Kwaliteit en kwantiteit moeten naast elkaar bestaan voor Erkennen en Waarderen

Nieuws | de redactie
18 januari 2022 | In de optimale situatie kunnen wetenschappers makkelijker hun eigen loopbaan samenstellen, maar blijven kwantitatieve indicatoren gebruikt worden. Dat was de algemene opvatting tijdens een debat over Erkennen en Waarderen dat georganiseerd werd door de Maastricht Young Academy.
Beeld: Ruben Nijveld (Bron: Flickr CC BY 2.0)

Naar aanleiding van de open brieven (hier en hier) over Erkennen en Waarderen in de zomer van 2021 organiseerde de Maastricht Young Academy een debat. Hanneke Hulst, hoogleraar Neuropsychologie in Gezondheid en Ziekte aan de Universiteit Leiden, nam het hierin op tegen Floris de Lange, hoogleraar Waarneming en Cognitie aan de Radboud Universiteit. 

Volgens De Lange zijn kwantitatieve rankings van wetenschappers hard nodig bij vooral het verdelen van onderzoeksgeld. Worden die niet gebruikt, dan vreest De Lange dat de beste verkoper uiteindelijk meer kans maakt op financiering dan de beste wetenschapper. “Als er een limiet zit op het fonds bij het NWO, is het logisch om dat geld te besteden aan de meest veelbelovende onderzoeksvoorstellen en onderzoekers. Dat is lastig, daar zijn we het allemaal over eens, en we weten dat er allerlei soorten vooroordelen een rol kunnen spelen in dat proces.” 

Daarnaast denkt De Lange dat de aandacht op nevenactiviteiten voor wetenschappers juist verkeerd kan uitpakken. “Stel dat een onderzoeker wekelijks schrijft voor de Volkskrant, dat vraagt enorm veel werk en geluk. Het risico dat daarbij hoort is dat er juist te veel gevraagd wordt van wetenschappers, iets dat we proberen te minderen. Onderzoekers krijgen zo het gevoel dat ze moeten bloggen, dat ze op Twitter moeten zitten, dat ze contact moeten hebben met het volk. Het risico is dat dit de verwachting wordt.” 

Vanuit de academie wordt meer gevraagd 

Volgens Hulst ligt de complexiteit van de discussie ook aan het perspectief vanwaaruit gekeken wordt. “Vanuit het perspectief van een NWO wordt vrij nauw gekeken naar wat een academicus is. Vanuit een universiteit, en door wie die draaiende houdt, wordt veel breder gekeken. Zeker vanuit de nieuwe generatie studenten. Dan zijn bijvoorbeeld docentvaardigheden veel belangrijker, of goede leiderschapsvaardigheden. Daarom denk ik dat Erkennen en Waarderen breder is dan alleen het tellen van publicaties en fondsen; vanuit de academie zelf gezien wordt er meer gevraagd.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Zo oppert Hulst dat er verschillende carrièrepaden voor promovendi moeten komen. De ene beginnende wetenschapper houdt zich meer bezig met doceren, terwijl de andere graag de media opzoekt. Volgens Hulst is dit niet beter of slechter dan de wetenschapper die het liefst in de ivoren toren blijft. Daar zou in haar visie nog steeds voldoende ruimte voor zijn, zeker met het limiet aan onderzoeksgeld. 

Deze vrijheid van keuze binnen de academie is volgens Hulst juist wat Erkennen en Waarderen inhoudt. “Het gaat erom dat de juiste, gepaste beslissing gemaakt wordt per individu. Ik ben zeker niet bezig met mijn PhD-kandidaten op tv te krijgen. Echter, degene die het wel wil, en waarvan het onderzoek ook gepast is, moet wel de ruimte krijgen om dat te doen. Het kost echter veel tijd en moeite, en die tijd en moeite wordt niet gezien en gewaardeerd. Het zou bijvoorbeeld al heel wat zijn als deze onderzoekers wat minder college hoeven te geven. Zo verdeel je de taken onderling in een team. Als leidinggevende kun je ook sturen op een bepaalde diversiteit aan taken in een team.” 

Tegenstanders vinden elkaar in carrièreopties 

Wellicht liggen de voor- en tegenstanders van Erkennen en Waarderen dichter bij elkaar dan ze zelf denken. Dit blijkt onder andere uit de inbreng van Raymond Poot tijdens het debat, waar hij in het publiek aanwezig was. In december 2021 schreef Poot nog een opinieartikel over de gevaren van Erkennen en Waarderen voor de Nederlandse wetenschap, maar tijdens dit debat was hij het eens met Hulst over het aanbieden van verschillende carrièreopties voor wetenschappers. 

Toch was hij het niet met alles eens. “Waar voor mij het probleem ligt, is dat in de wetenschappelijke track het een en ander verwijderd zou worden. Onder andere de impactfactor, waar ik groot voorstander van ben. Dat is voor ons het grootste probleem. We hebben geen probleem met het Erkennen en Waarderen van andere carrièrepaden, maar het verwijderen van wetenschappelijke indicatoren kan grote gevolgen hebben voor de Nederlandse wetenschap. Er zijn gewoon internationale indicatoren nodig om de Nederlandse wetenschap op het huidige niveau te houden.” 

Kwalitatief en kwantitatief kunnen best samen 

Volgens Hulst zou Erkennen en Waarderen in de ideale situatie juist bijdragen aan een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve factoren. Onderzoekers moeten een duidelijke visie hebben en dit kunnen onderstrepen met goede kwantitatieve indicatoren. Ook De Lange ziet dit als een goede compromis. “Onderzoekers hebben een duidelijke visie nodig om hun onderzoek te kunnen verkopen, maar tegelijkertijd denk ik dat ook gekeken moet worden naar de carrière van die onderzoeker. Dat zegt iets over de impact van het werk van deze onderzoeker.” 

Hij benadrukt dat ranglijsten en cijfers niet voor de lol bijgehouden worden. “Als ik een artikel schrijf dat in tien jaar door niemand geciteerd wordt, heb ik geen impact gehad. Het is belangrijk om na te denken over hetgeen we evalueren. We doen dat niet om ons goed te voelen over wat we doen, of om ranglijsten voor de lol te maken, we hebben daar een doel voor. Als ik zelf een instellingsdirecteur zou moeten uitkiezen, zou ik vast ook niet alleen naar publicaties kijken. Leiderschapspotentie is dan belangrijker. Als je op zoek bent naar een universitair docent zoek je iemand die een eigen groep kan inspireren, en die een boodschap kan overbrengen.” 

Volgens De Lange is deze discussie echter maar een afleiding van de échte kwestie: de hoeveelheid geld die beschikbaar is voor wetenschap. “Als vijf procent van de wetenschappers met succes een financiering regelt, is 95 procent ongelukkig. Ik denk niet dat je dat oplost als je andere criteria hanteert. Ik denk dat er gewoon te weinig geld beschikbaar is, en dát leidt tot het hypercompetitieve klimaat in de wetenschap.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK