Flexibilisering leidt niet tot grabbeltondiploma’s
Tijdens een recente discussie in de Tweede Kamer waarschuwde Lisa Westerveld (GL) dat het wetsvoorstel ‘flexstuderen’ (betalen per studiepunt) een fundamentele herschikking voor het hoger onderwijs zal betekenen. ”Studeren is meer dan alleen maar vakken sprokkelen en studiepunten halen”, betoogde ze. Ook elders klinkt de angst door dat flexibilisering het onderwijs reduceert tot een onoverzichtelijk fastfood-menu. “De student als zodanig is geen consument; dat moeten we nooit willen”, schrijft Peter Kwikkers, zelfstandig adviseur onderwijs en WHW-architect naar aanleiding van het wetsvoorstel ‘flexstuderen’.
Pleidooi voor meer nuance
Als voorstanders van flexibilisering van het hoger onderwijs brengen we graag de nuance terug in het debat. Het opwerpen van doemscenario’s doet het onderwerp onzes inziens ernstig tekort. In ons werk als aanvoerders van de zone Flexibilisering van het Versnellingsplan proberen we helderheid te scheppen in wat mogelijk en wenselijk is op het gebied van flexibel onderwijs. Anders dan blijkbaar soms wordt verondersteld, staan fastfood-menu’s voor onderwijs niet op onze wensenlijst. Wat ons voor ogen staat, is onderwijs dat meer flexibel is in tijd, tempo, locatie en vorm.
Waarom is er meer flexibiliteit nodig?
De mogelijkheid om te kunnen studeren in eigen tempo voorkomt een te hoge druk voor studenten die bijvoorbeeld mantelzorger zijn of werken naast hun studie. Flexibilisering in termen van tempo is dan een direct instrument om studentenuitval tegen te gaan. Door het administratief eenvoudiger te maken om onderwijs aan andere instellingen te volgen, plukken studenten en de samenleving de vruchten van het rijke aanbod van Nederlandse onderwijsinstellingen. Nu moet alles vaak nog ‘aan de balie’ worden geregeld, ook als de andere instelling aan de andere kant van het land ligt.
Voor het oplossen van complexe maatschappelijke vraagstukken zijn er afgestudeerden nodig die in staat zijn om disciplines te verbinden. Minder strak gedefinieerde opleidingen, waar meer combinaties van vakken en disciplines mogelijk zijn, dragen hieraan bij. Dit is geen recept voor alle opleidingen, en geen recept voor alle studenten van alle niveaus, maar wel een legitiem pad om te openen.
Daarnaast vraagt Leven Lang Ontwikkelen om het ontsluiten van onze kennis in kortere trajecten dan volledige programma’s. Niet iedereen die op zoek is naar bij-, om- of opscholing heeft behoefte aan een volledige graad. Met de inzet van microcredentials, erkende bewijzen van herkenbare leerresultaten voor korte onderwijsonderdelen, spelen we in op een grote behoefte van de arbeidsmarkt en samenleving aan wendbaarder onderwijs.
Hoe ver zijn we?
Natuurlijk vraagt flexibilisering om een stevige infrastructuur. Gelukkig wordt die momenteel ontwikkeld. In het project studentmobiliteit is een begin gemaakt met het ontwikkelen van een sectorinfrastructuur die het ontsluiten van onderwijs en het inschrijven bij andere instellingen vergemakkelijkt. Zo staan op eduXchange.nl momenteel cursussen uit de alliantie EWUU en vanaf december 2022 ook minoren van de alliantie LDE. Vanaf 2023 is aansluiting van andere instellingen mogelijk. Vroeg of laat komen hier vraagstukken over verrekening aan de orde; wat als er scheefgroei ontstaat? Er zal een wendbaarder verrekeningsmodel moeten komen dat aansluit bij de bewegingen van studenten.
In de Pilot Microcredentialing, waaraan 32 instellingen deelnemen, worden momenteel de nodige kwaliteitskaders afgesproken waarbinnen microcredentials een rol kunnen spelen in het stelsel. Als we dit duurzaam en in overeenstemming met Europese initiatieven willen implementeren, is verankering in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) meer dan wenselijk.
De huidige kaders voldoen niet
In zijn opiniebijdrage stelt Kwikkers dat de ruimte voor flexibilisering allang bestaat en dat er geen veranderingen in de WHW nodig zijn. Zoals we eerder beschreven in ‘De WHW: Een analoge wet in een digitaal tijdperk‘ is dat maar ten dele correct; de WHW houdt in taal en beeld vast aan de vaststaande opleiding als organiserend en bepalend principe. Daardoor zijn veel zaken theoretisch wel mogelijk, maar accommodeert het stelsel ze onvoldoende.
Zonder een aanpassing van de wet, zowel in letter als in geest, levert flexibilisering daardoor heel veel administratieve lasten op. Zo zet het wetsvoorstel ‘flexstuderen’ terecht in op studentenwelzijn door afwijkende tempi normaler te maken, maar leidt het in het huidige stelsel tot vertraging van diplomafinanciering en tot extra administratieve lasten. Als we het betalen per studiepunt en andere vormen van flexibiliteit niet alleen theoretisch maar ook effectief willen mogelijk maken, zal met aandacht moeten worden gekeken naar de financiële effecten.
Niks kies-maar-raak
Geen van de beschreven scenario’s voorziet in een grabbeltondiploma. Leeruitkomsten liggen ten grondslag aan alle opleidingen, van microcredential tot master. Ten alle tijden toetst een examencommissie of behaalde leeruitkomsten onderdeel kunnen uitmaken van het afstudeerprogramma. Het is simpel: met microcredentials Chinees en Economie zal niemand kunnen afstuderen in de Natuurkunde.
Flexibilisering leidt dus niet noodzakelijkerwijs tot een fundamentele herschikking van het hoger onderwijs. Studenten die een vaststaande route naar een diploma willen volgen aan een onderwijsinstelling, kunnen dat nog steeds. Binnen programma’s ontstaan alleen meer mogelijkheden voor studenten om een eigen pad samen te stellen.
Nationaal Groeifonds
We zijn blij dat ook de overheid de noodzaak van flexibeler onderwijs inziet. Onlangs kende het kabinet via het Nationaal Groeifonds 560 miljoen euro toe aan Digitaliseringsimpuls Onderwijs – een gezamenlijke aanvraag van het mbo, hbo en wo. Onderdeel van dit programma is de transformatiehub ‘Wendbaar en efficiënt georganiseerd onderwijs’, die het onderwijs in staat stelt om sneller invulling te geven aan de toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt en samenleving. Met de middelen uit het Nationaal Groeifonds werken we aan een landelijke sectorinfrastructuur die dat mogelijk maakt. We leggen afspraken en standaarden vast om de organisatie (en niet de inhoud!) van het onderwijs meer gelijk te trekken en de administratieve lasten te verminderen. Daarnaast zetten we ons in voor aanpassing van wet- en regelgeving, van de WHW tot de onderwijs- en examenregelingen.
Er is nog veel werk aan de winkel voordat studenten (die dat willen) volop profiteren van de kansen van flexibel onderwijs. Het begint allemaal met een discussie die wordt gevoerd op basis van reële scenario’s – niet op basis van extremen.
Ulrike Wild : Programmadirecteur Flexibilisering
Ulrike Wild is Programmadirecteur Flexibilisering bij de WUR en aanvoerder van de zone Flexibilisering van het Versnellingsplan
Paul den Hertog : Consultant Onderwijsinnovatie
Paul den Hertog is Consultant Onderwijsinnovatie bij de HvA en aanvoerder van de zone Flexibilisering van het Versnellingsplan
Meest Gelezen
Vrouwen houden universiteit draaiende, maar krijgen daarvoor geen waardering
Wederom intimidatie van journalisten door universiteit, nu in Delft
‘Burgerschapsonderwijs moet ook verplicht worden in hbo en wo’
Raad van State: laat taaltoets nog niet gelden voor hbo-opleidingen
Hbo-docent wil wel rolmodel zijn, maar niet eigen moreel kompas opdringen