw te passen. Zo zou het curriculum van een bedrijfskundeopleiding een casus kunnen bevatten over een bedrijf dat corrigerende onder- en badkleding maakt voor mensen die zich in het uiterlijk van het andere geslacht willen verplaatsen, opperen de opstellers.  

Een goed voorbeeld van inclusie in het curriculum vinden zij bij de Erasmus Universiteit, waar men zich binnen de opleiding geneeskunde inspant om meer aandacht aan de specifieke medische behoeften van transgender of non-binaire personen te besteden. Ook probeert men daar LHTBI+-personen in casussen niet altijd medische behoeften toe te wijzen die vooral onder bij LHBTI+-personen voorkomen. 

Laat studenten selectieve literatuurlijst aanvullen 

Een ander onderdeel van het curriculum dat vaak kan worden verbeterd is de literatuurlijst van vakken, schrijven de opstellers. Daarbij verwijzen ze naar de ‘Toolbox Diversiteit in Onderwijs’ van de Universiteit Utrecht, die docenten helpt kritisch naar de samenstelling van hun literatuurlijst te kijken. Het is mogelijk dat sommige perspectieven daarin onevenwichtig worden belicht, wat de lijst een zekere theoretische vooringenomenheid geeft. Literatuur over onderbelichte perspectieven kan daarom worden toegevoegd om de lijst evenwichtiger te maken.  

Ook het ‘dekoloniseren’ van de literatuurselectie krijgt aandacht in de Utrechtse toolbox. Zo roept hun toolbox docenten op om te overwegen of hun literatuurselectie bijdraagt aan een dekoloniaal perspectief en een dekoloniale praktijk die de koloniale geschiedenis en de blijvende erfenis daarvan in hun eigen discipline erkent en bekritiseert. Ook wordt docenten die deze toolbox gebruiken gevraagd of het materiaal in de cursus uitsluitende perspectieven en machtsrelaties reproduceert die het product zijn van koloniale en imperialistische grondvesten van wetenschappelijke instituten of deze juist blootlegt en in staat stelt hierbij kritische vragen te stellen. 

“De kans is groot dat het onmogelijk is om een literatuurselectie te maken die uw hele wensenlijst voor een gebalanceerde en inclusieve literatuurlijst omvat”, beseffen de opstellers. “Het gaat erom dat de lijst goed geïnformeerd is en dat u in staat bent om uw keuzes en de selectiviteit van het materiaal toe te lichten aan collega’s en studenten.” Wanneer er nog perspectieven ontbreken, kunnen collega’s of studenten wellicht zelf de ontbrekende literatuur aandragen, opperen de opstellers. 

Daartoe kunnen docenten een aantal plaatsen in de literatuurlijst leeglaten en studenten vragen zelf literatuur mee te nemen. Het is hoe dan ook belangrijk om transparant te zijn over de literatuurselectie, schrijven de opstellers. Daarbij is het niet erg wanneer docenten of studenten stelling nemen; “we willen dat bepaalde gemarginaliseerde auteurs gelezen worden”, aldus de opstellers.  

Niet iedereen vindt grapjes grappig 

De handleiding vraagt verder van docenten om zich niet te vaak neutraal op te stellen in kwesties die de seksuele oriëntatie of de genderidentiteit van studenten betreffen. Wanneer zij niet tot handelen overgaan in het geval van kwetsende opmerkingen of uitsluitend gedrag, kan dat worden omgeschreven als ‘schadelijke tolerantie’. Van docenten wordt daarom gevraagd uitschelden, pesten of intimidatie onmiddellijk aan te pakken, het slachtoffer te steunen en de daders verantwoordelijk te houden. 

Ook wordt docenten gevraagd zich bewust te zijn van het feit dat grapjes van henzelf of van studenten kwetsend kunnen zijn. “Wat door de een wordt gezien als een grapje, wordt door de ander gezien als discriminatie. (…) Of iets discriminatie is, wordt bepaald door het effect van de grap. Wat de grappenmaker bedoelde, is niet van belang.” Docenten moeten daarom goed letten op de reactie van een student aan wie de grap is gericht en deze student wellicht op een later moment vragen of die de grap als kwetsend ervoer.   


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK