Ook als topopleiding moet je het roer soms volledig omgooien

Nieuws | door Ramon van Doorn
1 oktober 2021 | De opleiding Fysiotherapie aan de HAN is volledig omgegooid. Alle leerjaren zijn samengevoegd en studenten hebben de vrijheid om zelf te bepalen hoe ze leren. Dit is niet gedaan omdat de opleiding er slecht aan toe was; integendeel, volgens de Keuzegids hbo is het al jaren een topopleiding. Toch waren er goede redenen om te innoveren.
Fysiotherapie is een heel praktisch beroep, waar ouderwetse toetsing niet meer geschikt voor was. Beeld: Laura Artal via Pixabay.

Marjo Maas en Niki Stolwijk, beiden zowel docent als onderzoeker bij de HAN, hebben meegeholpen aan de nieuwe opzet van de opleiding Fysiotherapie. “We zijn begonnen uit een soort onvrede over de toetsing”, vertelt Maas. “Fysiotherapie gaat echt over handelen, en studenten werden getoetst op kennis en een performance assessment waar ze praktische handelingen in drie kwartier moesten laten zien. Daar waren ze vaak enorm zenuwachtig voor, en eigenlijk wisten we al jaren dat het daardoor niet zo betrouwbaar was.”

Vanwege deze onvrede is gekozen om programmatisch toetsen in te zetten. “Daarin ben je al vanaf het begin bezig met het verzamelen van bewijzen van ontwikkeling”, vertelt Maas. “Studenten laten dan voortdurend zien hoe ver ze zijn, en dat leidt tot meer betrouwbare beslissingen over studenten. Daarmee kwam een digitaal portfolio, en daarnaast moesten studenten veel vaker feedback vragen aan andere studenten en aan docenten. Toen kwamen we er eigenlijk al snel achter dat onze didactiek en leeromgeving niet meer up to date waren om dit allemaal te kunnen doen.”

Meld u hier aan voor de ScienceGuide Nieuwsbrief

 

Het programmatisch toetsen was echter niet vol te houden zonder veranderingen in het curriculum aan te brengen, vertelt Stolwijk. “Waar we tegenaan liepen is dat de feedbackmomenten buiten het normale curriculum vielen, want we hadden gewoon nog onze klassikale lessen. Daar was helemaal geen tijd voor binnen werktijd. Na anderhalf jaar zijn we daarom begonnen met het ontwikkelen van een projectplan met daarin het nieuwe curriculum, en dat is nu vanaf september gestart.”

Stilstaan is achteruitgaan

Toch was de grote verandering niet zonder risico, vertelt Maas. “Wij zijn al jaren een topopleiding, en we liepen dus best wel een risico door alles om te gooien. Dat leidde dus ook tot vragen vanuit het bestuur. Wij willen echter gewoon meegaan met de toekomst, door toekomstbestendig onderwijs te verzorgen dat aansluit bij de beroepspraktijk. Het beroep waarvoor we opleiden verandert, en daarop willen wij anticiperen. Heel veel mensen zeggen dat innovatie niet altijd verbetering is, maar wij hebben genoeg wetenschappelijke kennis in huis om ons onderwijs kritisch te evalueren op korte en lange termijn. Dat gaan we dan ook zeker doen, we willen daar heel reflectief in zijn.”

Ook wisten de docentonderzoekers al enigszins wat de gevolgen van de verandering zouden zijn. Vanaf het studiejaar 2015-2016 konden studenten namelijk al kiezen tussen het reguliere onderwijs en de zogenaamde Deltastroom, een pilot waarbij studenten al in vrijheid konden kiezen op welke manier ze de gestelde leerdoelen wilden halen.

Studenten moeten zwemmen

Studenten Karlijn Snoeijs en Stan van der Loop zitten allebei in het vierde jaar van de opleiding, maar alleen Snoeijs zat in de Deltastroom. Hun ervaringen in de eerste weken met de nieuwe opzet zijn dus ook heel anders. Snoeijs merkt bijvoorbeeld op dat in de Deltastroom gekozen werd voor vrijheid, terwijl die keuze nu weg is. Dat kan voor sommige studenten lastig worden, denkt ze, aangezien er studenten zullen zijn die meer structuur nodig hebben.

Volgens Van der Loop leverde dit dan ook chaotische taferelen op bij de eerstejaars. “Als je van de middelbare school komt, dus uit het oude schoolsysteem, kun je hier het gevoel krijgen dat je zo in de zee gedumpt wordt. Het wordt na de eerste vijf weken wel wat duidelijker, maar studenten hadden in het begin echt het gevoel van ‘waar ben ik aan begonnen?’”

Toch denkt Snoeijs dat het ook met deze studenten wel goed zal komen. “Er waren aan het begin van mijn eerste jaar ook studenten die heel veel structuur nodig hadden en dat niet kregen. Toch is het ook met hen goed gekomen, en zij geven vaak aan dat het juist geholpen heeft om van hun uitstelgedrag af te komen.”

Ontwikkelingen zijn nooit klaar

Ondanks de pilot merken de studenten dat het begin nog niet altijd even soepel loopt. Ze hebben soms dan ook het gevoel dat de opleiding nog in een testfase zit. “Ik denk vooral dat het belangrijk is voor zowel beginnende studenten als begeleidende studenten om te begrijpen wáárom dit allemaal gebeurt”, zegt Snoeijs vanuit haar ervaringen in de pilot. “Ik kan die visie uitdragen, dat studenten moeten zwemmen en dat het allemaal goedkomt, maar als je niet weet waarom dit gebeurt, snap ik best dat je het als een enorme puinhoop ervaart.”

Stolwijk herkent dit. “Studenten zwemmen nu inderdaad wel een beetje, doordat de overstap van de havo naar deze manier van leren erg groot is, maar aan de andere kant geven we die studenten ook lang de tijd om te wennen aan de nieuwe manier van leren. Zo zijn er ook studenten die het gewoon gaan doen, en dat is wel heel mooi om te zien.”

Dat leren hoort er ook bij volgens Maas. “We hebben een ontwerpgerichte aanpak gekozen, dus het hele ontwerp en het hele proces is samen met studenten en docenten ontwikkeld. Dat betekent ook dat we nooit klaar zijn.”

Van fouten kan je leren

Eén van de verbeterpunten die de studenten noemen is de voorlichting van nieuwe studenten. Maas moet lachen wanneer dat onderwerp ter sprake komt. “Daar hebben we zeker steken laten vallen. We waren iets te enthousiast over alle veranderingen. Dat waren we vergeten goed te communiceren, maar het komende jaar wordt dat heel anders. We gaan online en face to face proefstuderen aanbieden en zorgen voor goede voorlichting.”

“Vorig jaar wisten we zelf ook nog niet zo goed hoe het ging lopen”, vult Stolwijk aan. “Wel ongeveer, maar nog niet helemaal. We hebben door corona eigenlijk een enorme versnelling gemaakt. De open dagen waren online, dus de studenten konden eigenlijk niet zo goed zien wat er allemaal gebeurt. Dat is voor ons zeker een leerpunt geweest.”

Uitleggen is de beste manier van leren

Een andere grote verandering van het nieuwe systeem is dat klassen niet meer ingedeeld zijn per jaarlaag. Er is nu één grote klas waar alle jaarlagen in zitten. Die grote klas bestaat uit zo’n 120 studenten die weer onderverdeeld zijn in groepjes van 9 à 10 studenten. Deze groepjes bestaan voornamelijk uit eerste- en tweedejaars studenten, en worden begeleid door ouderejaars. Er wordt dan ook wat extra druk gelegd op de ouderejaars, vertelt Van der Loop. “Dat is niet helemaal de bedoeling, maar persoonlijk merk ik dat wel. We moeten wel wat meer doen, hoewel dat misschien ook aan mezelf ligt. Je merkt gewoon dat de beginnende studenten wat sturing missen in hun onderwijs, en ik ben dan wel zo iemand die heel graag wil helpen.”

Toch denkt de vierdejaars dat het ook voor hemzelf veel oplevert. “Als ik vragen krijg over de stof, moet ik soms ook weer even graven en nadenken over hoe ik het moet uitleggen. Zo reproduceer je het weer en krijg je alle details ook voor jezelf weer scherp.”

Dit was dan ook de bedoeling van deze verandering, vertelt Stolwijk. “Je leert nergens zoveel van als van iets uitleggen aan iemand anders. Het geeft de gelegenheid aan ouderejaars om hetgeen zij in hun eerste jaren geleerd hebben nogmaals te activeren en uit te leggen, en tegelijkertijd ontwikkelen ze daarmee hun professionele- en coachingsvaardigheden. Die zullen ze in de beroepspraktijk ook nodig gaan hebben.”

Maas vult aan dat studenten hun kennis in het eerste en tweede jaar enorm ontwikkelen, maar dat ze die kennis in het derde en vier jaar soms kwijtraken doordat ze hun tijd dan meer besteden aan minoren, scripties en stages dan aan theorie. “Soms hebben ze in het vierde jaar zelfs minder kennis dan in het tweede jaar. Dat vonden wij zorgwekkend, en we hopen dat deze opzet helpt om die kennis op termijn beter te laten beklijven.”

Docenten als coaches

Hoewel veel van de begeleiding van oudere studenten komt, zijn docenten misschien nog wel crucialer dan bij andere opleidingen. Zo heeft elk groepje een docent als begeleider, vertelt Van der Loop. “Daarmee heb je eens per week een vergadering over wat je allemaal gaat doen deze week, waar je staat en welke leerdoelen je hebt. Ook de ouderejaars hebben dus een vast aanspreekpunt; wij worden niet zomaar in het diepe gegooid.” “Al lijken ze soms afwezig,” vult Snoeijs aan, “we worden wel begeleid in het proces van de chaos. Ze doen het bewust, en ze hebben overal hun redenen voor.”

Stolwijk bevestigt dat docenten erbovenop zitten, al kan dat soms anders lijken. “Je bent eigenlijk leercoach van die groep. Je hebt als docent wat dat betreft dus niet echt een inhoudelijke rol, maar daarnaast zijn er wel praktijkmomenten, online momenten en workshops waarin je als docent de expert bent. Als studenten daarheen willen, kan dat, maar ze hebben ook de ruimte om zelf te oefenen met hun studiegenoten. Er is in deze opzet dus een grote variatie aan werkvormen en rollen die een docent aanneemt.”

Uiteindelijke kennis blijft hetzelfde

Het is daarnaast aan docenten om ervoor te zorgen dat studenten toch alle benodigde kennis meekrijgen, vertelt Snoeijs. Onderdeel van het programmatisch toetsen, waarmee het allemaal begonnen is, is namelijk dat studenten voor een toets geen bindende cijfers ontvangen. “Het idee is dat het niet één harde lijn hoeft te zijn, want iedere student is anders; maar je moet geen studenten laten doorstromen die onvoldoende kennis hebben. Daar moet dus goed op gelet worden.”

Hierdoor vraagt Van der Loop zich wel af of het diploma dat zij gaan krijgen evenveel waard is als het diploma dat de nieuwe studenten gaan krijgen. “Doordat ze zo anders toetsen, weet ik niet of de kennis die zij meekrijgen hetzelfde is als de kennis die wij meekrijgen, en of het eindniveau hetzelfde is.”

Volgens Maas is deze zorg echter nergens voor nodig. “Ze krijgen allemaal gewoon een volwaardig diploma fysiotherapie. We hebben in portfolio’s duidelijk gedefinieerd wat we daarin willen zien, daarin zitten gewoon minimale vereisten verwerkt. We zitten in een beroep waarbij we het aan de maatschappij verplicht zijn om mensen op te leiden die aan de beroepscode voldoen, die veilig kunnen handelen. We hebben het curriculum dus opgebouwd in toenemende complexiteit. De leeruitkomsten per blok staan dus vast, maar de route daarnaartoe is vrij.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK