Externe kwaliteitsborging moet meegroeien met hbo

Opinie | door Herman Blom & Nina Spithost & Peter Hogenhuis
15 juni 2022 | Binnen de onderwijskundige kaders van hogescholen vinden verschuivingen plaats, laten Herman Blom, Nina Spithost en Peter Hogenhuis van NHL Stenden zien. Ze wijzen erop dat ook accreditatie-instanties en externe visitatiepanels daarom een ontwikkeling moeten doormaken. "Waar we in het hbo te maken hebben met schuivende onderwijspanelen zouden ook toetsende instanties moeten worden herijkt. De professionalisering van de visiterende panels verdient daarbij nadrukkelijk aandacht."
“Om de kwaliteit van opleidingen te kunnen toetsen zouden visitatiepanels moeten kunnen aansluiten op het bij deze (relatief) nieuwe situatie passende paradigma”, schrijven Herman Blom, Nina Spithost en Peter Hogenhuis. Beeld: pxhere.com

Het hoger beroepsonderwijs heeft zijn praktische relevantie voor het beroepenveld in de laatste decennia behoorlijk weten te vergroten. Met de recente oriëntatie op onderzoekend en ontwerpend vermogen zijn ook andere pijlers van het onderwijs aan het schuiven geraakt; denk met name aan de waardering en toetsing van studenten (van studiesucces naar studentsucces) en de wijze waarop kwaliteit door externe instanties wordt getoetst. Veranderen deze pijlers voldoende mee? Worden opleidingen vanuit het juiste paradigma gewaardeerd? En hoe zorg je ervoor dat het systeem van externe kwaliteitsborging in de pas loopt met de ontwikkeling naar meer praktijkrelevantie? 

Praktijkgericht onderzoek 

Eerst nog even terugkijken. Hogescholen hebben al sinds 1986 de wettelijke taak om praktijkgericht onderzoek te doen. In 1999 ontstaan de eerste lectoraten, in 2001 komt daar aparte financiering voor en wordt de Stichting Kennisontwikkeling HBO (SKO) opgericht. De onderzoekstraditie van hogescholen neemt hiermee een vlucht; Nederland is in de kennisketens een belangrijke speler rijker.  

Het praktijkgerichte onderzoek van hogescholen heeft als doel om in kort-cyclische processen bij te dragen aan de ontwikkeling van de hbo-student. Dit wordt actief ondersteund door onderwijsinnovatie, docentprofessionalisering, kennisontwikkeling en de vernieuwing van de beroepspraktijk. Onderwijsconcepten en toetsvisies benadrukken in toenemende mate het belang van authentieke taken voor de student. Het leren van studenten wordt meer en meer gerelateerd aan concrete praktische uitdagingen en vraagstukken uit de beroepspraktijk.  

Nieuwe onderwijsconcepten en kwaliteitsborging

Met onderwijsconcepten als challenge based learning, work-based learning, high impact learning en actiegericht of interventiegericht leren zien we een oriëntatie op ontwerpgericht leren en onderzoeken. Ondertussen nemen we binnen de hogescholen een paradigmawisseling waar: van het ontwikkelen van onderzoekend vermogen van hbo-studenten naar het ontwikkelen van leren, onderzoeken en ontwerpen van oplossingsrichtingen. Steeds vaker wordt het onderzoekend vermogen hierbij omsloten door het ontwerpend vermogen. Gaandeweg wordt ook duidelijk dat ontwerpen zich niet beperkt tot enkele beroepen; de term ‘ontwerpend vermogen’ blijkt toepasbaar op alle beroepsdomeinen. Zo kwam NHL Stenden Hogeschool tot het omarmen van de doelen van Design Based Education (DBE) en Design Based Research (DBR).  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De voorwaarden vindt u hier.

Ontwerpgericht leren door studenten doet de oriëntatie van de curricula verschuiven van competenties of kwalificaties naar leeruitkomsten. In het curriculumontwerp/onderwijsconcept van een ontwerpgerichte opleiding moet dus nadrukkelijk ruimte worden ingericht voor het aanleren van vaardigheden en competenties die voor ontwerpprocessen belangrijk zijn. Het streven naar het beroepsproduct is leidend voor het handelen van de student, maar bij het beoordelen van beroepsproducten gaat het niet alleen om het product; het gaat evenzeer om het proces dat de student heeft doorlopen bij de totstandbrenging van het product.  

Kortom, formatief toetsen wint terrein in een systeem waar summatief toetsen altijd domineerde. Toetsmatrijzen en ‘vinklijstjes’ uit oudere waardering- en toetssystemen maken plaats voor programmatisch toetsen en een organisch geheel van feedback, ‘feedforward’ en begeleiding van de student in het ontwikkelproces. In het laatste geval gaat het erom de gehele ontwikkelingslijn van de student te volgen, terwijl de summatieve toetsmatrijzen focussen op enkele momenten. 

Gevolgen voor externe kwaliteitsborging 

Nu is het de vraag of deze verschuivingen in de onderwijskundige kaders van hogescholen ook worden meegedragen door externe instanties die de opleidingen toetsen, bijvoorbeeld tijdens visitaties. Waar we in het hbo te maken hebben met schuivende onderwijspanelen zouden ook toetsende instanties moeten worden herijkt. De professionalisering van de visiterende panels verdient daarbij nadrukkelijk aandacht. Hoe staan de NVAO en de VBI’s tegenover de ontwikkeling van actuele onderwijs- en toetsconcepten? Zij ontwikkelen die dan wel niet, maar hanteren wel eigen raamwerken en criteria om vast te stellen of de onderwijs- en toetsconcepten aansluiten bij de landelijke standaard.  

Wat betreft deze toetsing zijn twee ontwikkelingen cruciaal. In de eerste plaats wordt in veel hogescholen gezocht naar een nieuwe positionering van kennis en vaardigheden in het bouwwerk van de leeruitkomsten. Dit kan gevolgen hebben voor de wijze van toetsen, bijvoorbeeld door een grotere nadruk op het verantwoorden en toepassen van kennis in plaats van het toetsen van feiten en begrippen. Visitatiepanels zullen in staat moeten zijn om te bepalen hoe dit zich verhoudt tot het aantal en de aard van de beslismomenten en – vooral – waar de opleidingen staan op het continuüm van analytisch naar holistisch toetsen. 

In de tweede plaats wordt in toenemende mate belang gehecht aan duurzame feedback en ‘feedforward’. Daarmee moet het regulerend vermogen van studenten worden bevorderd en moeten zij worden voorbereid op een leven lang ontwikkelen als professional. Feedback komt daarbij niet alleen van docenten maar ook vanuit begeleiders of opdrachtgevers uit het werkveld. Met het oog op de toegenomen waarde van ontwerpend vermogen is dat een belangrijke verworvenheid, maar het is tevens iets dat visiterende vakgenoten op een inhoudelijke manier moeten kunnen beoordelen.  

Bewegen de visitatiepanels mee? 

Het is te hopen en te verwachten dat accrediterende instanties oog hebben voor de beargumenteerde keuzes van opleidingen in deze kwesties van toetsen en waarderen. Bij NHL Stenden hebben we op dat punt echter wisselende ervaringen met visitatiepanels. Het is dus van belang dat accrediterende instanties niet terugvallen op meer klassieke denkwijzen en paradigma’s die ze vanuit de eigen ervaring misschien gewend waren. Om de kwaliteit van opleidingen te kunnen toetsen zouden visitatiepanels  moeten kunnen aansluiten op het bij deze (relatief) nieuwe situatie passende paradigma. We roepen daarom op tot gesprekken over de afstemming van de beoordelingskaders op de nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs en de toetsing binnen het hbo. 

Herman Blom : 

Lector Onderzoek bij NHL Stenden Hogeschool en docent bij de Hochschule Osnabrück.

Nina Spithost : 

Programmamanager Associate degrees bij NHL Stenden.

Peter Hogenhuis : 

Onderwijsconsultant bij NHL Stenden.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK