Onderwijs en werkveld moeten meer zeggenschap krijgen in leven lang ontwikkelen

Opinie | door Marian Thunnissen
10 december 2021 | De krapte op de arbeidsmarkt vormt dé uitdaging van deze tijd, en een regionale aanpak van Leven Lang Ontwikkelen kan een grote rol spelen in het aangaan van die uitdaging, schrijft lector Marian Thunnissen. Om Leven Lang Ontwikkelen goed vorm te geven, zullen onderwijsinstellingen echter veel meer plaats moeten krijgen aan de tekentafel, betoogt zij. "Alleen als onderwijsinstellingen actief kunnen meepraten en meebeslissen over de vormgeving van een regionale LLO-aanpak kunnen er op effectieve en efficiënte wijze gerichte stappen worden gezet."
“Recent onderzoek binnen de provincie Noord-Brabant toont dat de regionale samenwerking niet soepel verloopt en aandacht behoeft”, schrijft lector Marian Thunnissen. Beeld: Sander Morel.

Een leven lang ontwikkelen (LLO) is een van de grote arbeidsmarktthema’s van dit moment. In de snel veranderende maatschappij is het continu leren en ontwikkelen belangrijk; daarmee kunnen mensen blijven meedoen in werk en samenleving. Met de uitbreiding van het aanbod aan LLO-activiteiten en instrumenten is het aantal betrokkenen bij de financiering, beleidsvorming en de uitvoering van LLO echter enorm gegroeid. Voor werkenden, werkzoekenden en werkgevers is het lastig om door de bomen het bos nog te zien.  

Arbeidsmarkt is dé uitdaging van deze tijd 

De economie is, ondanks de coronacrisis, op stoom; ondernemers in de industrie zijn optimistisch over hun orderportefeuille en ook de detailhandelaren verwachten een stijgende omzet in 2022, zo duiden de recente cijfers van het CBS. Tegelijkertijd toont het CBS dat veel bedrijven verwachten in 2022 meer mensen nodig te hebben, maar dat zij deze niet kunnen vinden. Het aantal openstaande vacatures staat op een recordhoogte, en maar liefst één op de drie ondernemers ervaart belemmeringen in het vinden van goed personeel (CBS, 18 november 2021). Dat dit uiteindelijk een nadelig effect gaat hebben op het kunnen leveren van diensten en producten en op het innovatievermogen van bedrijven, en daarmee dus op de economische groei, staat buiten kijf. Tegelijkertijd kent onze samenleving een groep wiens arbeidsmarktpotentieel vaak onbenut blijft: kwetsbare groepen uit de beroepsbevolking staan vaak aan de zijlijn, en worden vaker geconfronteerd met langdurige werkloosheid.  

De arbeidsmarkt is dé uitdaging, aldus de recente conclusie van Brabant Advies (2021). In lijn met de commissie Borstlap (2020) pleit het adviesorgaan van de provincie voor een herziening van de arbeidsmarkt, met als uitgangspunt dat alle potentiële werkenden duurzaam actief blijven op arbeidsmarkt.  Voortdurend leren en ontwikkelen is een essentieel onderdeel van die toekomstige arbeidsmarkt. Alle werkenden zouden in staat moeten worden gesteld om zich te ontwikkelen en te (blijven) leren, gericht op het voorkomen van (langdurige) uitval uit het arbeidsproces, doorontwikkeling van menselijk kapitaal en het versterken van het gevoel van eigenwaarde en persoonlijk welzijn.  

Leven Lang Ontwikkelen is een collectieve taak 

Een Leven Lang Ontwikkelen (LLO) kan omschreven worden als alle leeractiviteiten die iemand gedurende het hele leven, ’van wieg tot graf’, ontplooit om kennis, vaardigheden en competenties vanuit een persoonlijk, burgerlijk, sociaal en/of werkgelegenheidsperspectief te verbeteren (Commissie van de Europese Gemeenschappen, 2001).  

Hoewel LLO betrekking heeft op het individu en op activiteiten die door een persoon onderneemt om zich persoonlijk en professioneel te ontwikkelen, betekent dit niet dat LLO louter een verantwoordelijkheid is van het individu. Facilitering en ondersteuning door werkgevers, onderwijs- en overheidsinstellingen is van essentieel belang.  

Verschillende beleidsnotities over LLO benadrukken het belang van regionale samenwerking tussen werkgevers, onderwijs en overheid. Op die manier moet recht worden gedaan aan de verschillende behoeften en mogelijkheden per sector en per regio. Ook het overheidsbeleid is erop gericht de (arbeidsmarkt)regio te versterken. Echter, recent onderzoek binnen de provincie Noord-Brabant toont dat deze regionale samenwerking niet soepel verloopt en aandacht behoeft.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Waar gaat het mis? We lichten er twee cruciale punten uit. Allereerst toont het onderzoek dat een veelheid aan regionale partijen betrokken is bij het vormgeven, uitvoeren en financieren van LLO in de regio. Soms hebben deze partijen een unieke focus op bepaalde activiteiten of doelgroepen, maar vaak is dat niet het geval. Het is daardoor lastig om een goed overzicht te houden – niet alleen voor ondernemers, werkenden en werkzoekenden, óók voor de betrokken partijen zelf.  

Veel van de betrokken organisaties willen wel met elkaar samenwerken, maar vinden het lastig om daar concreet handen en voeten aan te geven. Er wordt daardoor langs elkaar heen gewerkt, met bestuurlijke en beleidsmatige drukte en zelfs concurrentie in de uitvoering als gevolg. Regionale ondernemers en werkenden voelen dat ook; zij zien door de bomen het bos niet meer, hebben het gevoel er alleen voor te staan en kiezen er mogelijk voor om duurzame ontwikkeling voor zich uit te schuiven.  

Verbreding ambities leidt tot onduidelijkheid 

De oorsprong voor deze onduidelijkheid ligt in het ontstaan van de arbeidsmarktregio’s. Deze zijn in 2012 ontstaan vanuit de ambitie om mensen met een arbeidsbeperking en afstand tot de arbeidsmarkt maatwerkondersteuning te bieden. Met name in de uitvoering van de Participatiewet en wet SUWI, beide gericht op bemiddeling voor werkzoekenden, spelen de arbeidsmarkregio’s van oudsher een belangrijke rol. Echter, de ambities van de arbeidsmarktregio’s zijn de laatste jaren verbreed.  

Onderzoek door Brabant Advies (Dingemans, Groen en Broers, 2021) toont dat de arbeidsregio’s het realiseren van een duurzame afstemming van vraag en aanbod op de huidige regionale arbeidsmarkt als hun belangrijkste missie zien. Daarbij wordt er ingezet op verschillende ambities; (1) het ondersteunen van mensen met een arbeidsbeperking, (2) het begeleiden van mensen van werk naar werk bij dreigende werkloosheid, en (3) het stimuleren van leven lang ontwikkelen gericht op de duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt.  

Met name de 2e ambitie heeft veel aandacht gekregen in de eerste maanden van de coronacrisis, en we zien zelfs een vertroebeling met de 3e ambitie, het in de leerstand krijgen van individuen en organisaties. De arbeidsmarktregio’s worstelen echter met de vraag wie verantwoordelijkheid draagt voor de verschillende regionale ambities en wat de rol van de verschillende actoren is. Dit werkt versnippering en inefficiëntie in de hand.  

Weinig plaats aan tafel voor onderwijs en vakbonden 

Ten tweede valt op dat drie van de vier kernspelers, namelijk het onderwijs en de vakbonden van zowel werknemers als werkgevers, meer in de periferie van het regionale LLO-ecosysteem zitten en minder bestuurlijke zeggenschap (agency) hebben en/of nemen. Tegelijkertijd zijn juist dit de spelers de belangrijkste knelpunten met betrekking tot LLO zich lijken te bevinden. Vooralsnog lijken de centrale partijen (gemeenten, UWV’s, enzovoorts) ook de ambities met betrekking tot werk-naar-werkmobiliteit (ambitie 2) en leren en ontwikkelen (ambitie 3) naar zich toe hebben getrokken. De vraag kan gesteld worden of deze centrale partijen wel de juiste sturende organisaties zijn bij het vormgeven van LLO. 

Onlangs heeft Fontys op basis van het onderzoek een tool ontwikkeld waarin alle actoren in LLO zijn gevisualiseerd. Centraal in de tool staan de kernspelers: werkgevers, werkenden en werkzoekenden. Daaromheen staan alle andere actoren gegroepeerd. Dit zou ook het uitgangspunt in de regionale samenwerking moeten zijn; het draait om de werkgevers en de werkenden – het cruciale duo in een arbeidsrelatie. Er moet mét hen gesproken worden in plaats van over hen.  

Laat onderwijs meepraten en meebeslissen 

Dat geldt ook voor de onderwijsinstellingen, vaak gezien als ‘producenten’ van leer- en ontwikkelmogelijkheden. In het onderzoek wordt het onderwijs in het kader van LLO gezien als een sleutelpartner met een ‘smeeroliefunctie’. In de regio wordt echter vooral gespróken over het onderwijs, met name over de geringe aansluiting tussen het onderwijsaanbod en de behoeften op de arbeidsmarkt. Mensen uit het onderwijs zitten nog maar mondjesmaat zelf aan de bestuurlijke tafel.  

Het gesprek met het mbo wordt inmiddels gevoerd, maar het overleg met hbo en wo staat nog in de kinderschoenen. Hogescholen zien het als hun opdracht een doorbraak te forceren op het gebied van Leven Lang Ontwikkelen (Vereniging Hogescholen, 2019). Hun nabijheid bij het werkveld maakt het mogelijk om door middel van een passend onderwijsaanbod en praktijkgericht onderzoek een bijdrage te leveren aan de actuele arbeidsmarktvraagstukken van nu en in de toekomst. Deze opdracht kunnen zij alleen vervullen als zij in de arbeidsmarktregio’s aan tafel zitten en in afstemming met het werkveld een passende strategie kunnen ontwikkelen.  

Alleen als onderwijsinstellingen actief kunnen meepraten en meebeslissen over de vormgeving van een regionale LLO-aanpak die past bij hun behoeften en mogelijkheden kunnen er op effectieve en efficiënte wijze gerichte stappen worden gezet.  

Marian Thunnissen : 

Lector Dynamische Talentinterventies bij Fontys Hogescholen en deeltijd Universitair Docent bij USBO (Universiteit Utrecht).


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK