Verplichte Gender Equality Plannen bevatten niets nieuws

Sinds het begin van dit jaar moeten alle Nederlandse universiteiten een Gender Equality Plan (GEP) hebben. Een GEP is vereist om aanspraak te maken op een onderzoeksbeurs voor Horizon Europe, het grote onderzoeksprogramma van de Europese Unie. Naar aanleiding van deze eis schreef het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deze zomer een handreiking voor diversiteitsbeleid van de universiteiten. Nederland haalt jaarlijks zo’n zes miljard aan Europees onderzoeksgeld binnen.
Motie tegen lijstjes bijhouden
De eis van de EU en de handreiking van het OCW veroorzaakten verontwaardiging in de Tweede Kamer. Brussel zou zich te veel bemoeien met de inrichting van het Nederlandse hoger onderwijs, aldus Peter Kwint, Kamerlid voor de SP. De SGP zei dat “wetenschappelijk onderzoek vertroebeld wordt door politieke ambities”, en de VVD vond dat het ministerie van OCW te ver ging in hun handreiking, met name vanwege de oproep om naar meer vormen van diversiteit te kijken dan alleen gendergelijkheid.
Het CDA wees Ingrid van Engelshoven, de vorige minister van OCW, daarnaast op een motie die eind 2020 is aangenomen. Deze motie vroeg geen lijstjes over de achtergrond van studenten en onderzoekers bij te houden. “Dit soort cijfers zijn geen onderdeel van de eisen van de Europese Commissie inzake het gendergelijkheidsplan”, antwoordde Van Engelshoven echter. “De Europese Commissie vraagt om het bijhouden van cijfers over de man-vrouw-verhouding van verschillende functiecategorieën. Deze cijfers worden nu reeds door alle instellingen bijgehouden.”
Universiteiten verwijzen naar bestaande programma’s
Alle Nederlandse universiteiten hebben de handreiking van het OCW ter harte genomen. In dat document worden vier voorwaarden genoemd waar een GEP volgens de EU aan moet voldoen. Zo moet een GEP publiekelijk toegankelijk zijn, moet er budget zijn voor de voorgestelde plannen, moeten instellingen data bijhouden over hun medewerkers en behoren de instellingen ten slotte trainingen over vooroordelen rondom gender aan hun medewerkers aan te bieden. Verder deed OCW een aantal voorstellen om genderdiversiteit te stimuleren, bijvoorbeeld middels aandacht voor de balans tussen werk en privé, gendergerelateerd geweld en intersectionaliteit.
In de GEP’s die de universiteiten gepubliceerd hebben lijkt echter weinig nieuws te staan. Een aantal instellingen benadrukken vooral de programma’s die ze al in werking hebben. De Vrije Universiteit noemt haar onderzoek naar gendergelijkheid uit 2002 en het ‘Talent naar de Top’ project uit 2009. Universiteit Wageningen verwijst het Gender-SMART collectief, een samenwerking tussen zeven Europese organisaties. De WUR schrijft dat ze in 2020 een GEP heeft ontwikkeld met betrekking tot de Gender-SMART initiatieven, die nu dient als een overkoepelend GEP.
GEP’s laten veel ruimte voor interpretatie
Veel universiteiten blijven bovendien dicht bij de aanwijzingen van het OWC; de Universiteit Maastricht, de Universiteit van Amsterdam en de TU Delft laten het bij een beknopt overzicht van hun invulling van de vier eisen. De Technische Universiteit Eindhoven is het meest uitgebreid en specifiek. Behalve een doelstelling voor het aandeel vrouwelijke hoogleraren (25 procent in 2025) noemt de TU/e ook het aandeel vrouwelijke UD’s (35 procent) en UHD’s (30 procent) dat de universiteit in 2025 in dienst wil hebben.
De GEP’s lijken zodoende weinig nieuwe plannen of maatregelen te bevatten en voornamelijk in deze vorm te zijn opgesteld om te voldoen aan de eis vanuit Europa. Verder laten de plannen veel ruimte voor interpretatie; veel instellingen beloven een commissie voor diversiteit en inclusiviteit op te richten of diversiteitsofficieren aan te stellen, zonder verder in te gaan op specifieke taakomschrijvingen.
Meest Gelezen
