Excellentieprogramma’s zijn heel nuttig, behalve voor excellentie

Nieuws | de redactie
16 december 2021 | Studenten die aan excellentieprogramma’s meedoen halen hogere cijfers. Alleen, dit komt vooral omdat ze al hierop geselecteerd worden. Andere selectie en meer samenhang kan deze programma’s nuttiger maken voor studenten en instellingen.
Het complex aan de Tongersestraat in Maastricht, waar de School of Business and Economics, waar het ROA onderdeel van is, van de Universiteit gevestigd is. Beeld: Kleon3 via Wikimedia Commons.

Excellentieprogramma’s in het hoger onderwijs leiden waarschijnlijk niet tot hogere cijfers voor de geselecteerde studenten. Hoewel deze studenten betere studieresultaten halen, worden ze juist vanwege die betere resultaten geselecteerd voor excellentieprogramma’s. De excellentieprogramma’s zelf lijken nauwelijks invloed op te hebben op studieresultaten, schrijven Tim Huijts van het Research Centre for Education and the Labour Market (ROA), onderdeel van de Universiteit Maastricht, en Renze Kolster van de Universiteit Twente. Toch zijn er aanknopingspunten om deze programma’s op andere manieren nuttig te maken, bijvoorbeeld in het aanbieden van onderwijs op maat.

Hoewel excellentieprogramma’s in Nederland al sinds 1993 bestaan, is er niet veel bekend over de voordelen die hieraan verbonden zijn. Studenten in deze trajecten zouden hogere cijfers halen dan andere studenten, maar zijn de trajecten zelf daarvan de oorzaak? Ook zouden de programma’s moeten helpen met het ontwikkelen van onderwijsinnovatie, terwijl niet duidelijk is in hoeverre dit daadwerkelijk gebeurt. Tot slot is er geen gestructureerde landelijke aanpak voor de selectie voor excellentieprogramma’s; selectie wordt voornamelijk vanuit instellingen zelf geregeld, schrijven de onderzoekers.

Samen met medewerkers van onderzoeksbureau KBA Nijmegen hebben de onderzoekers geprobeerd deze vragen in een vijftal eerdere onderzoeken te beantwoorden. In deze onderzoeken is gebruik gemaakt van enquêtes onder meer dan 1000 studenten in excellentieprogramma’s, interviews met de mensen die studenten selecteren en interviews met beleidsmakers. De uitkomsten hiervan zijn gebundeld in een samenvattend artikel, en op basis van deze gezamenlijke uitkomsten doen de onderzoekers ook een aantal aanbevelingen aan beleidsmakers, instellingen en educatief personeel.

Effect op cijfers nauwelijks aantoonbaar

Zo blijkt dat studenten meerdere vaardigheden ontwikkelen tijdens een excellentieprogramma, maar dat andere studenten bijna dezelfde ontwikkeling doormaken. Hoewel studenten die aan een programma meedoen hogere cijfers behalen, is dit precies de reden waarom ze in eerste instantie meedoen aan zo’n programma. Ze worden hierop geselecteerd, en het behalen van hogere cijfers is dus waarschijnlijk niet toe te rekenen aan het programma.

Toch denken de onderzoekers dat excellentieprogramma’s wel kunnen bijdragen aan het verbeteren van vaardigheden zoals leiderschap, creativiteit of kritisch denken. Daarnaast zijn excellentietrajecten goed op het individu af te stemmen, waardoor verschillende resultaten haalbaar zijn. Hierdoor is het echter wel belangrijk om meer duiding te scheppen over het doel van een excellentieprogramma. Vooralsnog is vaak onduidelijk wat precies verwacht wordt van een student en welk leerproces de student kan doorlopen. Als hierover meer duidelijkheid wordt, kan het effect van excellentieprogramma’s beter verspreid worden binnen instellingen.

Selectie is cruciaal

Bij anders beoordelen hoort ook anders selecteren, denken de onderzoekers. Hiervoor worden enkele aanbevelingen genoemd die gericht zijn op de selectie van studenten. Selectie is een belangrijk maar tegelijk lastig onderdeel van deze programma’s, waardoor de vormgeving ervan per instelling verschilt. Sommige instellingen kijken alleen naar formele criteria zoals de hoogte van de cijfers, terwijl andere instellingen een selectie hanteren die meer op een sollicitatieprocedure kan lijken. Bij deze instellingen wordt dan bijvoorbeeld om een motivatiebrief gevraagd en worden er meerdere gesprekken gevoerd met studenten.

Als studenten vooral geselecteerd worden op basis van hoge cijfers en extracurriculaire activiteiten, lopen instellingen het risico om studenten met een lagere sociaaleconomische status uit te sluiten, waarschuwen de onderzoekers. Deze studenten hebben waarschijnlijk minder kansen gekregen in het voortgezet onderwijs om bijles te volgen of extra activiteiten te ondernemen, terwijl ze misschien net zo gemotiveerd zijn als andere studenten. Motivatie is daarnaast extra belangrijk, aangezien studenten met meer extracurriculaire activiteiten minder vaak een excellentieprogramma afronden.

Instellingen moeten hierom blijven reflecteren op de eigen selectieprocedure. Zeker gezien het gegeven dat de voordelen van excellentieprogramma’s niet tot uiting komen in hogere cijfers zou het misschien beter zijn om dit niet de boventoon te laten voeren in de selectie. Wellicht zouden excellentieprogramma’s juist kunnen bijdragen aan het vinden van het optimale leertraject voor elke student.

Excellentieprogramma als testgebied voor innovatie

Verder kunnen mogelijke innovaties ook beter verspreid worden door de rest van het onderwijs. Volgens de onderzoekers kunnen excellentieprogramma’s als een testgebied fungeren voor organisatorische- en onderwijsinnovatie. Verschillende leermethoden, andere relaties tussen docent en student en individueel gerichte aanpakken van onderwijs kunnen in deze trajecten makkelijker plaatsvinden. Zo kunnen docenten en de organisatie hieraan gewend raken.

Deze innovatie in deze programma’s straalt echter nog te weinig uit naar de rest van instellingen. De excellentietrajecten zijn wat dat betreft niet goed verbonden met de rest van het onderwijs en beleidsmakers, schrijven de onderzoekers. Verrassend, vinden ze, omdat de doorwerking van het excellentieonderwijs in de rest van het onderwijs vaak een belangrijk doel was bij de oprichting van deze programma’s.

De onderzoekers doen de suggestie dat dit kan worden verbeterd door ervoor te zorgen dat medewerkers binnen de trajecten beter verbonden zijn met andere delen van de instelling en vice versa. Dat zou kunnen door docenten vanuit allerlei verschillende opleidingen mee te laten werken in het programma. Zo zou de werking van excellentieprogramma’s ook buiten de trajecten zelf kunnen doorwerken.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK