Maker Movement bevrijdt wetenschapper van bureaucratisch rompslomp

Nieuws | de redactie
29 november 2021 | Innovatieve omgevingen waarin mensen samen experimenteren en producten maken lijken van toegevoegde waarde voor Open Science, maar veel deelnemers aan dit soort initiatieven is het niet daarom te doen. Zelfs voor wetenschappers die hieraan meedoen draait het om plezier en vrijheid, niet om de wetenschap, blijkt uit onderzoek van de Universiteit Maastricht en de Universiteit van Bologna.

Harro van Lente, hoogleraar Science and Technology studies bij de Universiteit Maastricht, heeft samen met Federico Ferretti van de University of Bologna onderzocht hoe de Maker Movement binnen het nationaal en Europees wetenschapsbeleid een plek kan vinden. Deze culturele beweging of trend bestaat uit individuen die zowel maker als eindgebruiker worden van producten, en elkaar daarin vinden. Dit gebeurt in zogenaamde innovatiehubs, die zowel in de vorm van buurthuizen, bedrijven of universitaire omgevingen kunnen voorkomen. Beleidsmakers zien voor deze beweging een grote rol in zowel Open Science als Citizen Science, hoewel de deelnemers aan de Maker Movement zelf hun werkzaamheden vooral als hobby zien. 

Samen leren door te doen 

Binnen de subcultuur van de Maker Movement leren mensen door te doen. Er is geen alwetende leraar die kennis doorgeeft; iedereen leert door te experimenteren en door dingen uit te proberen. Mensen komen samen in een leeromgeving en kijken bij elkaar wat ze aan het doen zijn, waarna ze daarop doorbouwen of juist een andere richting kiezen.  

De Maker Movement werd eerst beschreven om open source programmeren te omschrijven. Programmeurs maken daarin software waarvan anderen de codering kunnen aanpassen en uitbreiden. De software zelf is daarnaast voor iedereen open te gebruiken. Ondertussen heeft de beweging zich ook verplaatst naar werkplaatsen, buurthuizen en zogenaamde fab labs, werkplaatsen met allerlei geavanceerde apparatuur om technische experimenten uit te voeren.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Sommige onderzoekers beweren echter dat omgevingen waarin mensen samenkomen om dingen te bouwen en te experimenteren eigenlijk altijd bestaan hebben, en dat de Maker Movement dus niet nieuw is. Toch komt nu steeds meer nieuwe literatuur beschikbaar over het nut van de beweging in educatie. Zo kunnen scholen de leeromgevingen bezoeken om te laten zien hoe experimenten plaatsvinden. Ook het maken zelf en het werken in de praktijk hebben bewezen positieve invloed op kinderen. Daarnaast ziet de Europese Unie deze leeromgevingen als een ideale omgeving waarin mensen door zogenaamde informele educatie over wetenschap kunnen leren buiten een schoolse omgeving.  

Deelnemers willen geen bureaucratie 

Uit het onderzoek blijkt echter wel dat, hoewel er vaak positieve resultaten uit de Maker Movement komen, de échte toegevoegde waarde het plezier ervan is. Zelfs de wetenschappers en onderzoekers die onderdeel uitmaken van de beweging zien het niet als echte wetenschap. Ze publiceren bijvoorbeeld niet in bekende vakbladen, maar op open platforms. Dit brengt echter ook een manier met zich mee om de bureaucratische rompslomp te ontlopen waarmee veel wetenschappers binnen de academie te stellen hebben. Daarnaast geven de geïnterviewden aan dat het in zo’n omgeving veel makkelijker is om niet alleen successen maar ook mislukkingen te delen, waardoor iedereen van elkaars fouten leert.  

Deze vrijheid ontbreekt vaak in officiële wetenschapsprojecten. De vrijheid noemen de deelnemers dan ook als een groot voordeel van de beweging. De openheid en laagdrempeligheid zorgt er automatisch voor dat het delen van resultaten naar de maatschappij ook makkelijker wordt. In de Maker Movement draait het daarnaast vaak om lokale problemen, schrijven de onderzoekers. De ontmoetingsplaatsen van makers, de makerspaces, worden gezien als ecosystemen van creativiteit en samenwerking, allemaal gericht op één oplossing.  

Beleidsmakers willen graag meedoen aan de Maker Movement 

Dit soort initiatieven klinken voor beleidsmakers als nuttig voor de wetenschap, bijvoorbeeld onder de paraplu van Open Science. Hiermee willen de beleidsmakers er vooral voor zorgen dat ook de normale burger op de hoogte is van en kan meedenken over ontwikkelingen in de wetenschap. Daarnaast zou deze extra participatie van buitenstaanders juist tot meer kennis of alternatieve zienswijzen en methoden kunnen leiden. 

Ook de Maker Movement staat in contact met beleidsmakers, zowel op nationaal niveau als binnen de EU, maar de connectie is zwak, blijkt uit het onderzoek. Beleidsmakers tonen interesse in de beweging en stimuleren dit graag met financiering, maar daartegenover staan echter automatisch bepaalde verwachtingen – iets dat in de Maker Movement juist niet gewaardeerd wordt. Door verwachtingen van bovenaf, een top-down benadering, zou de beweging meer en meer geïnstitutionaliseerd worden, en dat staat lijnrecht tegenover de bottom-up manier waarop normaal gewerkt wordt door makers. 

Het financieren van een bottom-up project is tevens een lastig onderwerp. Beleidsmakers investeren liever in projecten met de hoogste kans op een positief resultaat. Dit is in de Maker Movement echter niet vooraf te voorspellen, aangezien de meeste experimenten tot niks leiden en eventueel succes vaak toeval is. “Als een accountant langs zou komen en zou vragen wat we met het geld gedaan hebben, zou daar geen duidelijk antwoord op komen”, reageerde een geïnterviewde.  

Een netwerk is ook een resultaat 

Als de Maker Movement een grotere rol moet krijgen in de officiële en gereguleerde wetenschap, zullen er andere waarderingscriteria moeten komen, concluderen de onderzoekers. Zo worden makerspaces gekenmerkt door de intensieve samenwerking met verschillende partijen die allemaal met en van elkaar leren. In deze informele ecosystemen vinden culturele uitwisselingen plaats en ontstaat activisme. Hier komen geen kwantitatieve resultaten uit, maar interpersoonlijke netwerken van gelijkgestemden. De geïnterviewden zien daarvan de noodzaak in; ze denken dat deze netwerken soms zelfs tot betere samenwerkingen leiden dan samenwerkingen binnen de wetenschap. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK