Samenwerking Universiteit Maastricht en provincie blijkt groot succes

Nieuws | de redactie
13 april 2022 | De Universiteit Maastricht en de Provincie Limburg investeerden zeven jaar geleden gezamenlijk meer dan vijftig miljoen euro in het LINK-programma, waarbinnen de wetenschappelijke instituten Merlin en M4i werden opgericht. Gisteren maakten zede balans op; onderaan de streep blijkt het een wetenschappelijk, commercieel en regionaal succes te zijn.
Onderzoekers Jurica Bauer en Ian Anthony leggen uit hoe het LINK-programma resulteert in verschillende opleidingen.

Een langdurige investering in wetenschap kan zowel een universiteit als de regio daaromheen vooruithelpen; dat is de conclusie van de Universiteit Maastricht en de Provincie Limburg. Zij sloegen zeven jaar geleden de handen ineen en investeerden samen meer dan vijftig miljoen in het programma ‘Limburg investeert in haar kenniseconomie’ (LINK). De kern van het LINK-programma werd uitgemaakt door de oprichting van twee nieuwe instituten; Merln, dat met biomedische technologie aan regeneratieve geneeskunde werkt, en M4i, een onderzoeksinstituut dat technieken en instrumenten ontwikkelt voor moleculaire beeldvorming. 

Omdat het programma een looptijd van zeven jaar had, hebben de partijen onlangs de balans opgemaakt. Tijdens een bijeenkomst ter ere daarvan schetste Nick Bos, vicevoorzitter van de Universiteit Maastricht, hoe LINK heeft aangetoond dat ‘verbinding’ tussen de universiteit, de provincie, het academisch ziekenhuis en het bedrijfsleven de doorslaggevende factor is geweest en alle partijen baat bezorgt. “Het LINK-initiatief heeft het profiel van de Universiteit Maastricht verbreed. De instituten verbinden de gezondheidszorg met geavanceerde technologie. Zo leggen de biomedische resultaten van Merln en de imaging van M4i de basis voor het ziekenhuis van de toekomst.” 

“In de wetenschap zegt kwantiteit iets over kwaliteit” 

Ook hoogleraar Clemens van Blitterswijk prees het succes van het initiatief. Hij kwam in 2014 met zijn team over van de Universiteit Twente en was een van de oprichters van Merln – evenals Pamela Habibovic, eerst wetenschappelijk directeur van Merln en nu rector magnificus van de Universiteit Maastricht. “Ik weet nog goed dat ik op de grote lege vlakte stond waarop onze kantoren gebouwd zouden worden,” vertelde Van Blitterswijk, “hoe ik me afvroeg hoe we dat ooit vol zouden krijgen. Nu is het te klein.” 

Het LINK-programma bracht meer dan zevenhonderd wetenschappelijke publicaties en tweeëntwintig gehonoreerde patenten voort.

De cijfers van het LINK-programma liegen er niet om. Waar Merln in 2015 nog eenenveertig mensen van werk voorzag, is het aantal werknemers gegroeid naar honderdtwintig in 2021. M4i groeide in diezelfde tijd van zevenendertig naar negenenvijftig werknemers. Ook trokken de instituten sinds 2014 meer dan 65 miljoen euro aan fondsen aan – veel meer dan de 47 miljoen euro die de universiteit en de provincie als voorwaarde stelden. Naast organisatorisch en financieel succes was er ook wetenschappelijk en commercieel succes; tussen 2014 en 2021 bracht het LINK-programma meer dan zevenhonderd wetenschappelijke publicaties en tweeëntwintig gehonoreerde patenten voort. 

“Je kunt je afvragen of die kwantiteit iets zegt over de kwaliteit”, redeneerde Van Blitterswijk, “maar in de wetenschap is dat wel het geval. De mensen die we aannemen worden bekostigd vanuit subsidies die we verkrijgen in een competitief systeem. Dat we kunnen groeien, zegt dus iets.” Juist die competitie noopt de instituten tegelijkertijd om zich te blijven ontwikkelen, zei de hoogleraar met zijn blik reeds op de toekomst gericht. “We kunnen alleen wedijveren als we steeds beter worden. We moeten steeds de beste mensen aantrekken. Daarnaast moeten we de ontwikkelde technologieën aanbieden in de praktijk; ze moeten ten goede komen aan de patiënten. Daarom moeten we nog meer samenwerken met het MUMC en met commerciële spin-offs.” 

Onderzoek binnen LINK-programma

Tijdens de bijeenkomst vertelden verschillende onderzoekers over het onderzoek dat ze binnen het LINK-programma hebben gedaan. Zo schetste Danielle Baptista dat het de wetenschap nog ontbreekt aan een goed model voor de menselijke longen – iets waaraan wel behoefte is bij de bestudering van bijvoorbeeld de gevolgen van een coronabesmetting. De beschikbare in vitro-modellen zijn echter te simpel en modellen van dierenlongen zijn te afwijkend van menselijke longen.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

Het is Baptista en haar mede-onderzoekers echter gelukt om met polymeer cellen en stukjes van organen zodanig na te maken dat ze op microniveau vergelijkbaar zijn met cellen en onderdelen van menselijke longen. Deze modellen kunnen ze vervolgens in het laboratorium onderwerpen aan verschillende condities. “Met deze modellen kunnen we ziekten en regeneraties bestuderen. Daarenboven kunnen we deze cellen combineren met andere nagemaakte cellen uit het menselijk lichaam en uiteindelijk onderzoek uitvoeren op het menselijk lichaam zónder daarvoor een menselijk lichaam te gebruiken”, legde Baptista uit.  

De ‘vingerafdruk’ van hersentumoren 

In ander onderzoek onder de vlag van het LINK-programma werd onderzocht hoe het chirurgisch verwijderen van hersentumoren kan worden verbeterd. Bij dergelijke operaties blijft vaak nog wat weefsel van de tumor achter, waardoor een tweede operatie nodig is, legde onderzoeker Eva Cuypers uit. Daarnaast is het controleren op het al dan niet achterblijven van tumorweefsel nu een tijdrovend proces dat sterk afhangt van degene die de controle uitvoert. In haar onderzoek heeft Cuypers gezocht naar een nieuwe methode die minder tijdrovend en subjectief is en zorgt dat een tweede operatie minder vaak nodig is.  

Dat onderzoek heeft geresulteerd in een techniek die een chirurg tijdens het verwijderen van een hersentumor meteen laat zien om welk soort tumor het gaat. Zo kan de chirurg specifieker te werk gaan en zal er minder vaak per abuis ook gezond hersenweefsel worden verwijderd tijdens een operatie, schetste Cuypers.  

De identificatie van de tumor is mogelijk doordat het elektrische snijmes van de chirurg bij aanraking van het tumorweefsel rook veroorzaakt die meteen wordt doorgestuurd naar een computer. Deze computer analyseert de ‘vingerafdruk’ van het weefsel en geeft binnen een paar seconden aan om welk soort tumor het gaat. De software waarmee de ‘vingerafdruk’ wordt geanalyseerd is ontwikkeld middels machine learning op basis van tumoren bij honderden patiënten.  

Doorwerking LINK-programma in markt en onderwijs 

Omdat de vlag van valorisatie hoog in de mast van het LINK-programma hangt, wordt waar mogelijk geprobeerd om onderzoeksresultaten middels spin-offs (bedrijven die voortkomen uit onderzoeksinstellingen) op de markt te brengen. Dat is tot nu toe vier keer gelukt. Daarom kent Limburg nu bijvoorbeeld een bedrijf dat uit de doorsnede van een haar kan vaststellen of iemand drugs, geneesmiddelen, nicotine of koffie heeft gebruikt of in aanraking is gekomen met chemische stoffen. Daarvoor wordt een soort moleculaire fotocamera gebruikt die binnen M4i is ontwikkeld.  

Ook in het onderwijs werkt het onderzoek uit het LINK-programma door. Niet alleen wordt vanuit de instituten voor bijna tien fte onderwijs gegeven, op beide plekken is men tevens bezig met het opzetten van ‘eigen’ bachelor- en masterprogramma’s, vertelden Jurica Bauer (Merln) en Ian Anthony (M4i). Zoals een voetbalclub een jeugdopleiding heeft om zich in de toekomst van talent te verzekeren, willen zij mensen opleiden die aan de slag kunnen gaan met de uitkomsten van het onderzoek dat men nu doet. Vanuit M4i wordt daarom vanaf september de master Imaging Engineering aangeboden. 

Regeneratieve geneeskunde en ondernemerschap 

Bij Merln werkt men eveneens aan nieuwe onderwijsprogramma’s. “Hoe kunnen we meer succes hebben op het gebied van regeneratieve geneeskunde als we onze studenten niet beter opleiden dan wijzelf zijn opgeleid?”, hield Bauer de aanwezigen voor. “Wie studeert aan de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences heeft ook kennis nodig van techniek, want dat is van groot belang in de regeneratieve geneeskunde.” Al vanaf 2017 biedt Merln daarom de specialisatie ‘regeneratieve geneeskunde’ binnen de onderzoeksmaster Biomedical Sciences aan.  

Om studenten nog beter op te leiden binnen het veld van de regeneratieve geneeskunde is momenteel een bacheloropleiding in ontwikkeling. Daar ligt de focus niet alleen op natuurkunde, techniek en regeneratieve geneeskunde, maar tevens op ondernemerschap. “We willen studenten leren om na te denken over de manier waarop ze hun onderzoeksresultaten zullen aanwenden – hoe ze die bij de patiënt krijgen.” 

Ook op het gebied van onderzoek is de koek nog niet op. Zo werd bekend dat de Universiteit Maastricht en het MUMC+ de komende jaren nog acht miljoen investeren in het LINK-programma.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK