Kunnen jonge universiteiten op meer geld rekenen?

Nieuws | de redactie
18 maart 2022 | Binnen de Universiteiten van Nederland wordt een voorstel besproken om de bekostiging voor jonge universiteiten te verhogen. Daarbij gaat het om de Universiteit Maastricht, de Erasmus Universiteit en de Universiteit van Tilburg.

De Universiteit Maastricht, de Erasmus Universiteit en de Universiteit van Tilburg hebben het laagste aandeel in de vaste voet van het onderzoeksdeel. Binnen de Universiteiten van Nederland (de oude VSNU) wordt nu besproken of deze verdeling van het geld rechtgetrokken kan worden. Jonge universiteiten hebben namelijk het minst geprofiteerd van allerlei regelingen met betrekking tot de bekostiging die de afgelopen decennia zijn doorgevoerd. 

De VSNU wilde wel, maar alleen als er extra geld kwam 

In 2007 hebben OCW en de VSNU afspraken gemaakt over een compensatie om de opgelopen achterstand in de vaste voet voor jonge universiteiten gelijk te trekken. Voor de drie universiteiten uit Maastricht, Tilburg en Rotterdam betekende dit dat zij ieder jaar structureel vier miljoen euro extra zouden krijgen. Daarvoor werd jaarlijks twaalf miljoen euro gereserveerd op de begroting van OCW. Deze afspraken zijn echter nooit helemaal uitgevoerd omdat het laatste kabinet Balkenende viel voordat de afspraak in werking kon treden.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

In 2010 werd vanuit de Tweede Kamer opnieuw opgeroepen om deze bekostiging gelijk te trekken. De VSNU was het erover eens dat dit oneerlijk was voor de jonge universiteiten, maar wilde het probleem alleen oplossen als er extra geld zou komen. Dat extra geld kwam er destijds niet, dus de scheve verhoudingen bleven bestaan. 

In 2019 werd nogmaals geconstateerd dat de lagere vaste voet van jonge universiteiten een opmerkelijk onderdeel van de Rijksbekostiging is. Ditmaal was het de Commissie Van Rijn die deze conclusie trok. De jonge universiteiten hebben al vanaf hun oprichting te maken met een lagere vaste voet in vergelijking met de oudere universiteiten, wat geen recht doet aan de uitdagingen waar deze universiteiten voor staan, vond de commissie. Bovendien is het niet transparant, constateerden consultants van Berenschot die in 2021 een verkenning uitvoerden (pdf) naar de variabele en vaste bekostiging in het hoger onderwijs.  

Historische regelingen op elkaar gestapeld 

De huidige onderzoeksbekostiging van universiteiten bestaat voor 65 procent uit vaste bekostiging, die historisch is gegroeid – letterlijk historisch waar het de bestaansduur van de instellingen betreft. De universiteiten uit Maastricht, Rotterdam en Tilburg hebben immers het laagste aandeel in de vaste voet van het onderzoeksdeel.  

Alles bezien valt het de consultants van Berenschot op dat er niet duidelijk is op basis waarvan de vaste voet nu is vastgesteld. Hierdoor is er volgens de consultants geen duidelijke beleidsmatige en financiële onderbouwing te geven voor de procentuele verhoudingen binnen de huidige vast voet.  

Studentgebonden bekostiging

Een lagere vaste voet maakt universiteiten afhankelijker van het variabele studentgebonden deel van de bekostiging. De lagere vast voet kan ook een ongelijk speelveld creëren bij het verwerven van middelen uit tweede en derde geldstromen; wie minder capaciteit en middelen heeft om te voldoen aan de matchingsverplichtingen, de bedragen die universiteiten zelf moeten bijleggen om projectfinanciering aan te trekken.  

Het is de vraag of de afspraken uit 2007 volgende week vrijdag, als de nieuwe hoofdlijnenbrief van Robbert Dijkgraaf wordt besproken in de ministerraad, alsnog door het kabinet zullen worden uitgevoerd.  


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK