Lerarenopleiding maakt werk van gelijke kansen

Interview | door Janneke Adema
28 april 2022 | “Het werken aan kansengelijkheid en daarover nadenken heeft te maken met doorvoelen”, meent Marijke van Vijfeijken. De onderzoeker van de HAN opent het gesprek over kansengelijkheid op de lerarenopleiding door de studenten over hun eigen ervaringen te laten vertellen. “Ze ervaarden dat het helemaal niet leuk is als je in een groepje wordt gestopt omdat je iets niet zo goed kunt.” 
Foto: Dorieke Fotografie

In haar boek ‘Wat is eerlijk?’ bespreekt Van Vijfeijken vraagstukken die spelen rond het thema van kansengelijkheid in het onderwijs. Voor haar promotieonderzoek ontwierp zij daarnaast een lesprogramma die ze uitvoerde bij de master Ontwerpen van Eigentijds Leren (Movel) van de HAN. In een kennislab ‘kansengelijkheid’ ontwikkelde zij samen met lerarenopleiders van de Academie Educatie van de HAN en leraren uit het primair-  en voortgezet onderwijs masterclasses over gelijke kansen. “In de masterclasses proberen we echt stil te staan bij kansengelijkheid”, zegt Van Vijfeijken. “Niet alleen wat je eraan kan doen, maar ook waarom het zo belangrijk is. Het klinkt logisch dat we het allemaal belangrijk vinden, maar het beeld wat men erover heeft kan erg verschillen.”  

Botsende principes 

“Een ingewikkelde vraag blijkt steeds te zijn: betekent kansengelijkheid dat je iedere leerling hetzelfde behandelt, of juist niet? Op school denken leerkrachten vaak: ‘hier op school is het een gelijk speelveld’.” In een eerder onderzoek interviewde Van Vijfeijken leraren hierover. Het bleek dat een grote groep leraren van mening was dat ze hun tijd en aandacht evenredig over de leerlingen moeten verdelen, terwijl ze in de praktijk toch meer tijd en ondersteuning bieden aan laagpresterende leerlingen.  

In deze gevallen botsen verschillende principes met elkaar; deze leraren vinden dat elk kind recht heeft op evenveel aandacht, maar ze willen ook aan de verschillende behoeftes van hun leerlingen tegemoetkomen. “De vraag over gelijke behandeling klinkt eenvoudig, maar er wordt zo weinig over gesproken dat leraren het toch moeilijk vinden,” zegt Van Vijfeijken. “Dat is wel een aanleiding om er meer aandacht aan te besteden. Als ze zich meer met kansengelijkheid bezighouden, merken ze zelf dat ze het in de praktijk anders doen. Soms moet je ongelijk behandelen voor gelijke kansen.”  

Een andere start 

Tegelijkertijd ligt er volgens Van Vijfeijken een taboe op de gevolgen van een opleidingsniveau voor iemands toekomst. “Veel mensen zeggen: ‘hoezo ongelijke kansen? Als vmbo-kader iemands niveau is, dan is dat toch prima?’ En dat klopt, natuurlijk, maar dat is niet de discussie. Bij kansengelijkheid in het onderwijs gaat het erom of iedereen gelijke kansen heeft om te komen waar diegene wil komen. Bovendien is het in veel opzichten voordeliger om hoogopgeleid te zijn in Nederland. Mensen met een hogere opleiding hebben vaak een hoger salaris, wonen in betere wijken en zijn gemiddeld gezonder. Dat maakt kansengelijkheid in het onderwijs een moreel vraagstuk.”  

“Als leraar is het belangrijk dat je het besef hebt dat er ongelijkheid is en dat het grote consequenties heeft”, vervolgt Van Vijfeijken. “Sommige leerlingen kunnen zich niet naar hun eigen potentie ontwikkelen omdat zij een andere start hebben. Die ongelijkheid bespreken is een stukje burgerschapsvorming. Het gaat om de vraag: ‘hoe zit onze samenleving in elkaar?’.”   

‘Het is niet leuk om in een groepje te worden gestopt omdat je iets niet goed kunt’ 

In de masterclasses laten Van Vijfeijken en haar collega’s de studenten oefeningen doen met als doel ze over hun eigen ervaringen te laten praten. Bij één oefening beantwoorden studenten een stelling door een stap vooruit of een stap achteruit te zetten, afhankelijk van of een stelling bij ze past. “Dan behandelen we stellingen zoals ‘ik heb vroeger bijles gekregen die is betaald door mijn ouders’, ‘mijn beide ouders zijn hoogopgeleid’ of ‘mensen vragen vaak waar ik vandaan kom’. Dan trekken we een lijn door het klaslokaal en zeggen we ‘stel je voor dat hier de hardloopwedstrijd begint’. Dan is het plotseling heel zichtbaar wat de verschillen zijn.”   

Volgens Van Vijfeijken zijn dat vaak gevoelige gesprekken. “Mensen die heel ver vooraan staan krijgen soms een beetje buikpijn en zeggen dan ‘ik heb ook hard moeten werken, want ik kreeg ook een laag advies. Ik heb bijles gekregen en toen heb ik het gehaald’. Dat is natuurlijk zo, maar er is dan ook het besef dat ze het misschien niet hadden gehaald als ze die hulp niet hadden gekregen. Er moet ruimte zijn voor die discussie.”  

Tijdens een andere oefening in het lesprogramma kregen de studenten een vouwopdracht. “We gaven iemand een groen blaadje wanneer we zagen dat het heel goed ging. Wie veel moeite had kreeg een rood blaadje.” Daarna gaven ze de opdracht om bij studenten met dezelfde kleur te gaan zitten en gaf ze de groepen apart instructies en een nieuwe opdracht. “Het werd al snel duidelijk waarom die indeling er was. Ze ervaarden dat het helemaal niet leuk is als je in een groepje wordt gestopt omdat je iets niet zo goed kunt. Daarnaast zeiden de studenten: ‘we konden elkaar helemaal niet helpen, want we waren allemaal niet zo goed’. Sommige studenten waren er ook een beetje boos over, want die vonden dat ze het helemaal niet zo slecht deden.”  

“Het werken aan kansengelijkheid en daarover nadenken heeft te maken met het doorvoelen”, meent Van Vijfeijken. “Je hebt altijd studenten die het zelf hebben meegemaakt dat ze een lager advies kregen dan eigenlijk bij hen hoort. Dat soort momenten zijn heel belangrijk in het leven. Door het ze te laten voelen, zoals bij die vouwopdracht, is er altijd een student die dat gevoel weer herkent.”  

Lesgeven over kansengelijkheid aan heterogene groepen 

In haar boek legt Van Vijfeijken uit dat het indelen van leerlingen in verschillende niveaus de ongelijkheid kan vergroten. Het idee van deze niveaudifferentiatie is dat leerlingen gepaste instructie krijgen die aansluit bij hun behoefte. Zo zou het onderwijs effectiever en efficiënter worden. Toch blijkt dat juist de laagpresterende leerlingen minder profiteren van deze vorm van onderwijs. Dat komt volgens Van Vijfeijken onder andere doordat leerlingen die in een lage niveaugroep zijn geplaatst minder uitgedaagd worden en zich niet kunnen optrekken aan andere leerlingen van een hoger niveau. Vooral kinderen van ouders met een lage sociaaleconomische status worden hierdoor benadeeld, aangezien zij oververtegenwoordigd zijn in de lagere niveaugroepen.  

“Als je in de laagste niveaugroep zit, krijg je de instructie van de hoogste niveaugroep niet mee, dus dan kun je nooit laten zien dat je dat ook wel gekund had”, verklaart Van Vijfeijken. Een alternatief voor het indelen van leerlingen in verschillende niveaugroepen, is de methode van Expliciete Directe Instructie (EDI). Daarbij combineert de docent of leraar een algemene uitleg met persoonlijke feedback om iedere leerling of student naar het leerdoel te brengen.   

“Dan werk je niet met vaste niveaugroepen, maar is het juist heel flexibel. Afhankelijk van wat je tijdens de instructie laat zien, krijg je aanvullende instructie.” Uiteindelijk ligt het volgens Van Vijfeijken aan de stageschool of een student te maken krijgt met lesgeven aan heterogene groepen in plaats van groepen die zijn opgesplitst naar niveau.  

‘De discussie over kansengelijkheid moet veel explicieter’ 

Volgens Van Vijfeijken is er al veel aandacht voor kansengelijkheid bij regioscholen. De Academie Educatie van de HAN werkt mee aan de Werkplaats Onderwijskansen Arnhem-Nijmegen (WOAN) waar dertien basisscholen bij zijn aangesloten. Door middel van praktijkgericht onderzoek probeert de WOAN onder andere kansengelijkheid in het onderwijs te vergroten. “Daar komen hele belangrijke thema’s terug, zoals hoge verwachtingen, effectieve instructie en betrokkenheid van ouders.”   

Toch is er nog veel verbetering mogelijk voor lerarenopleidingen als het gaat om het bespreken van kansengelijkheid, meent Van Vijfeijken. “De vondsten in het boek kunnen helpen bij het formuleren van nieuwe leeruitkomsten en nieuwe inhouden voor de lerarenopleiding. De discussie over kansengelijkheid moet veel explicieter. Het liefst heb ik het als een vanzelfsprekend onderdeel door de hele opleiding.”   

Janneke Adema : 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK