Studenten met autisme presteren niet slechter

Nieuws | de redactie
19 mei 2022 | Studenten met autisme hebben geen mindere studievoortgang of minder studiesucces dan hun medestudenten zonder een functiebeperking, blijkt uit promotieonderzoek aan de VU. Ook bij het cijfergemiddelde, de uitvalpercentages, het aantal benodigde herkansingen en het behalen van studiepunten en een diploma zijn geen verschillen zichtbaar. Wel onderscheidt het onderzoek specifieke punten waarop studenten met autisme extra ondersteuning kunnen krijgen.
Het feit dat de studievoortgang van studenten met autisme minder sterk dan verwacht verschilt van de studievoortgang van studenten zonder autisme is een hoopvolle conclusie, schrijft Theo Bakker. Beeld: Pixabay

Verschilt het studieverloop en het studiesucces van studenten met autisme in het hoger onderwijs van het studieverloop van studenten zonder autisme? Ja, zo blijkt uit het promotieonderzoek van Theo Bakker, promovendus bij de Vrije Universiteit. Tegelijkertijd zijn die verschillen kleiner dan werd aangenomen.  

Onderzoek onder zeven cohorten bachelorstudenten 

Om grondig te onderzoeken waarin het studieverloop van studenten met autisme verschilt van het studieverloop van studenten zonder autisme bestudeerde Bakker de administratieve gegevens van zeven cohorten voltijdsstudenten die een bachelor volgden aan de VU. De totale groep bestond uit ruim 27.000 studenten, waarvan 97 de formele diagnose ‘autisme’ hebben. In het promotieonderzoek werd de gehele studiecarrière bekeken, van de vooropleiding tot het behalen van een universitair diploma.  

Studenten met autisme doen er langer over om het hoger onderwijs te bereiken dan studenten zonder autisme, blijkt uit het onderzoek. Ze zijn daarom vaak ouder als ze instromen in het hoger onderwijs en hebben een ander verwachtingspatroon. Zo verwachten ze vaak hun tijd alleen aan hun studie te besteden en geen extra-curriculaire activiteiten of betaald werk te doen, schrijft Bakker. 

Geen verschil tussen studenten met of zonder autisme 

In het eerste studiejaar bleek echter geen groot verschil te bestaan tussen het gemiddelde cijfer van studenten met autisme en studenten zonder functiebeperking. Ook de ontwikkeling van studiepunten en de uitval na het eerste jaar lieten geen verschillen zien. Studenten met autisme zakten wel vaker voor tentamens aan het eind van het eerste semester. Daarnaast waren zij vaker afwezig bij tentamens.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Ook in het tweede studiejaar waren studenten met autisme vaker afwezig bij tentamens dan hun studiegenoten zonder autisme, wat invloed had op hun kans om na drie jaar een diploma te behalen. De kans om überhaupt een diploma te behalen is desalniettemin vergelijkbaar met de kans voor studenten zonder autisme. Ook bij het cijfergemiddelde, de uitvalpercentages, het aantal benodigde herkansingen en het behalen van studiepunten zijn geen verschillen tussen studenten met of zonder autisme zichtbaar. Dat laat echter onverlet dat de kans voor studenten met autisme om een diploma te behalen binnen de nominale studieduur bovengemiddeld wordt geschaad door het feit dat zij vaker niet aanwezig zijn bij tentamens. 

Voorspellers voor studenten met autisme 

Op basis van de data over studenten met autisme heeft Bakker de belangrijkste specifieke voorspellers voor hun studiesucces in elk van de drie studiejaren onderzocht. Voor het eerste studiejaar bleken vooral dubbele studies en het moment van aanmelden voor een studie goede voorspellers van studiesucces. Voor het tweede en derde studiejaar werd studiesucces het best voorspeld door problemen in de vooropleiding (het hbo of de middelbare school) en vertraging aan het begin van de studie. Of een student met autisme al dan niet binnen drie jaar een diploma zou halen werd het best voorspeld door diens cijfers in de vooropleiding.  

Die laatste voorspellers weerspiegelen eerdere en langdurige contextuele problemen, schrijft Bakker. Deze problemen van studenten met autisme zorgen voor vertragingen die vergelijkbaar zijn met de vertragingen van studenten met een andere functiebeperking.  

Autisme hoeft academische prestaties niet in de weg te staan 

Het feit dat de studievoortgang van studenten met autisme minder sterk dan verwacht verschilt van de studievoortgang van studenten zonder autisme is een hoopvolle conclusie, schrijft Bakker. De context van het Nederlandse hoger onderwijs kan daarvoor een belangrijke verklaring zijn. Enkele longitudinale onderzoeken uit de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk rapporteren lagere slagingspercentages voor studenten met autisme, maar de laagdrempeligheid van het Nederlandse hoger onderwijs – waar universiteiten publiek bekostigd zijn en financiële hulp onder gunstige voorwaarden beschikbaar is – zou studenten met autisme beter gezind kunnen zijn. Ook het ontbreken van extra toelatingsexamens vergroot de toegankelijkheid voor studenten met autisme.  

Daarnaast bestaan er geen grote verschillen in de kwaliteit van Nederlandse universiteiten en zijn ze allemaal goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Studenten hoeven dus niet ver van huis te studeren en kunnen daarnaast vaak colleges op afstand bijwonen. Bakker beschouwt dit als een aanzienlijk voordeel voor autistische studenten “omdat zij kunnen terugvallen op vertrouwde routines en ondersteuning in het dagelijks leven, wat de overgang naar de universiteit bespoedigt.” 

Uit het onderzoek concludeert Bakker tevens dat autisme het welbevinden en het leven van studenten kan beïnvloeden zonder noodzakelijk hun academische potentieel te beperken. Studenten met autisme kunnen wel, afhankelijk van de omvang van hun beperking, meer ondersteuning nodig hebben om dat academisch potentieel te verwezenlijken.  


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK