“Universiteiten moeten niet doorschieten in valorisatiebeleid”

Nieuws | de redactie
13 oktober 2021 | Zowel door het valorisatiebeleid van universiteiten als door hun eenzijdige focus op de individuele integriteit van onderzoekers kan de academische vrijheid in Nederland het verliezen van de eisen van externe onderzoeksfinanciers. Dat bleek tijdens een recent KNAW-webinar over opdrachtonderzoek en academische vrijheid.
Het Utrecht Science Park, waar zowel onderzoeksinstellingen, bedrijven als overheidsorganisaties gevestigd zijn. Beeld: Universiteit Utrecht.

Academische vrijheid en opdracht in onderzoek van private of publieke externe financiers staan in wezen op gespannen voet met elkaar, was de consensus tijdens een recent KNAW-webinar over opdrachtonderoek en academische vrijheid. Zo lang onderzoekers afhankelijk zijn van externe onderzoeksfinanciers, is waakzaamheid op institutioneel en nationaal niveau geboden. 

Rol van marktbelangen bij onderzoeksfinanciering 

In het meest recente KNAW-rapport over de vrijheid van wetenschapsbeoefening staat het begrip ‘academische vrijheid’ centraal – een notie die niet alleen speelt in de tegenwoordige discussie over het zogeheten ‘woke-denken’ en het optreden van wetenschappers in de media, maar ook betrekking heeft op opdrachtonderzoek, vertelde Janneke Gerards tijdens het webinar. Zij is hoogleraar fundamentele rechten aan de Universiteit Utrecht en lid van de Commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening van de KNAW 

Als voorbeeld geef Gerards de casus van een bestrijdingsmiddel dat in de landbouw werd gebruikt en waarvan werd vermoed dat het erg schadelijk is voor bijen en andere insecten. Inmiddels zijn drie soorten van dit middel verboden in Europa, maar volgens wetenschappers en journalisten is dit verbod echter pas laat uitgevaardigd vanwege de rol die gewasbeschermingsgigant Bayer, de producent van de bestrijdingsmiddelen, daarbij heeft gespeeld. “Bayer zou opdracht of financiering aan Wageningen University hebben gegeven om eerst een aantal andere oorzaken van bijensterfte te onderzoeken, en in de tussentijd zou Bayer druk op de Europese wetgever hebben uitgeoefend om die onderzoeken af te wachten”, vertelde Gerards  

Dergelijke mogelijkheden geven aan dat politieke belangen en marktbelangen een grote rol kunnen spelen bij het verstrekken van onderzoeksfinanciering voor opdrachtonderzoek. Daarbij wordt tevens de onderzoeksagenda bepaald door partijen buiten de wetenschap, terwijl de belangen die de externe opdrachtgevers van onderzoek hebben zich niet eenvoudig laten verenigen met de wetenschappelijke norm van objectiviteit, aldus de Utrechtse hoogleraar. 

Academische vrijheid in wezen onverenigbaar met opdrachtonderzoek 

Academische vrijheid is het beginsel dat medewerkers aan wetenschappelijke instellingen in vrijheid hun wetenschappelijke onderzoek kunnen doen, hun bevindingen naar buiten kunnen brengen en onderwijs kunnen geven. Dat omvat ook de vrijheid om zelf onderzoeksthema’s te kunnen kiezen en zelf hypotheses te kunnen formuleren, benadrukte Gerards. Het is dus maar de vraag in hoeverre opdrachtonderzoek, waarbij tenminste het onderzoeksthema vaak niet door onderzoekers zelf wordt bepaald, te verenigen is met academische vrijheid.  

De academische vrijheid van wetenschappers is daarom iets dat moet worden bewaakt en gerespecteerd, in de eerste plaats door de overheid – hetzij in de rol van facilitator, hetzij in de rol van opdrachtgever, aldus Gerards. Ook private onderzoeksfinanciers, ongeacht wie ze zijn, moeten zich niet bemoeien met het verloop en de uitkomst van wetenschappelijk opdrachtonderzoek.  

Niet alleen de opdrachtgevers, ook de onderzoeksinstellingen dragen verantwoordelijkheid voor de academische vrijheid. “Zij moeten niet doorschieten in hun valorisatiebeleid of de financiering van bepaalde onderzoeksgroepen afhankelijk maken van opdrachtonderzoek – vooral wanneer dit betekent dat onderzoeksgroepen steeds minder vrij onderzoek kunnen doen”, waarschuwde Gerards. “Onderzoeksinstellingen moeten ervoor zorgen dat onderzoeksgroepen altijd voldoende ruimte houden voor het doen van ongebonden onderzoek.” 

Als laatste dragen ook wetenschappers zelf een verantwoordelijkheid voor hun academische vrijheid, benadrukte Gerards. Zij moeten open zijn over hun banden met bijvoorbeeld het bedrijfsleven, hun oren niet te veel laten hangen naar hun opdrachtgevers en onafhakelijkheidsverklaringen tekenen, bepleitte ze. Wanneer al deze partijen zich hieraan houden, moet opdrachtonderzoek volgens Gerards te verenigen zijn met academische vrijheid.  

Te weinig aandacht voor integriteit op overkoepelend niveau 

Op instellingsniveau is er echter nog veel te winnen als het gaat om het waarborgen van de academische vrijheid in het geval van onderzoeksfinanciering door externe partijen, bleek uit de bijdrage van Linnet Taylor. Zij is hoogleraar International Data Governance aan de Universiteit van Tilburg en was betrokken bij een onderzoek van De Jonge Akademie naar de impact van de private sector op de Nederlandse wetenschap. “We hebben de afgelopen decennia veranderingen waargenomen in de omvang en het effect van onderzoeksfinanciering vanuit de private sector. We zien daarnaast dat universiteiten zich steeds vaker inlaten met private financiers omdat de Rijksbekostiging van de universiteiten al jaren tekortschiet”, lichtte zij de aanleiding van het onderzoek toe. 

Het onderzoek werd uitgevoerd met enkele controversiële voorvallen bij universiteiten nog in het achterhoofd. Zo was er de kritiek op de ‘promotiefabriek’ van de Universiteit van Tilburg, en lagen ook de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam onder vuur vanwege hun samenwerking met Huawei – “een bedrijf dat proactief betrokken is bij de genocide van de Oeigoeren, een minderheid van de Chinese bevolking”, aldus Taylor. De Amsterdamse onderzoeker brachten daar echter tegenin dat alle regels betreffende academische integriteit in acht waren genomen; zo had Huawei geen invloed op het onderzoek en de onderzoeksresultaten, leidde de samenwerking niet tot problemen voor de nationale veiligheid en werd de data bewaard in Amsterdam.  

Mede uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat men in Nederland goed is in het aanwijzen van integriteitsproblemen op individueel niveau, maar dat men minder goed is in het doorzien van de politieke, institutionele en structurele risico’s die samenhangen met de toename van private onderzoeksfinanciering, aldus Taylor. Ten dele vanwege die sterke focus op de individuele wetenschapper is het moeilijk te zeggen of de veranderingen in het onderzoekslandschap invloed hebben op onderzoeksmogelijkheden en de onderzoekskwaliteit. 

Geen besef dat universiteiten ook spelers op politieke speelveld zijn 

De onderzoekers hebben daarom gekeken hoe de veranderingen in het Nederlandse onderzoekslandschap zich verhouden tot positieve academische vrijheid. Dat draait onder andere om het collectief mogelijk maken van het verwerven en produceren van een breed scala aan kennis en het toegankelijk houden van de academische praktijk voor een breed scala aan onderzoekers, citeerde Taylor het werk van Judith Vega, werkzaam bij de Rijksuniversiteit Groningen.  

Het onderzoek van De Jonge Akademie leverde meerdere bevindingen op, waaronder vragen over de aansprakelijkheid van onderzoeksinstellingen. De consensus is namelijk dat deze instellingen alleen verantwoordelijk zijn voor het waken voor beïnvloeding van onderzoek en het stellen van interne prioriteiten. “Er is echter geen besef van het feit dat universiteiten ook politieke spelers zijn op een groter speelveld”, aldus Taylor. Daarnaast wordt in Nederland niet voldoende besproken in welke mate de structurering van het onderzoek mag worden bepaald dor de behoeften van private partijen. 

Verder komt uit het onderzoek naar voren dat de onderzoeksinstellingen weinig nauwkeurig onderzoek doen naar de financiële omstandigheden waarin onderzoeksgroepen tot stand komen en waarin ze hun werk verrichten. Zo mist er op instellingsniveau vaak een overzicht van de geldstromen die omgaan binnen de instelling. “Het is moeilijk te zeggen of er een onbalans in de financiering is, want er wordt niet van instellingen geëist dat ze een overzicht hebben van de financiering die binnenkomt en uitstroomt”, zei Taylor. 

Zorg voor transparante rapportering van onderzoeksbekostiging 

Het zou daarom goed zijn om door goede rapportering en administratie duidelijkheid te creëren over de financiering van onderzoek, denken de onderzoekers van De Jonge Akademie. Zo kan het zijn dat de toetreding van een financierende private partij tot een consortium leidt tot een onevenredige maar administratief lastig te doorgronden invloed van die partij. Daarnaast zijn de huidige regels rond wetenschappelijke integriteit niet berekend op de huidige diversiteit in onderzoeksbekostiging, legde Taylor uit. “We kunnen gewoon niet zeggen of onderzoekers genoeg hulpmiddelen hebben voor het omgaan met de verschillende toezeggingen die vanuit private financiers kunnen worden gevraagd.” 

Als laatste pleiten de onderzoekers van De Jonge Akademie voor een cultuur van onafhankelijkheid met onderzoeksinstellingen die de onafhankelijkheid van hun onderzoekers op de eerste plaats zetten. Universiteiten zijn echter niet altijd geprikkeld of in staat om dat te doen, waarschuwde Taylor. “Ze hebben meer richtlijnen en motivatie nodig om dat te gaan doen, aangezien ze vanuit het beleid heel andere prikkels krijgen.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK