Uitspraak in Srebrenica-zaak is mogelijk slecht nieuws voor Oekraïners

Nieuws | de redactie
28 april 2022 | De nabestaanden van de slachtoffers van de genocide in Srebrenica hebben bot gevangen bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Het Hof in Straatsburg, dat geldt als de Europese hoeder van de mensenrechten, oordeelde onlangs dat de nabestaanden geen ‘victim’ zijn in de zin van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Zij zijn daarom niet ontvankelijk in hun klacht tegen de Nederlandse Staat. Daarmee komt ruim twee jaar na het indienen van de klacht bij het Europees Hof plots een einde aan deze procedure.
Kushtrim Istrefi (Universiteit Utrecht) en advocaat Marco Gerritsen zijn verbaasd over de rechterlijke uitspraak.

De beslissing van het Europees Hof volgt op het arrest van de Hoge Raad waarin het hoogste rechtscollege van Nederland op 19 juli 2019 oordeelde dat de Nederlandse Staat aansprakelijk is voor de dood van een groep van ruim 350 mannen die zich op de VN-compound in Srebrenica bevonden. Zij werden door Dutchbat op 13 juli 1995 weggestuurd, hoewel op dat moment duidelijk was dat zij een grote kans liepen om te worden vermoord door de Bosnische Serviërs. Geen van de 350 mannen overleefde het. 

Ondanks deze voor de nabestaanden in beginsel gunstige uitspraak oordeelde de Hoge Raad echter ook dat deze mannen slechts tien procent kans op overleving hadden gehad als hen wel de gelegenheid zou zijn geboden om op de compound te blijven. Nabestaanden hebben daarom recht op slechts tien procent van de schadevergoeding. Deze arbitraire beslissing van de Hoge Raad is niet onderbouwd en wordt niet gedragen door de in de procedure behandelde feiten. Verder constateerde de Hoge Raad geen schending van de rechten van de duizenden burgerslachtoffers die zich destijds bevonden in de door Dutchbat uitgeroepen ‘mini-safe area’ en tevergeefs bij Dutchbat bescherming hadden gezocht.  

Nederlandse Staat deed in Srebrenica niet alles wat in haar macht lag

De nabestaanden hebben in hun klacht bij het Hof in Straatsburg gewezen op de schending van de normen van het EVRM die zien op de bescherming van het recht op leven (artikel 2), het verbod van foltering (artikel 3) en het recht op een eerlijk proces (artikel 6). Het gaat daarbij om de schending van de mensenrechten van zowel de 350 mannen die de compound moesten verlaten als van de vele duizenden slachtoffers die bescherming zochten bij Dutchbat. De advocaten van de Moeders van Srebrenica hebben daarom gewezen op het feit dat de Nederlandse rechter de mensenrechtennormen van het EVRM verkeerd hebben toegepast. Volgens deze normen moeten staten alles doen wat in hun macht ligt om dergelijke schendingen te voorkomen. Zoals bekend is dat in Srebrenica niet gebeurd.  

Dutchbat handelde volgens de Nederlandse rechter onrechtmatig omdat het in ieder geval op 13 juli 1995 wist dat het een levensbedreigende situatie betrof. Desondanks werden de mannen uitgeleverd aan de Bosnische Serven. Daarmee beperkt de aansprakelijkheid van de Staat zich uitsluitend tot deze groep van 350 mannen. Uit de recent openbaar geworden notulen van de Ministerraad van 11 juli 1995 blijkt echter dat toen al gesproken werd van “vrezen voor het ergste”. Dat is overigens niet de enige harde aanwijzing voor ernstige fouten of nalatigheden aan Nederlandse zijde. Onder meer de gewraakte medewerking door Dutchbat aan het scheiden van mannen en vrouwen en het niet rapporteren van geconstateerde oorlogsmisdaden is zonder meer in strijd met de artikelen 2 en 3 EVRM.  

Sprake van rechterlijke onwil

De beslissing van het Europees Hof is onbegrijpelijk voor Marco Gerritsen. Hij is sinds 2007 de leidende advocaat in de achtereenvolgende gerechtelijke procedures van de ruim 6.000 weduwen tegen de Nederlandse Staat. “Het is moeilijk te bevatten dat één rechter, dus niet eens een meervoudige kamer, de zaak op deze wijze afserveert. Het Srebrenica-drama uit 1995 is het eerste geval van genocide in Europa na de Tweede Wereldoorlog waarbij ruim 7.000 mannen en jongens werden vermoord. Je zou menen dat een zaak als deze de raison d’etre vormt van het Europees Hof. Als je dan oordeelt, zonder een inhoudelijke behandeling van de zaak, dat de nabestaanden niet ontvankelijk zijn omdat zij geen slachtoffers zouden zijn in de zin van het EVRM, dan kun je eigenlijk alleen maar spreken van rechterlijke onwil”, aldus Gerritsen.  

Kushtrim Istrefi, Universitair Docent of Human Rights aan de Universiteit Utrecht en tevens advocaat in de zaak voor het Europees Hof, is eveneens verbaasd over de afloop van de procedure in Straatsburg. Hij meende dat de weduwen inhoudelijk een sterke zaak hadden. Wat hem daarbij opvalt, is dat het Europees Hof zelfs geen hint heeft gegeven waarom het besluit is genomen om de nabestaanden niet-ontvankelijk te verklaren. “Het achterwege blijven van enige motivering doet de vraag rijzen of het Europese Hof bereid is ernstige schendingen van mensenrechten in politiek gevoelige zaken inhoudelijk te beoordelen”, aldus de wetenschapper.   

Beide advocaten houden er rekening mee dat deze zaak vergaande gevolgen zal hebben voor toekomstige gevallen – denk aan de huidige situatie in de Oekraïne en de vele burgerslachtoffers door toedoen van de Russische troepen. De kwalificatie ‘genocide’ is al gevallen en een vergelijking met Srebrenica ligt voor de hand.   


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK