Onderzoekend vermogen is ontwerpend vermogen

Pleidooi voor een nieuwe focus

Opinie | door Herman Blom & Nico van der Sijde & Martin Struik
26 oktober 2021 | De aandacht voor het onderzoekend vermogen van hbo-studenten is vaak te academisch ingestoken, vinden Herman Blom, Nico van der Sijde en Martin Struik. Zij pleiten ervoor het begrip 'onderzoekend vermogen' in het hbo te vervangen door 'ontwerpend vermogen'. "De beroepspraktijk vraagt om afgestudeerde professionals die de werkelijkheid niet alleen verklaren en begrijpen, maar vooral ook veranderen", schrijven ze, waarbij ze betogen dat studenten daartoe beter in staat zijn wanneer ze een ontwerpend vermogen ontwikkelen dan wanneer ze alleen een onderzoekend vermogen ontwikkelen.
Bij NHL Stenden Hogeschool vormt de ontwerpgericht benadering de basis van het onderwijsmodel Design Based Education. Beeld: ScienceGuide.

Door de invoering van lectoraten, zo’n twintig jaar geleden, heeft het praktijkgericht onderzoek binnen het hoger beroepsonderwijs zich sterk ontwikkeld. Ook is er steeds meer aandacht gekomen voor het onderzoekend vermogen van hbo-studenten in de bachelor, de master en de Ad. De invulling daarvan is soms echter nogal academisch; ontwerpprocessen krijgen zodoende te weinig aandacht. In deze bijdrage pleiten wij voor het hanteren van het begrip ‘ontwerpend vermogen’ in plaats van ‘onderzoekend vermogen’. Ook schetsen wij de consequenties van dit begrip voor de ontwikkeling van de hbo- curricula en de beoordeling van de hbo- studenten.  

Aandacht voor onderzoekend vermogen van studenten 

Academisch onderzoek aan universiteiten richt zich meestal op witte vlekken in de theorie, terwijl praktijkgericht onderzoekt in het hbo zich richt op verbetering en innovatie van de beroepspraktijk. Toch zijn afstudeerscripties in het hbo nog vaak vormgegeven als academische scripties. Ook is onderzoek in hbo-curricula vaak verankerd als ‘academisch onderzoek doen’, draaiend om methoden en technieken die de student in het latere beroep geheel niet nodig heeft (Andriessen, 2014). Geen wonder dat studenten niet altijd goed begrijpen waarom ‘praktijkgericht onderzoek’ een plaats heeft in hun curriculum en wat zij eraan kunnen hebben in hun latere beroep. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

 

Andriessen en Losse leverden richtinggevende bijdragen aan de discussie over het eigen karakter van praktijkgericht onderzoek binnen het hoger beroepsonderwijs. Daardoor kwam de nadruk te liggen op onderzoekend vermogen van de studenten. Praktijkgericht onderzoek doen wordt in het concept onderzoekend vermogen niet alleen gekoppeld aan onderzoeksvaardigheden (en dan de onderzoeksvaardigheden die de student wél kan gebruiken in het latere beroep), maar ook aan het kunnen beoordelen van praktijkrelevante onderzoeksresultaten en de onderzoekende houding van de student.  

‘Onderzoekend vermogen’ wordt door Andriessen en Losse gepositioneerd als competentie die essentieel is voor de moderne hbo-professional, zowel in de bachelor als de master. Studenten in het hbo worden immers niet opgeleid tot academische onderzoekers, maar wel tot onderzoekende professionals die dankzij hun onderzoekend vermogen bijdragen aan de ontwikkeling en innovatie van hun beroep. Daarbij past ook dat hun praktijkgericht onderzoek tot betere beroepsproducten moet leiden, zoals Losse heeft laten zien (2018). Haar inzichten zijn samen met die van Andriessen al een mooie stap voorwaarts. Volgens ons is het nu echter tijd voor een extra stap naar voren: in het hbo zouden we onderzoekend vermogen gekoppeld willen zien aan beroepsproducten in de vorm van ontwerpen.  

Nieuwe focus op ontwerpgericht onderzoek 

Beroepsproducten zijn er in vele soorten en maten; denk bijvoorbeeld aan een nieuw marketingcommunicatieplan waardoor de marketingcommunicatie verbetert, maar ook aan nieuwe richtlijnen en handvatten voor verbetering van de klantgerichte wijkzorg of aan een nieuw en betere lesplan voor een grote schoolklas met veel etnische diversiteit. Al deze beroepsproducten zijn bedoeld om de discrepanties tussen hoe het is en hoe het zou moeten te verhelpen.  

Precies die veranderambitie is onderdeel van de term ‘ontwerp’. De term ‘ontwerp’ wordt niettemin in veel hbo-opleidingen niet gebruikt. Bovendien verhindert – zoals gezegd  de academische insteek binnen het hbo het leren van benaderingen die horen bij ontwerpen aan de hand van de interventiecyclus, namelijk de combinatie van diagnosticeren, ontwerpen en veranderen. We zien in de elementen van de interventiecyclus juist de oriëntatie op oplossingen van specifieke problemen in specifieke situaties – precies datgene wat het praktijkgerichte hbo-onderzoek zo waardevol maakt. Daarbij moet goed onderbouwd zijn dat oplossingen in de concrete situatie werken, hoe ze werken, en waarom en onder welke voorwaarden ze in andere contexten zouden werken.  

Daarom pleiten wij ervoor het nieuwe begrip ‘ontwerpend vermogen’ te hanteren in het hbo. ‘Ontwerpend vermogen’ definiëren wij als het vermogen om innovatieve beroepsproducten te creëren die daadwerkelijk bijdragen aan specifieke probleemoplossingen en wel op basis van deugdelijk onderzoek in het kader van de interventiecyclus. Dit ontwerpend vermogen sluit dus aan bij de behoeften van de beroepspraktijk, want bedrijven en organisaties vragen steeds vaker om niet alleen analyses en verklaringen, maar ook om adviezen waarmee zij aan de slag kunnen, en soms om ontwerpen en implementatie van innovaties.  

De beroepspraktijk, waarvoor hogescholen hun studenten opleiden en op wie ze zich richten in het praktijkgericht onderzoek, vraagt dus om afstudeerscripties die meer bieden dan alleen een analyse vanuit de theorie. De beroepspraktijk vraagt om afgestudeerde professionals die de werkelijkheid niet alleen verklaren en begrijpen, maar vooral ook veranderen. Bedrijven en organisaties vragen dus om beroepsproducten en professionals die daadwerkelijk bijdragen aan veranderingen en verbeteringen in hun bedrijven en organisaties.  

De ‘creatieve sprong’ 

Bij design research wordt van de studenten verwacht dat zij met creatieve oplossingen komen, die eerder een substantiële bijdrage leveren aan de praktijk (en de veranderbehoefte van die praktijk) dan aan de theorievorming. Design Research en vooral Design Thinking leggen extra nadruk op divergeren, namelijk het genereren van verschillende ideeën, soms door het inzetten van creatieve denktechnieken om het brein uit het patroon te halen en nieuwe invalshoeken te creëren.   

Het divergente wordt aangevuld met convergent denken, namelijk het analyseren, evalueren en tegen elkaar afwegen van deze verschillende ideeën en invalshoeken. Met een ontwerpgerichte manier van onderzoek kunnen organisaties dus beter worden ondersteund met veranderingen en innovaties. Cruciaal in het denken over ontwerpen en ontwerpend vermogen is bovendien de zgn. creatieve sprong. In design research wordt van de studenten verwacht dat hun creatieve oplossingen eerder een substantiële bijdrage leveren aan de praktijk dan aan de theorievorming. Met een ontwerpgerichte manier van onderzoek kunnen organisaties worden ondersteund met veranderingen en innovaties. Cruciaal in het denken over ontwerpen en ontwerpend vermogen is de zgn. creatieve sprong.  

Een ontwerp is een interventie die de werkelijkheid verandert. De ontwerper creëert altijd iets wat er nog niet is en wat ook niet zomaar uit de bestaande werkelijkheid kan worden afgeleid. Daarmee is “ontwerpen altijd een exploratie van het mogelijke” (Van Aken, J. & Andriessen, D. (2011), p. 49-50 en Blom, H. & Van Lanen, B. (2021), p. 54-58). Precies dat vraagt niet alleen om logica en analyse, maar ook om verbeeldingskracht. Dat verklaart waarom we spreken van een ‘creatieve sprong’; van een ‘sprong’ omdat de oplossing niet automatisch en lineair volgt uit een diagnose van het probleem in de nu bestaande context, en van een ‘creatieve’ sprong omdat er voor die sprong verbeeldingskracht nodig is. 

Zo wordt begrijpelijk dat het ontwerpgerichte onderzoek niet uit een nieuwe methodologie bestaat. De ontwerpgerichte benadering is juist te zien als een strategie om een organisatie zo concreet mogelijk te verbeteren. Ontwerpstrategieën blijken per domein te kunnen verschillen en bestaan uit de gerichte keuze uit een uitgebreide set van onderzoeksmethoden en andere methoden om gemeenschappelijke inzichten te creëren. Er zijn zeker vijf ontwerpstrategieen te onderscheiden: de analytische, relationele, functionele, expert- en evolutionaire strategie ( Blom en Van Lanen, 2021).  

De creatieve sprong verschilt per strategische benadering 

Bij elke strategie zal de creatieve sprong anders verlopen. In de analytische strategie wordt van een lineair proces van ontwerpen uitgegaan dat start met een grondige diagnose. In de relationele strategie ziet de ontwerper zich als verbinder die inzichten van betrokkenen wil benutten. De functionele strategie is die waarin de ontwerper op zoek is naar gebruikerservaringen teneinde een prototype te construeren en te verbeteren. De expertstrategie staat de expertise en creativiteit van de ontwerper zelf centraal, terwijl in de evolutionaire strategie de ontwerper probeert gemeenschappelijke ontwerpprocessen te faciliteren.  

Door deze strategieën te onderscheiden kunnen we ook gelijk zien dat de interventiecyclus per strategie anders wordt ingericht en zeker niet altijd met een diagnose begint. Bovendien komt de creatieve sprong in elke ontwerpstrategie op een eigen manier tot stand. Anders dan in de doorgaans aangenomen lineaire afloop van de klassieke interventiecyclus (die met analyse en diagnose begint) zijn er ook andere volgordes en andere strategieën denkbaar. Er loopt dus niet een enkele, logische, enig mogelijke en sluitende route van diagnose naar ontwerp. Er zijn ook andere volgordes en andere strategieën en daarmee andere vormen en processen van creatieve sprongen denkbaar.  

Draagvlak creëren? 

Voor de in veel praktijkgericht onderzoek belangrijke processen van draagvlak creëren of afstemmen op gebruikers of belanghebbenden heeft de situationele benadering van ontwerpen veel gevolgen. Het proces van draagvlakcreatie verloopt bij de verschillende ontwerp strategieën verschillend. De ‘expert’ doet dat anders dan de ‘functionalist’. Het zijn ook vaak andere persoonlijkheden, mensen met een verschillende statuur. 

De onderzoeker/ontwerper werkt soms al vanaf de diagnose-fase aan draagvlak voor de onderzoeksopzet. In de relationele strategie gebeurt dat bijvoorbeeld door bij veel belanghebbenden na te vragen wat huns inziens het probleem is en welke oorzaken het heeft. Vervolgens worden in samenspraak met deze belanghebbenden de eisen en kenmerken geformuleerd waaraan een oplossing voor het probleem moet voldoen.. In andere gevallen, zoals bijvoorbeeld de functionele ontwerpstrategie, zal de onderzoeker dat pas in de ontwerpfase doen door bijvoorbeeld prototypes te testen bij diezelfde belanghebbenden. Soms wordt pas het resultaat van de creatieve sprong van de ontwerper getoetst op draagvlak of gebruikerservaringen (expertstrategie).  

Beoordeling en begeleiding 

Voor begeleiders en beoordelaars van de ontwerpende student zal er het een en ander gaan veranderen wanneer het ontwerpend vermogen centraal komt te staan in het hbo. Ze zullen met hun poten in de klei (van de organisatie) moeten gaan; zowel de student als de docent gaan zich immers meer bezighouden met de vraag of het product (het ontwerp, de interventie) zou kunnen werken of niet, en of het proces op weg naar de oplossing goed is ingestoken. Om de student een weg te laten vinden, is daarbij nauwe samenwerking met de praktijkbegeleider nodig.  

De beoordeling zal daarmee veel meer een situationele beoordeling worden, aangezien ook het ontwerp situationeel is. Als begeleider en als beoordelaar zullen proces en product situationeel moeten worden ingeschat; “ja, dit waren in déze situatie goede keuzes, want…..”. Zeker bij het gebruik van verschillende ontwerpstrategieën kan de inrichting van een goed beroepsproduct nogal verschillen. Daarvoor moet ruimte zijn in de beoordeling. Vast structuren in een waarderingsformat leiden er immers toe dat 1) de focus bij de beoordeling komt te liggen op de structuur van het product; en 2) met het inrichten van het format de studenten de creatieve uitdaging ontnomen wordt om andere structuren te verkennen en gebruiken. Zeker waar het gaat om exploratief onderzoek, waarbij de creatieve sprong een essentieel aspect is van de ontwikkeling van de student, is het jammer om dat pad af te snijden. 

Pleidooi voor het begrip ‘ontwerpend vermogen’ 

Wij pleiten ervoor om ‘onderzoekend vermogen’ te gaan hernoemen als ‘ontwerpend vermogen’ en om – geheel en al in lijn daarmee- de benaderingen die daarbij passen goed te verankeren in het curriculum. Wordt daarmee de aandacht voor het onderzoeken vermogen van de hbo-student weer opgegeven? Nee, júist niet. De aandacht voor onderzoekend vermogen past uitstekend binnen de recente aandacht voor ontwerpend vermogen. Onderzoekend vermogen maakt intrinsiek deel uit van ontwerpend vermogen, kun je zeggen. Ontwerpend vermogen kan daarmee worden gezien als het geheel aan kennis-, onderzoeks- en creatieve vaardigheden waarmee een ontwerp wordt ontwikkeld dat als beroepsproduct op een succesvolle wijze in de organisatiepraktijk kan worden gebruikt.  

De praktijk laat overtuigend zien dat het mogelijk is om studenten een ontwerpend vermogen te doen ontwikkelen door een andere afstemming in het onderwijs. Her en der in den lande zijn er hbo-opleidingen waarin het ontwerpen al duidelijk is gepositioneerd. Zo heeft NHL Stenden hogeschool enkele jaren geleden zelfs alle opleidingen aangezet zich te verhouden tot ontwerpend vermogen, met daarbij de doelstelling studenten tijdens het gehele curriculum op te leiden in de zin van ontwerpgericht leren (design based education en design based research).  

Ook bij de Hanzehogeschool laat bijvoorbeeld de Masteropleiding Healthy Ageing zien hoe het leerproces van studenten en docenten zich kan oriënteren op succesvolle innovaties. Ook andere hogescholen zullen vergelijkbare voorbeelden kunnen noemen. Dat kunnen er nog veel meer worden, als de hbo-instellingen vanaf nu ‘ontwerpend vermogen’ gaan profileren en verankeren in hun curriculum. Wij delen graag de lessen en ervaringen met de lezers.  

We nodigen u daarnaast uit voor een online platformbijeenkomst op woensdag 8 december van 09:00 tot 11:00. Aanmelden kan bij sonja.schuil@nhlstenden.com.

Referenties 

Herman Blom : 

Lector Onderzoek bij NHL Stenden Hogeschool en docent bij de Hochschule Osnabrück.

Nico van der Sijde : 

Beleidsmedewerker praktijkgericht onderzoek Hanzehogeschool.

Martin Struik : 

Lid kenniskring van het Lectoraat Onderzoek van NHL Stenden Hogeschool.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK