Nu visiteren zelf verandert, is instellingsaccreditatie niet meer nodig

Opinie | door gastauteurs
20 april 2022 | Een nieuw systeem van instellingsaccreditatie zou de werk- en regeldruk rondom visitaties in het hoger onderwijs moeten verminderen. Echter, verschillende rapporten hebben inmiddels laten zien dat dit waarschijnlijk niet gaat lukken. Tegelijkertijd zien we dat de bezwaren rondom visitaties steeds vaker reeds binnen het huidige stelsel worden weggenomen. Waarom zouden we dan nog alles overhoophalen? Gebruik de mogelijkheden die het huidige stelsel biedt om visitaties lichter en nuttiger te maken, schrijven Fiona Schouten en Peter Hildering van evaluatiebureau Academion.
“Nu het stelsel omgooien, net nu het een vorm begint te krijgen die de belangrijkste bezwaren rondom visitaties wegneemt, is zonde”, schrijven Fiona Schouten en Peter Hildering. Beeld: fauxels.

Op universiteiten en hogescholen zijn visitaties niet geliefd. Dat is niet zo vreemd. De werkdruk in het hoger onderwijs is hoog; er moeten opleidingen worden verzorgd, er moet onderzoek worden gedaan, de organisatie moet worden gerund en er moet, als het even kan, een brug naar de maatschappij worden geslagen of een internationale samenwerking op poten worden gezet. Het is, kortom, al druk genoeg zónder de panels van externe experts die elke zes jaar bij opleidingen langskomen om deze te beoordelen. Zulke visitaties kosten tijd en geld en er gaan verhalen rond van visitatiepanels die een kritische of zelfs ronduit aanvallende toon aanslaan of onplezierige aanbevelingen doen waarmee de opleiding vervolgens ook nog aan de slag moet. 

Het huidige accreditatiestelsel draagt binnen de hoger onderwijsinstellingen dus bij aan een gevoel van verhoogde werkdruk. In reactie op deze ‘ervaren regeldruk’ werkt het Ministerie van OCW al enkele jaren aan een nieuw stelsel: instellingsaccreditatie. Ook in dit stelsel komt er eens in de zes jaar een panel van externen langs, maar die kijkt niet meer naar afzonderlijke opleidingen. Ze beoordeelt de gehele onderwijsinstelling in één keer. Het panel checkt daarbij of de instelling goed in staat is om zelf de kwaliteit van de eigen opleidingen in de gaten te houden en voortdurend te verbeteren. Eventueel doet het panel nog steekproeven bij opleidingen om te zien hoe het er in de praktijk aan toegaat. Verder wordt de kwaliteit van opleidingen echter vooral een interne aangelegenheid van instellingen, die het vertrouwen krijgen om die kwaliteit zelf te monitoren. Het is niet verrassend dat de meeste universiteiten en hogescholen wel voor het idee te porren zijn. 

Bezwaren tegen instellingsaccreditatie 

Toch kun je de nodige vraagtekens stellen bij instellingsaccreditatie. Recent vroegen meerdere Kamerfracties zich bijvoorbeeld af of er bij een dergelijke hoog-over-aanpak wel genoeg oog zal zijn voor het welzijn en de sociale veiligheid van de studenten en docenten in de opleidingen. En onlangs wees de Onderwijsraad erop dat intern toezicht door de instellingen op hun opleidingen ongelijkheid kan scheppen tussen studenten aan verschillende instellingen omdat de universiteiten en hogescholen allemaal hun eigen kwaliteitscriteria voor hun opleidingen zullen hanteren. 

Het belangrijkste bezwaar tegen een nieuw stelsel is echter dat instellingsaccreditatie het probleem waarop het een antwoord zou moeten zijn helemaal niet oplost. De werk- en regeldruk zal naar verwachting niet noemenswaardig afnemen door het invoeren van instellingsaccreditatie aangezien de externe opleidingschecks door interne worden vervangen. De toenmalige minister van OCW heeft dit in 2021 in een kamerbrief over de plannen ook al eens geconcludeerd. Het werk verandert, maar verdwijnt niet; de kwaliteit van opleidingen wordt blijvend gemonitord, maar nu door de instelling die ze aanbiedt. Op de korte en middellange termijn zal een stelselwijziging bovendien juist extra werkdruk opleveren omdat een groot aantal processen en diensten binnen de universiteiten aangepast zal moeten worden aan de nieuwe werkwijze. 

Geen strenge visitatiepanels meer 

Daar komt bij dat het accreditatiestelsel nog niet zo lang geleden, in 2017, al is bijgesteld. Er is toen nadrukkelijk voor gekozen om instellingen en opleidingen meer regie over het beoordelingsproces te gunnen en ze dankzij dit eigenaarschap en het daaraan ten grondslag liggende vertrouwen minder werk- en regeldruk te laten ervaren. Het NVAO-visitatiekader uit 2018 biedt opleidingen veel ruimte om hun visitatieproces zo in te richten als ze dat willen, zonder de plicht om speciaal voor een visitatiepanel uitgebreide documenten op te stellen. Sindsdien is het zelfs mogelijk om de visitatie maximaal ‘ontwikkelgericht’ in te richten en de traditionele ‘zelfevaluatie’ te vervangen door een informatiedossier met stukken die de opleiding al had liggen. 

Ook de gevreesde kritische toon van panels is onder handen genomen. Tegenwoordig moeten visitatiepanels zich constructief opstellen en uitgaan van de doelen en de wensen van de opleiding die ze beoordelen. Ze worden geacht de ontwikkeling en verbetering van een opleiding centraal te stellen. Daarmee behoren de strenge visitatiepanels die opleidingen onderwerpen aan een kritisch kruisverhoor tot het verleden. Een panel van nu strooit niet met onvoldoendes, maar benoemt wat er goed gaat en denkt mee met de opleiding.

In de visitaties die we als evaluatiebureau begeleiden merken we dat dit een wereld van verschil maakt. De laatste jaren zijn opleidingen vaak positief verrast over de constructieve gesprekken en blijken ze het juist inspirerend te vinden om met een panel van vakgenoten over de ontwikkelingen binnen hun opleiding te spreken. Natuurlijk is een visitatie nog steeds een intensief traject en staan opleidingen er nog altijd niet voor in de rij, maar we horen vaker dan vroeger terug dat ze hun visitatie als nuttig en aangenaam hebben ervaren.  

De omwenteling vindt nu al plaats 

Bij de werkwijze die gepaard gaat met het nieuwste visitatiekader is iedereen gebaat. De visitatiepanels hoeven niet meer als boeman op te treden en kunnen bijdragen aan de verdere verbetering van hun vakgebied. De opleidingen worden op waarde geschat en ontvangen nuttige, opbouwende adviezen van vakbroeders. De instellingen krijgen waardevolle externe input die hen helpt de kwaliteit van opleidingen te monitoren zonder dat zij daarvoor een eigen, intern systeem hoeven op te tuigen. Daarnaast kan de overheid alle studenten een vergelijkbare kwaliteit van onderwijs garanderen. De gewenste omwenteling die met instellingsaccreditatie zou moeten worden ingezet, van werkdruk naar meer regie en minder last voor opleidingen en instellingen, vindt eigenlijk nu al plaats – binnen het huidige systeem. 

De reden dat dit nog weinig aandacht krijgt is dat de nieuwe manier van visiteren nog lang niet overal ervaren is. Dat is ook niet zo vreemd: opleidingen worden maar eens in de zes jaar gevisiteerd, en pas sinds twee à drie jaar begint het visiteren volgens het nieuwste kader een vastere vorm te krijgen. Dat betekent dat pas rond 2025 de meeste opleidingen een visitatie ‘nieuwe stijl’ meegemaakt hebben. We merken dan ook dat de sentimenten in de discussies over instellingsaccreditatie vaak achterlopen op de nieuwe werkelijkheid; nog te vaak duikt het beeld van de veeleisende en onvoorspelbare visitatiepanels op. Dat is jammer, omdat in de praktijk het grootste deel van de geschetste problemen al opgelost is.

Nu het stelsel omgooien, net nu het een vorm begint te krijgen die de belangrijkste bezwaren rondom visitaties wegneemt, is zonde. Laten we het huidige visitatiestelsel met opleidingsaccreditaties juist omarmen en verder doorontwikkelen in plaats van de energie te steken in een grote stelselwijziging waarvan de meerwaarde niet duidelijk is. 


Fiona Schouten en Peter Hildering zijn eigenaars en adviseurs van evaluatiebureau Academion en begeleiden visitaties bij universiteiten. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK