Taalbeleid van universiteiten kan een politiek middel zijn

Nieuws | de redactie
27 oktober 2021 | Waar het hoger onderwijs in Nederland steeds verder verengelst, spannen andere Europese landen zich juist in om de eigen taal in het hoger onderwijs te behouden, bleek tijdens een internationaal symposium over de verengelsing van het hoger onderwijs bij de Universiteit Maastricht. Daar werd zowel de verengelsing in Nederland als het taalbeleid van universiteiten in Estland en Letland besproken.
De Universiteit van Tartu in Estland, één van de Baltische staten waar de zeggenschap over het taalbeleid van universiteiten bij de overheid ligt. Beeld: Riina Varol (CC BY-NC 2.0)

Vorige week vond een online symposium plaats over de voor- en nadelen van de wereldwijde verengelsing van het hoger onderwijs. Het symposium werd georganiseerd door de Universiteit Maastricht en de vereniging Integrating Content and Language in Higher Education (ICLHE). Onderzoekers uit vrijwel elk continent namen deel aan het symposium.  

Debat over verengelsing in Nederland kan nuance gebruiken 

De Universiteit Maastricht is bij uitstek een universiteit die geschikt is om een symposium over verengelsing in het hoger onderwijs te organiseren, legde rector Rianne Letschert bij aanvang uit. “Al vanaf de jaren ‘80, kort na de oprichting van de universiteit, begon men hier met het aanbieden van Engelstalige opleidingen – een voorbeeld dat later is gevolgd door veel andere Nederlandse universiteiten.”  

Tegelijkertijd zijn er op politiek niveau zorgen over deze verengelsing, besefte Letschert. “Wat betekent het Engelstalige onderwijsaanbod voor Nederlandse studenten? En wat gebeurt er wanneer we in het geheel geen Nederlandse opleidingen meer aanbieden? Welke risico’s lopen we dan? Wat verliezen we dan?” De Maastrichtse rector verwachte geen zwart-wit antwoord op de vraag of verengelsing goed of slecht is, maar daagde de aanwezigen juist uit om gezamenlijk het grote grijze gebied tussen die twee uitersten vanuit hun verschillende achtergronden te verkennen.  

Daarbij gaf ze aan graag aan de slag te gaan met de uitkomsten daarvan – niet alleen als rector, maar ook als aantredend bestuursvoorzitter van de Universiteit Maastricht. “In die rol zal ik ook aan lobbyen moeten doen. Momenteel is het sentiment in Nederland negatief jegens verengelsing. De vraag is wat ik in mijn nieuwe rol kan doen om de maatschappelijke en politieke discussie daarover van nuance te voorzien.” 

Engelstaligheid in het Nederlandse hoger onderwijs 

Tijdens het symposium vertelden Rick de Graaff en Rias van den Doel, respectievelijk hoogleraar Didactiek van de Vreemde Talen en Tweetalig Onderwijs en Universitair Docent bij de Universiteit Utrecht, over een onderzoek van de Universiteit Utrecht, de Hogeschool Utrecht en het Kohnstamm Instituut naar Engelstaligheid in het Nederlandse hoger onderwijs. Als onderdeel van het onderzoek werd het Engelstalig onderwijs op dertien hogescholen en dertien universiteiten onderzocht. Daaruit werden vier Engelstalige bacheloropleidingen, twee op hbo-niveau en twee op wo-niveau, gekozen voor verder onderzoek. 

In Nederland wordt momenteel 28 procent van de bacheloropleidingen en 77 procent van de masteropleidingen van universiteiten in het Engels gegeven, vertelde De Graaff. Uit het onderzoek naar de Engelstalige bacheloropleidingen bleek dat studenten daarover veel vaker enthousiast zijn dan docenten. Daarnaast bleek dat studenten vaker dan docenten aan de bel trekken als zich problemen voordoen die samenhangen met de Engelstaligheid van het onderwijs.  

Docenten staan weinig open voor klachten 

Zo vertelde een student dat een Engelstalig gesprek geen moeilijkheden opleverde, maar dat het moeilijkere Engelstalige taalgebruik bij sommige toegespitste vakken als een verrassing kwam. “Als ik dat had geweten, had ik me beter voorbereid. Nu voelt het alsof ik in het diepe werd gegooid”, citeert Van den Doel de betreffende student. Daarnaast gaven studenten aan zich regelmatig te moeten inspannen om docenten goed te begrijpen, hetzij vanwege het moeilijkere taalgebruik, hetzij vanwege sterke accenten waarmee docenten spreken.  

Bij docenten en opleidingsdirecteuren troffen de onderzoekers echter vaak een ontkenning aan van de problemen met het Engels. Daarnaast verzetten docenten zich vaak tegen de opvatting dat zij de Engelse taal moeten doceren. “We denken ook helemaal niet dat we daartoe in staat zijn”, citeert Van den Doel. “En richting betrokkenen die problemen hebben met het feit dat het onderwijs Engelstalig is, zeggen ze ‘jammer dan’. Het is voor hen simpelweg een onderdeel van het lesgeven waarmee studenten en docenten zullen moeten omgaan.” 

Ook klachten van studenten over het accent van docenten worden vaak op een soortgelijke wijze door docenten benaderd. “Het gaat niet om aantrekkelijke accenten, het gaat om inhoud”, citeert Van den Doel de reactie van een docent. Verder blijkt uit de reacties van docenten dat zij vaker afzien van het gebruik van moeilijke woorden of concepten; ze verwachten dat studenten hen toch niet begrijpen of achten zichzelf niet in staat om in het Engels net zo goed onderwijs te geven als in hun moedertaal. “In het laatste geval zien docenten ook geen heil in taaltrainingen aangezien ze zich hoe dan ook niet in staat achten om een grote beheersing van een tweede taal te hebben.” 

Voorkom doe-het-zelf-verengelsing door goed beleid te maken 

Wellicht is er onvoldoende ondersteuning voor docenten die Engelstalig onderwijs moeten geven, opperde Van den Doel. De ondersteuning vanuit instellingen is nu vaak nog wisselvallig, en waarschijnlijk krijgt men binnen instellingen te weinig tijd om betrokkenen bij het Engelstalige onderwijs goed te ondersteunen. Volgens de onderzoekers leidt dit tot een doe-het-zelf-versie van Engelstalig onderwijs; zowel docenten als studenten moeten het zelf uitzoeken. 

De onderzoekers achten het daarom nodig om beleid te maken voor de professionele ontwikkeling van docenten die Engelstalig onderwijs geven. “Maak dat niet optioneel of vrijwillig, maar zorg voor een structurele training van docenten en structurele ondersteuning van studenten.” Daarnaast is het volgens de onderzoekers nodig de doelen en de toegevoegde waarde van Engelstalig onderwijs kritisch tegen het licht te houden. “Wat is, naast het aantrekken van internationale studenten, het voordeel van Engelstalig onderwijs voor studenten en docenten?”, stelde De Graaff. Daarbij moet ook de door het anderstalige onderwijs toenemende werkdruk meer aandacht krijgen. Het Engelstalig onderwijs op universiteiten draagt namelijk bij aan de toch al hoge werkdruk aldaar. 

Verengelsing en meertaligheid in Baltische staten 

Ook de verengelsing en het taalbeleid binnen het hoger onderwijs in allerlei verschillende landen kwam tijdens het symposium aan bod. Zo vertelden Josep Soler, senior docent Applied English Linguistics bij de Universiteit van Stockholm, en Kerttu Rozenvalde, die bij de Universiteit van Tartu in Estland promotieonderzoek doet naar taalbeleid, over verengelsing en internationalisering in Estland en Letland. Uit hun bijdragen bleek dat een aanmoediging van verengelsing niet altijd uit globalistische oriëntatie plaatsvindt; ook de versteviging van de natiestaat kan daartoe aanzetten.  

De afgelopen tijd is de kwestie van verengelsing en het taalbeleid van universiteiten steeds meer onder de aandacht van het brede publiek gekomen, vertelde Soler. “Ook binnen regeringen en politieke partijen leeft steeds vaker de overtuiging dat verengelsing een sociaal-maatschappelijke kwestie is. Vergeleken met veel andere landen is het taalbeleid in landen zoals Estland en Letland pas recent gaan leven, maar de debatten worden snel verhit.” Volgens Soler leiden vooral de verschillende opvattingen van de rol van universiteiten tot verschillende houdingen. “Zijn het nationale instituten die het nationale belang moeten dienen, of zijn het internationale spelers in het internationale hoger onderwijs?” 

Liever Engels dan Russisch 

Volgens Rozenvalde is in de Baltische staten, en vooral in Letland, goed zichtbaar hoe de overheid zelf antwoord geeft op die vraag. “In zowel Estland als Letland wordt het Engels steeds vaker op universiteiten gebruikt. In voornamelijk Letland is echter een publiek debat ontstaan over deze verengelsing – niet zozeer over de balans tussen het Lets en het Engels, maar over de vraag wie het taalbeleid op universiteiten mag bepalen. Nadat Letland dertig jaar geleden onafhankelijk werd van Rusland, heeft de staat de zeggenschap over het taalbeleid van universiteiten steeds bij zich gehouden. Zelfs private universiteiten krijgen vrij strakke taalregelingen opgelegd.” 

Deze Letse regelingen zijn niet zozeer gericht op het problematiseren van de verengelsing, maar juist op het terugdringen van het Russisch als voertaal in het hoger onderwijs – terwijl het aantal studenten dat onderwijs volgt in het Engels in Letland al twee keer zo groot is dan het aantal studenten dat onderwijs volgt in het Russisch. Sommigen vragen zich daarom af of de zeggenschap over het taalbeleid van universiteiten nog wel bij de overheid moet liggen, vertelde Rozenvalde, maar in het algemeen wordt de bescherming van de natiestaat tegen het Russisch nog altijd belangrijker gevonden dan het problematiseren van de verengelsing. “Het Letse constitutionele hof heeft onlangs bepaald dat zowel publieke als private universiteiten slechts autonoom zijn in zoverre ze zich houden aan de waarden van de staat”, illustreerde Rozenvalde. “De Letse staat probeert de macht over universiteiten ook middels wetgeving te verstevigen.” 

Taalbeleid ter versterking van de natiestaat 

Ook in Estland kennen de universiteiten de invloed van de staat. “Ook de Estlandse staat was er veel aan gelegen om het Russisch uit het hoger onderwijs te bannen, maar de werkwijze van de staat was daar minder zichtbaar voor het publiek. De Estlandse staat gebruikte geen opgelegd taalbeleid, maar verhoogde de accreditatie-standaarden voor Russischtalig onderwijs naar een onhaalbaar niveau.” Terwijl het Russisch geweerd wordt, wil de staat de positie van het Ests juist verstevigen. Daarom moet aan alle internationale studenten Ests worden onderwezen, vertelde Rozenvalde.  

“De universiteiten vonden het niet erg om Ests te onderwijzen aan internationale studenten, maar ze hadden wel moeite met het feit dat de staat hen daartoe verplichtte. De staat heeft die kwestie vervolgens beslecht door de financiering van de instellingen te verbinden aan deze verplichting. Wil een Estlandse universiteit volledige financiering ontvangen van de staat, dan moet de instelling aan alle internationale studenten Ests taalonderwijs geven.” 

De voorbeelden van Estland en Letland tonen aan dat natiestaten niet bereid zijn hun eigen taal in het hoger onderwijs op te geven, duidde Rozenvalde. Anderzijds blijkt in diezelfde landen dat de uitvoerende organisaties het door de overheid verplichte taalbeleid niet altijd volgen. Zo heeft de Letse regering dan wel bij wet bepaald dat alle internationale studenten Lets taalonderwijs moeten krijgen, de universiteiten hebben dat echter nooit doorgevoerd. Ook in Estland wordt het verplichte taalonderwijs ingevuld met bijvoorbeeld Engelstalige introductiecursussen over de Estlandse cultuur en taal. “Zo zoeken universiteiten en faculteiten naar manieren om nog op eigen voorwaarden aan hun verplichting te voldoen.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK