Bij beursaanvraag moeten vrouwen zich als mannen gedragen (maar niet te veel)

Nieuws | de redactie
1 juni 2022 | Vrouwen moeten zich meer bewijzen dan mannelijke collega’s bij het aanvragen van een onderzoeksbeurs, blijkt uit onderzoek. “Sommige mannen blijven altijd bij dezelfde universiteit, maar iedereen vindt dat ze wel een goed CV hebben”, zei een panellid. “Tegelijkertijd wordt het wel genoemd als een vrouw niet naar het buitenland is geweest.”
Beeld: Rodnae Productions

Vrouwen in de levenswetenschappen krijgen minder vaak beurzen toegewezen dan mannen met vergelijkbare relevante verdiensten, blijkt uit onderzoek van Schiffbaenker et al. In hun bijdrage aan het boek Inequalities and the Paradigm of Excellence in Academia leggen ze uit dat vrouwen zich door vooroordelen bij peer review panels meer moeten bewijzen dan hun mannelijke collega’s. Een hoger aandeel vrouwen in de panels lijkt opvallend genoeg zelfs een negatief effect te hebben op het succes van vrouwelijke kandidaten. 

De onderzoekers analyseerden ruim drieduizend beursaanvragen bij de European Research Council (ERC) uit 2014. Jonge wetenschappers kunnen twee tot zeven jaar na het halen van hun PhD een aanvraag doen voor de Starting Grant van het ERC. In 2014 konden kandidaten maximaal 1,5 miljoen euro ontvangen. Bij de beoordeling maakt het ERC gebruik van peer review-panels. 

Weinig bewustzijn bij de levenswetenschappen 

De panels beoordelen de kandidaten op wetenschappelijke uitmuntendheid, schrijven de onderzoekers. Uitmuntendheid komt deels voort uit wetenschappelijke verdiensten, zoals publicaties in high-impact journals, citaties en eerder toegekende beurzen. De onderzoekers corrigeerden voor deze variabelen om te onderzoeken of het gender van de kandidaat invloed heeft op de kans om de Starting Grant te krijgen, los van diens wetenschappelijke verdiensten.  

Tijdens hun beoordeling vallen zij terug op persoonlijke opvattingen over wetenschappelijke uitmuntendheid.

Uit de analyse blijkt een duidelijke genderongelijkheid; vrouwelijke sollicitanten kregen de Starting Grant significant minder vaak toegekend dan mannelijke sollicitanten. In de levenswetenschappen (biologie, biochemie en fysiologie) bleek het verschil het grootst. Volgens de onderzoekers heerst er dan ook een masculiene cultuur in dit wetenschapsveld en is er weinig bewustzijn over gendergerelateerde discussies. Bovendien kennen de levenswetenschappen een levendige discussie over wetenschappelijke uitmuntendheid, die zich vooral concentreert op impact en topbladen zoals Nature en Science

Criteria van het ERC niet duidelijjk 

Uit interviews met 28 panelleden uit de levenswetenschappen bleek dat de beoordeling van kandidaten in de praktijk niet optimaal verloopt. De definitie van uitmuntendheid is vaag en de beoordeling van de kandidaten is inconsistent en informeel. Voorbeelden van criteria zijn wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek en de onderzoeker, originaliteit en onafhankelijkheid.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

De geïnterviewde panelleden gaven aan onzeker te zijn over de betekenis en de gewenste toepassing van de voorgeschreven beoordelingscriteria. Sommige leden gaven zelfs toe dat ze de criteria van de ERC niet helder voor ogen hadden omdat ze lid zijn van meerdere commissies en panels. Tijdens hun beoordeling vallen zij terug op persoonlijke opvattingen over wetenschappelijke uitmuntendheid. Bovendien ervaren de panelleden tijdsdruk, waardoor ze sneller geneigd zijn om kandidaten te beoordelen op basis van vooroordelen en stereotypes in plaats van verdiensten.  

Dubbele standaard 

Doordat de criteria voor de Starting Grant niet goed gedefinieerd zijn, concentreren panelleden zich bovendien op verschillende dingen, schrijven de onderzoekers. Onafhankelijkheid, bijvoorbeeld, gaat voor sommige panelleden vooral om een duidelijke afstand ten opzichte van eerdere begeleiders (fysiek of in het onderzoek). Volgens een geïnterviewd panellid zouden vrouwen vaker geneigd zijn om samen te werken met mensen die ze al kennen, terwijl mannen meer ambitie zouden hebben om zelf een onderzoek te beginnen.  

Door de aanname dat vrouwen minder onafhankelijk zijn dan mannen worden ze strenger beoordeeld op dit vlak, schrijven de onderzoekers. Zo ontstaat een dubbele standaard. Volgens sommige panelleden lijkt het geen probleem voor een mannelijke kandidaat om veel publicaties te hebben met een begeleider als co-auteur, terwijl vrouwen om die reden wel negatiever beoordeeld worden. Hetzelfde geldt voor mobiliteit. “Sommige mannen blijven altijd bij dezelfde universiteit, maar iedereen vindt dat ze wel een goed CV hebben”, zei een panellid. “Tegelijkertijd wordt het wel genoemd als een vrouw niet naar het buitenland is geweest tijdens haar PhD of erna.” 

Vrouwen bewandelen een dunne lijn

Verder gaven panelleden aan dat het vermogen om anderen te overtuigen van het belang van hun onderzoek een belangrijke factor is in de beoordeling. Een kandidaat voldoet aan de verwachtingen wanneer diegene het onderzoeksvoorstel zelfverzekerd overbrengt. Hiervoor krijgen kandidaten vaak begeleiding. De panelleden gaven aan dat ze die zelfverzekerdheid vaker terugzagen bij mannen, terwijl vrouwen bescheidener overkwamen. Door het stereotype dat vrouwen voorzichtig en afwachtend zijn, moeten ze hun vermogen om assertief en zelfverzekerd te zijn extra bewijzen.  

Een gelijk aandeel van mannen en vrouwen in panels is niet genoeg om genderongelijkheid aan te pakken.

Echter, vrouwen lopen door dit stereotype ook sneller het risico om overmoedig over te komen, aldus de onderzoekers. Hierdoor bewandelen vrouwen een dunne lijn; ze krijgen minder ruimte om bescheiden te zijn omdat ze zich opnieuw meer moeten bewijzen dan mannen, maar ze krijgen ook minder ruimte om zelfverzekerd te zijn omdat zelfverzekerd gedrag niet in de lijn der verwachting ligt voor vrouwen. “Zo verwacht men dat vrouwen zich als mannen gedragen (maar niet te veel)”, schrijven de onderzoekers. 

Meer vrouwen in panels heeft negatief effect 

Om genderongelijkheid aan te pakken heeft de European Research Area (ERA) als doel om het aandeel vrouwen in selectie-panels te verhogen. De verwachting is dat vrouwen meer kans hebben op succes als er meer vrouwen in het panel zitten. Om het succes van vrouwelijke kandidaten te vergelijken met het aandeel vrouwen in de panels, analyseerden de onderzoekers de samenstelling van alle 150 panels van het ERC.  

Opvallend genoeg bleek dat een hoger aandeel vrouwen negatief effect heeft op de kansen van vrouwelijke kandidaten. Volgens de onderzoekers komt dit mogelijk door het Queen Bee-effect. Om succes te boeken in de wetenschap, passen vrouwen hun gedrag aan naar mannelijke normen, waardoor ze negatiever reageren op gedrag dat ze als typisch vrouwelijk zien.  

Een gelijk aandeel van mannen en vrouwen in panels is dus niet genoeg om genderongelijkheid aan te pakken. Bewustwording van stereotypen en genderongelijkheid is belangrijker dan het verhogen van het aantal vrouwen in peer review-panels, concluderen de onderzoekers. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK