Wetenschapscommunicatie: kritische journalistiek of universitaire marketing?

Interview | door Ramon van Doorn
31 januari 2022 | Communiceren universiteiten over wetenschap om kennis te delen of om zichzelf te profileren? En zijn wetenschapsjournalisten vertalers van wetenschap of moeten ze juist kritisch naar de sector kijken? Bruno van Wayenburg heeft in beide werelden gewerkt en bespiegelt vanuit eigen ervaring op deze vragen.
“Wetenschappers zijn zelf veel meer gaan communiceren. Ze zijn ook steeds meer gaan openstaan voor telefoontjes van journalisten”, vertelt Bruno van Wayenburg. Beeld: Bram van Wayenburg.

Wetenschapscommunicatie is een thema dat speelt bij zowel universiteiten als de reguliere nieuwsmedia. Ook de coronapandemie heeft aangetoond dat een wetenschapsredactie van grote waarde kan zijn bij het informeren van het grote publiek. Anderzijds moeten wetenschapsjournalisten kritisch kijken naar de wetenschap zelf, om zo het maatschappelijke debat gaande te houden. Het vinden van de juiste balans kan tot discussie leiden, evenals de rol die universiteiten hierin moeten spelen. Delen die simpelweg hun kennis en kunde met de wereld, of zijn ze eigenlijk vooral bezig met zichzelf profileren? 

Bruno van Wayenburg was van 2019 tot en met 2021 werkzaam als publieksvoorlichter (officieel outreach officer) bij het natuurkundeinstituut LION van de Universiteit Leiden. In de periode daarvoor was hij freelance wetenschapsjournalist, een rol die hij weer heeft opgepakt. Hierdoor kan hij veel vertellen over de overeenkomsten en verschillen tussen de aanpak van wetenschapscommunicatie bij universiteiten en nieuwsbladen. 

“Ik werkte lang als freelancejournalist over ruimtevaart, natuurkunde en nog wat aanverwante zaken”, vertelt van Wayenburg. “Dan ligt de focus heel erg op hetgeen actueel is en op hetgeen een journalist eraan kan toevoegen qua achtergrond of qua nieuws. Toen ik bij de universiteit werd aangenomen om specifiek wetenschapscommunicatie te doen, werd ik al beperkt in de onderwerpen. Er zijn wel tientallen onderzoeksgroepen, en daar wordt ook heel interessant onderzoek gedaan, maar er gebeurt buiten de universiteit natuurlijk veel meer. Dat is een enorme verandering van je manier van werken – ook al ga je ook daar als een soort verslaggever aan de slag.” 

Universiteiten doen eigenlijk meer aan marketing 

Waar de verhalen die binnen een universiteit geschreven worden qua inhoud al verschillen van journalistieke stukken, is de inhoudelijke organisatie van een universitaire communicatieafdeling het grootste verschil met de journalistiek. “Er zijn in de afgelopen jaren overal enorme communicatieafdelingen opgezet. Iedereen heeft wetenschapsvoorlichters en communicatiemedewerkers in dienst, dat is enorm gegroeid. Binnen een universiteit draait het heel erg om het laten zien wat de universiteit doet. Daar zit wel overlap met interessant onderzoek, maar het zijn ook heel andere verhalen.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Zo schreef Van Wayenburg vaak over subsidies die binnengehaald werden, prijzen die gewonnen werden of benoemingen. “Daar heeft een krant allemaal geen aandacht voor. Dat iemand een bepaald bedrag aan subsidie heeft gekregen boeit een journalist vaak niet, en een universiteit wil zo’n succesverhaal juist delen. Dat profileren is heel belangrijk.” 

Het profileren hoeft ook niet eens te gaan om persaandacht. “Toen ik bij de universiteit ging werken, dacht ik dat het vooral draaide om het in de krant of op tv krijgen van ons onderzoek, maar interne aandacht is eigenlijk net zo belangrijk. Daar zat dus iets van marketing bij. Ik was ook nauw betrokken bij de afdeling communicatie en marketing, dus die overlap was heel duidelijk. Het is er echt op gericht om jezelf bekend te maken, niet alleen bij het grotere publiek, maar ook bij potentiële studenten of studenten van andere instellingen.” 

Kritiek op communicatiebeleid universiteiten 

Volgens Van Wayenburg leidt dit ertoe dat universiteiten op dezelfde manier aan marketing en communicatie doen als grote bedrijven. “Er is daarover ook een discussie gaande, of universiteiten dit wel moeten doen. De laatste jaren is die neiging gegroeid om een universiteit als bedrijf te runnen, niet als een gemeenschap van geleerden. Sommige mensen zijn daar zeer op tegen, want zo zorg je ervoor dat er eigenlijk geen kritiek naar buiten mag komen. Dat onderzoekers sommige dingen niet mogen zeggen omdat ze dan gedoe krijgen met communicatie komt niet overeen met het academisch ideaal.” 

De laatste jaren is die neiging gegroeid om een universiteit als bedrijf te runnen, niet als een gemeenschap van geleerden.

Een andere opmerkelijke ontwikkeling is het gegeven dat wetenschappers soms de communicatieafdeling helemaal niet nodig hebben. “Wetenschappers zijn zelf veel meer gaan communiceren. Ze zijn ook steeds meer gaan openstaan voor telefoontjes van journalisten. Ik heb als wetenschapsjournalist zelden problemen om iemand te pakken te krijgen. Vroeger was dat wel anders; ik heb eens een oudere dame gesproken, een scheikundige, en die vroeg zich duidelijk af waarom ze mij te woord zou moeten staan. Die zei: “ik publiceer het wel en dan kunt u het lezen.” Uiteindelijk heb ik haar toch zo ver gekregen, maar uit alles bleek dat zij het tijdverspilling vond. Die houding komt niet vaak meer voor.” 

Ook in de huidige discussie over Erkennen en Waarderen komt wetenschapscommunicatie vaak ter sprake. Waar universiteiten zich willen profileren met mooie verhalen over hun onderzoek, worden de betrokken wetenschappers hiervoor niet of nauwelijks beloond. Van Wayenburg heeft zelf cursussen over onderdelen van wetenschapscommunicatie gegeven aan promovendi, vertelt hij. “Daar kwamen vooral mensen op af die dat leuk vonden, maar het werd wel echt serieus genomen. Het heeft ook wel degelijk veel nut, want het levert uiteindelijk zichtbaarheid op, en daarmee betere kansen op onderzoekssubsudies. Ook hebben wetenschappers vaak het gevoel dat ze kunnen werken dankzij belastinggeld, en dat de maatschappij daarvoor iets terugverdient.” 

Journalistiek en communicatie staan op gespannen voet  

Naast het schrijven van nieuws- en achtergrondartikelen voor media als NRC en Kijk maakt Van Wayenburg wetenschapsanimaties. Deze worden vooral in opdracht van wetenschappers gemaakt. “Onderzoekers of communicatiemedewerkers komen dan naar me toe voor het maken van een animatie bij een belangrijke publicatie, en dat doe ik naast het schrijven. Van puur journalistiek freelancewerk is eigenlijk niet te leven.” 

Dit levert weleens spanning op, vertelt Van Wayenburg. “Het heeft een andere insteek, want voor een universiteit of instituut wordt dan niet een heel kritisch stuk geschreven. Daar is weleens kritiek op, en sommigen vinden zelfs dat het niet kan. Er zit een spanning, maar ik moet ook mijn brood verdienen.” 

Zo heeft Van Wayenburg laatst een stuk geschreven voor een instituut dat werkt aan kernfusie. Het project is al decennia gaande en gaat nu door een cruciale fase. “Ik zou hierover ook nog een stuk kunnen schrijven voor een krant; dan zou ik voor zowel een voorlichter als een krant over dit onderwerp schrijven. Ik denk zelf dat ik best een kritisch stuk zou kunnen schrijven, maar ik zie ook dat iemand dan zou kunnen zeggen dat ik niet onafhankelijk ben. Dat doe ik dus niet. Dat is de spanning; een journalist moet vrij kunnen zijn om alles op te schrijven, ook als het kritisch is.” 

Toch is de freelancer ervan overtuigd dat de stukken die hij schrijft voor een universiteit of instituut net zo goed kloppen als het journalistieke werk. “Want dat is vooral uitlegwerk. Ik denk dat het uiteindelijk inhoudelijk niet zoveel scheelt, maar de insteek is anders. Voor een krant zou ik bijvoorbeeld ook onderzoekers van meerdere instituten spreken, maar voor een universiteit betekent dit dat je iemand van een ‘concurrent’ vraagt.” 

Journalist of cheerleader 

Deze spanning zorgt voor een eeuwige discussie in de sector over de rol van wetenschapsjournalisten. “Moeten wij cheerleaders zijn voor de wetenschap, aangezien de meesten zelf uit die sector komen of er een passie voor hebben? Die neiging is er soms wel. Of zouden wij juist vaker de conflicten en spanningen binnen de wetenschap moeten verslaan? Moeten wij cheerleaders of journalisten zijn?” 

Moeten wij cheerleaders of journalisten zijn?

Van Wayenburg denkt dat hijzelf vaak meer aan de cheerleader-kant staat. “Ikzelf schrijf vaak stukken puur over hoe iets in elkaar zit, dus dan kun je zeggen dat ik een cheerleader ben. Meestal schrijf ik ook wel over de politiek erachter of over de financiële kant, maar het grootste gedeelte is toch uitleg. Anders weet immers niemand waar het over gaat. Ook bij corona zien we heel goed dat het ingewikkelder is dan iedereen op het eerste gezicht denkt. Moeten wij dan uitleggen en vertalen wat wetenschappers doen, of moeten we dat kritisch beschouwen? Dat dilemma zie je dagelijks aan het licht komen.” 

Toch zal er volgens deze wetenschapsjournalist altijd een combinatie nodig zijn. “Er zullen altijd mensen zijn die gewoon geïnteresseerd zijn in uitleg van de inhoudelijke kanten. Toch moet je altijd kritisch zijn, omdat wetenschap ook gewoon een sector van de maatschappij is die kritisch gevolgd moet worden. Ik denk dat iedere wetenschapsjournalist weet dat dit allebei een rol speelt.” 

Ramon van Doorn : 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK