Rechtenopleidingen kunnen vandaag al beginnen met dekoloniseren

Nieuws | de redactie
11 mei 2022 | Binnen rechtenfaculteiten hoeft men niet te wachten totdat institutioneel racisme op instellingsniveau wordt aangepakt, schrijft Alison Fischer in de Utrecht Law Review. Er zijn genoeg historische casussen en kritische methoden voorhanden die de rol van het recht in kolonialisme en racisme zichtbaar maken. Dekolonisatie van het curriculum kan heel simpel beginnen, aldus Fischer: leer studenten dat de neutraliteit van het recht slechts een theorie onder de theorieën is.
“Ook na de formele onafhankelijkheid van veel koloniën is internationale rechtsgelijkheid een formaliteit die substantie ontbeert”, schrijft Alison Fischer. Beeld: Alec Perkins (cc-by-2.0.)

Toen tienduizenden mensen in de zomer van 2020 de straat opgingen om de Black Lives Matter-beweging te steunen, werden ook Nederlandse instellingen opgeroepen zich te dekoloniseren en zich rekenschap te geven van de eigen koloniale geschiedenis en erfenis, schrijft Alison Fischer, buitenpromovenda bij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, in een artikel over dekolonisatie en het recht.

Het aanpakken van institutioneel racisme binnen universiteiten zal een complex proces zijn, voorspelt ze. “Het aantrekken en toelaten van studenten, het curriculumontwerp, het aannemen van academisch personeel, uitval, promotie en onderwijspraktijken spelen daarin allen een rol.” Wie docent is bij een rechtenfaculteit hoeft echter niet te wachten totdat al deze veranderingen op instellingsniveau in gang worden gezet, betoogt Fischer. Daar liggen al methodes en theorieën klaar waarmee institutioneel racisme, onder meer een erfenis van het kolonialisme, binnen de kaders van het recht kan worden behandeld.  

Leer studenten dat recht gesitueerd is 

Bij Rechtenopleidingen wordt studenten steevast geleerd om te ‘denken als een rechtsgeleerde’. Effectief betekent dat ‘denken als een rechtspositivist’ – oftewel, iemand die recht niet noodzakelijk verbindt met moraal, schrijft Fisher. “Als dat recht zelf echter historische (vaak koloniale) machtsdynamieken weerspiegelt, lopen studenten het risico deze dynamieken voort te zetten onder de sluier van neutraliteit, objectiviteit en rechtmatigheid.” 

Zodra studenten gewend zijn aan de overtuiging dat ‘denken als een rechtsgeleerde’ neerkomt op ‘positivistisch denken’ is het moeilijk daarin een verandering te brengen. Natuurlijk zijn er veel docenten in Nederland die de sociale context expliciet meenemen in hun rechtsonderwijs en hun studenten stimuleren om het recht kritisch te benaderen, maar die zetten zichzelf en hun onderwijspraktijk vaak als uitzondering neer, schrijft Fischer.  

Het dekoloniseren van het rechtsonderwijs zou daarom kunnen beginnen met het beschouwen van rechtspositivisme als een theorie onder theorieën over recht en studenten te laten kennismaken met meerdere visies of het recht. Zo zouden docenten hun studenten een instrumentarium kunnen aanreiken waarmee die zelf oog kunnen krijgen voor de koloniale machtsdynamieken binnen hun discipline. Zodoende wordt studenten de mogelijkheid geboden om kritisch en creatief met het recht om te gaan teneinde de wereld rechtvaardiger te maken. In Nederland zou daartoe al in het basis- en voortgezet onderwijs meer methodologische en feitelijke aandacht moeten zijn voor onze koloniale en raciale geschiedenis, meent Fischer.  

Internationaal recht is geworteld in kolonialisme 

Twee theorieën die studenten tegelijkertijd kunnen vergelijken met kritische denkvaardigheden en mogelijkheden om de invloed van ras en kolonialisme in het recht aan te pakken zijn Third World Apporaches to International Law (TWAIL) en Critical Race Theory (CRT), schrijft Fischer. TWAIL draait om de vooronderstelling dat het internationaal recht is geworteld in wereldwijd kolonialisme. Concepten zoals ‘territoriale soevereiniteit’ en wederzijds respect voor grenzen zijn daarom inherent racistisch en komen in wezen alleen ‘witte Eerste Wereld-staten’ toe. Waar deze staten elkaar die rechten toedichtten, werden ze gelijktijdig ontzegd aan volken in Afrika, Azië en Amerika.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Ook na de formele onafhankelijkheid van veel koloniën is internationale rechtsgelijkheid een formaliteit die substantie ontbeert. De voormalige koloniën werden in naam wel politiek onafhankelijk, maar waren door de koloniale verhoudingen economisch zozeer afhankelijk geworden van de voormalige ‘moederlanden’ dat hun politieke onafhankelijkheid weinig betekenis kon hebben. Volgens TWAIL maskeert de zogeheten objectiviteit van het internationale recht deze omstandigheden.  

Gerechtelijke instituten zijn niet neutraal of apolitiek 

Critical Race Theory is gebaseerd op een verwerping van de ‘mythe’ dat gerechtelijke instituten sociale macht uitoefenen met een discours dat rationeel, apolitiek en neutraal is. Die ‘mythe’ is juist in de Europese rechtsgeleerdheid sterk, schrijft Fischer. CRT stelt juist dat recht altijd door machtshebbers kan worden gebruikt om hun macht te behouden of te vergroten. Het juridische discours is zodoende een veld waarin de macht invloed uitoefent. Rechtsonderzoek en -onderwijs zijn daarom onontkoombaar politiek.  

De kern van CRT vormt het onderzoek naar de wijze waarop het begrip ‘ras’ wordt geconstrueerd door het recht. Daartoe wordt vaak de ‘critical historical method’ gebruikt, schrijft Fischer. Die methode verzamelt en onderzoekt specifieke juridische (opeenvolgingen van) casussen waarin ‘neutrale’ juridische principes worden aangewend om een niet-neutrale uitkomst te bewerkstelligen.  

Slavernij en koloniaal eigendom waren ingebed in het recht

“Rechtendocenten hebben het geluk dat Nederlandse historici al grond hebben ontgonnen in een gebied dat rechtsgeleerden nog niet durven te betreden”, schrijft Fischer. Rondom de thema’s ‘slavernij’ en ‘koloniaal eigendom’ beschrijft ze een aantal onderwerpen die rechtendocenten zouden kunnen gebruiken om CRT of TWAIL te gebruiken in hun onderwijs. Zo heeft slavernij een eeuwenlange geschiedenis in het recht en in de uitvoering van het in Europese landen; zij spraken onderling af wie wat toekwam en verdeelden rechten voor het vervoer van slaven naar bepaalde gebieden. 

Daarnaast stelde de Nederlandse Staten-Generaal geen regelgeving op voor de behandeling van tot-slaaf-gemaakten in de koloniën. In plaats daarvan werd koloniale ambtenaren de vrijheid gelaten om zelf regels op te stellen voor het gebruik van geweld tegen slaven. De staat was echter wel degelijk betrokken bij die juridische aangelegenheid, schrijft Fischer. Als de eigen regels in de kolonie werden overtreden, leidde dat zelden tot straffen. Daarnaast vatte de staat weerstand onder slaven standaard op als crimineel gedrag; een poging tot ontsnappen was gecriminaliseerd als diefstal van iets dat een ander toebehoorde.  

Slavernij bleef in Nederlands-Indië veel langer legaal 

Men denkt bij ‘slavernij’ vaak aan de Caribische koloniën van Nederland, schrijft Fischer, maar ook in voormalig Nederlands-Indië werd met goedkeuring en steun van de staat veel gebruikgemaakt van ‘onvrij werk’ door de lokale bevolking – daartoe geselecteerd langs de lijn van ras. Plantagehouders die geweld gebruikten tegen deze mensen werden daarvoor zelden gestraft.

Dat het gebruik van geweld in Nederlands-Indië zoveel langer juridisch was ingebed vormt een belangrijk verschil met de andere voormalige Nederlandse koloniën

“Dat het gebruik van geweld in Nederlands-Indië zoveel langer juridisch was ingebed vormt een belangrijk verschil met de andere voormalige Nederlandse koloniën”, schrijft Fischer. “Terwijl slavernij in het Nederlands-Caribisch gebied tussen 1863 en 1873 werd afgebouwd, laat een verslag van openbaar aanklager J. T. L. Rhemrev gedetailleerd zien hoe er in het begin van de twintigste eeuw nog excessief geweld werd gebruikt tegen de ‘lokale’ arbeiders.”  

Volgens Fischer moeten deze gebeurtenissen niet worden gezien als individuele excessen, maar als “consistente juridische constructies van ras en mens-zijn die werden opgedrongen door geracialiseerde bestraffing van en bescherming tegen criminaliteit.” Het verslag van Rhemrev ondersteunt haar punt, schrijft ze. “In plaats van te leiden tot de vervolging van plantagehouders of een beter bescherming van de arbeiders werd het begraven in een dossier totdat socioloog Jan Breman het vond en het in 1987 publiceerde.” 

Juridisch racisme was zaak van leven en dood 

In een andere concrete casus die rechtendocenten zouden kunnen aangrijpen om de (door)werking van racisme in het recht te laten zien is het rechtssysteem in voormalig Nederlands-Indië. Dat was namelijk expliciet racistisch, laat Fischer zien. Voor wie in Nederlands-Indië werd geboren en een niet-Nederlandse vader had golden andere wetten dan voor ‘Europese Nederlanders’. Deze geracialiseerde juridische status werd voornamelijk bepaald door vaders; een Europees-Nederlandse vader kon daarom juridisch gezien Europees-Nederlandse kinderen hebben, ook als de moeder Indonesisch was. Europees-Nederlandse vrouwen die een kind kregen van een Indonesische man konden het kind echter geen Nederlanderschap bezorgen.  

Deze verschillende rechtssystemen hadden enorme invloed op het leven van mensen – niet alleen op hun recht op bezit en het recht hun kinderen op te voeden maar ook in het strafrecht. Aan zogeheten ‘inlanders’ mocht tot aan de onafhankelijkheid van Indonesië de doodstraf worden gegeven – iets dat al was verboden in het Europese strafrecht.  

Kinderopvangtoeslagaffaire laat zien hoe dit doorwerkt 

Of het nu gaat om het juridisch goedkeuren van etnische profilering bij grenscontroles of het systematisch selecteren van ouders met ‘niet-Nederlandse’ achternamen om hen vervolgens te beschuldigen van fraude met kinderopvangtoeslag, nog altijd blijkt wit-zijn in Nederland effectief een voorwaarde om te kunnen profiteren van het volwaardige burgerschap, schrijft Fischer. Het Nederlandse recht, rechtsgeleerden en rechters spelen daarin een rol.  

“Als Nederlandse rechtenfaculteiten zich ten doel stellen om de advocaten en juristen van de toekomst klaar te stomen om recht te doen binnen een toenemend diverse gemeenschap, dan doen geschiedenis en context ertoe”, betoog Fischer. “Het curriculum aanvullen met historische casussen en kritisch onderzoek is echter nog lang niet genoeg om het rechtenfaculteiten te dekoloniseren en het institutioneel racisme te stoppen; het is een kleine maar noodzakelijke eerste stap.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK