Vermijd in het hoger onderwijs woorden als jongens en meisjes of vader en moeder

Nieuws | door Frans van Heest
4 augustus 2021 | Het kan ook normaal of zelfs leuk zijn om queer te zijn; het is niet alleen maar ellende. Gebruik in de casuïstiek in het hoger onderwijs seksuele en genderdiversiteit daarom eens niet als een probleem, zo is de oproep van Student Pride Nederland.
Bijeenkomst Pride University met Chantal van der Putten en
Bijeenkomst Pride University met Chantal van der Putten en Luna Pols.

Hoe moet men als docent in het hoger onderwijs omgaan met een steeds meer diverse studentenpopulatie op het gebied van seksualiteit en gender? Dit werd onlangs besproken tijdens de bijeenkomst van Pride University in het Student Hotel in Amsterdam, een bijeenkomst die werd georganiseerd in het kader van de Pride Week. Pride University is een initiatief van Amsterdamse hoger onderwijsinstellingen Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit en de Hogeschool van Amsterdam.  

De bijeenkomst werd gepresenteerd door Chantal van der Putten, voorzitter van Student Pride Nederland, een organisatie die wil bijdragen aan een veilig studieklimaat voor studenten ten aanzien van seksuele en genderdiversiteit. In het dagelijks leven is zij opleidingscoördinator bij de Rotterdam Academy van de Hogeschool Rotterdam. Zij presenteerde samen met student Luna Pols een onderzoek naar een nieuwe toolbox voor seksuele en genderdiversiteit binnen hoger onderwijs curricula. 

Hoger onderwijs weet niet hoe hiermee om moeten gaan

Het idee voor een toolbox voor het hoger onderwijs kwam van Student Pride Nederland; die kregen veel vragen van verschillende onderwijsinstellingen die een meer inclusief curricula wilden aanbieden. “Deze onderwijsinstellingen wisten niet hoe zij dat moesten aanpakken,” vertelde Luna Pols, “dus mijn opdracht was om een product te ontwikkelen dat docenten kan ondersteunen om te komen tot een meer inclusief curriculum op het gebied van genderdiversiteit.” 

Meld u hier aan de ScienceGuide Nieuwsbrief

Pols legde uit dat er wel veel aandacht is voor diversiteit in het hoger onderwijs, maar dat het daarbij vaak gaat om culturele diversiteit. Diversiteit wat betreft seksualiteit en gender ontbreekt daarom nog vaak in de beleidsplannen van universiteiten en hogescholen. “Dit is een onderwerp dat je steeds moet meenemen in alle beleidsplannen. Vaak wordt dat beperkt tot culturele diversiteit, seksuele- en genderdiversiteit blijft daar soms nog een beetje op achter.” 

Er is helemaal geen curriculum dat aansluit bij deze groep 

Dat er meer aandacht moet komen voor LHBTI+ studenten komt ook omdat steeds meer studenten zich daarmee identificeren, legde Pols uit. “Bij de jonge generatie Z is het percentage dat zich niet met de klassieke sekse- en genderverhouding identificeert drie keer zo groot in vergelijking met de generatie X, die geboren is tussen 1961 en 1980. Veel docenten komen uit deze generatie X. Het is dan ook niet meer dan logisch om beter met deze groep jongeren om te gaan in het onderwijs. Want nu is er helemaal nog geen curriculum dat aansluit bij die divers wordende groep jongeren.” 

Voor haar onderzoek heeft Pols gesprekken gevoerd met studenten van verschillende instellingen. “Voor het onderzoek heb ik negentien interviews afgenomen met LHBTI+ jongeren van verschillende opleidingen en in verschillende steden. Ik heb gevraagd naar de behoefte naar inclusief onderwijs en ook op het gebied van gender en seksediversiteit. Ook hebben we gekeken naar de pijnpunten; waar gaat het wel goed en waar kunnen opleidingen van elkaar leren?” 

Inclusief en exclusief taalgebruik 

Uit die gesprekken kwamen verschillende problemen aan de orde waar LHBTI+ studenten tegenaan lopen, legde Pols uit aan het publiek van ongeveer dertig mensen. “Iedereen ervaart uitsluiting of inclusie anders. Maar een onderwerp dat vaak terugkwam was inclusief en exclusief taalgebruik. Dan kan het gaan om voorkeur voor voornaamwoorden zoals ‘hij’ en ‘zij’, of hoe iemand genoemd wil worden en hoe je daar het gesprek over kunt aangaan.” 

Pols legt uit dat de toolbox een overzicht bevat met woorden die men beter niet kan gebruiken. “Er zijn woorden die als kwetsend kunnen worden ervaren, zoals ‘omgebouwd’ in plaats van ‘transitie’. We hebben een schema met woorden die als onprettig kunnen worden opgevat en met suggesties hoe je dat beter kunt verwoorden, ook met een uitleg waarom.”  

Alles in het meervoud in de studiehandleidingen 

Chantal van der Putten vulde aan dat zij als opleidingscoördinator ook rekening houdt met taalgebruik.  “Wat ik zelf heb toegepast is om in studiehandleidingen alles in het meervoud te zetten. Zodat studenten in het meervoud worden aangesproken en je ‘hij’, ‘zij’ of ‘die’ kunt vermijden. Dat spreken in meervoud werkt heel erg goed.” 

Van der Putten vertelde daarbij dat het belangrijk is om de genderidentiteit niet te noemen in het aanspreken van een groep. “Beter kun je zeggen ‘wat fijn om jullie weer te zien’, in plaats van ‘jongens en meisjes’ of ‘dames en heren.’ In het begin is dat misschien een beetje onwennig, maar we merken dat het eigenlijk heel snel went om op die manier te spreken. Wat wij ook vaak adviseren is het om over ‘ouders’ te hebben en niet over vader en moeder. Of als iemand verliefd is, vraag dan ‘op wie ben je verliefd?’ in plaats van ‘hoe heet hij of zij?’ Probeer daar veel meer op te letten.”  

Mannen op ouderwetse universiteiten  

Een ander voorbeeld dat Luna Pols aansneed ging over literatuurlijsten. “Veel studenten vinden het belangrijk om zichzelf terug te zien in het curriculum, dat wat zij leren ook over hen gaat. Denk aan de literatuurlijst, dat daar niet altijd witte mannen op staan die op ouderwetse universiteiten hebben gestudeerd. Daar kunnen ook andere perspectieven worden aangeboden.”  

Een ander probleem waar LHBTI+ studenten tegenaan lopen is de problematisering van het sekse- en gendervraagstuk, zo bleek uit het onderzoek van Pols. “Wat vaak genoemd werd was de negatieve associatie die gebezigd wordt in de lessen als het gaat om seksuele of genderdiversiteit. Vaak gaat het om de problemen, terwijl het ook gewoon normaal of zelfs leuk kan zijn om queer te zijn, het is niet alleen maar problemen en ellende.”  

Een homoseksuele man hoeft niet altijd seropositief te zijn 

De Rotterdamse opleidingscoördinator Van der Putten zei dat het daarom belangrijk is om in de voorbeelden in het onderwijs hier rekening mee te houden. “Als het bij de opleiding geneeskunde om een homoseksuele man gaat, dan hoeft het niet altijd meteen te gaan over dat die seropositief is. Dus zorg dat mensen met een seksueel of genderdiverse achtergrond in zijn algemeenheid voorkomen in de casuïstiek. Niet alleen als er iets vervelends mee aan de hand is. Het is heel belangrijk dat wij als queer-personen deelnemen aan het reguliere leven en dat wij niet alleen een probleem zijn in de casussen in het onderwijs.” 

Vanuit het publiek werd gevraagd hoe de docenten in het hoger onderwijs enthousiast kunnen worden gemaakt voor de toolbox. Van der Putten zei dat deze aanpak alleen kan slagen als docenten intrinsiek gemotiveerd zijn om met dit thema aan de slag te gaan. “Je kunt als manager of directeur tegen een docent zeggen ‘dit vinden wij heel belangrijk.’ Maar dan is het maar de vraag of een docent intrinsiek gemotiveerd is om er iets mee te doen. Heeft hij überhaupt de motivatie om inclusief onderwijs te geven en om een inclusieve omgeving te scheppen? Dat geldt niet voor elke docent, hoe jammer dat dat ook is. Daar hebben we wel een weg te gaan. Niet alleen over deze vorm van inclusiviteit, maar ook over alle vormen van inclusiviteit.”  

Ik vind het eigenlijk onzin  

Een docent moet zelf de motivatie hebben om dit aan te pakken, anders werkt het niet, zo zei Van der Putten – en daar kan de toolbox een heel goed middel voor zijn. “Als een docent zegt ‘ik moet het van mijn manager, maar ik vind het eigenlijk onzin’, dan werkt het juist averechts.’ Iemand moet het wel een beetje willen om hier iets meer mee te doen wil het ook echt werken. En als iemand maar een beetje wil, dan is de toolbox geweldig, dan werkt het wel.” 

Aan het eind de bijeenkomst benadrukte de oprichter van Student Pride Nederland dat zij al veel positieve reacties heeft gekregen op deze toolbox. “Universiteiten en hogescholen uit het hele land hebben wij bijeengekregen. Die hebben interesse getoond van Groningen tot aan Maastricht, Nijmegen, Amsterdam; die zijn aangesloten geweest bij dit traject. Dit komt dus al volop op gang.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK