Raad van State: wetsvoorstel voor herinvoering basisbeurs onvoldoende onderbouwd

Nieuws | de redactie
12 september 2022 | Kun je de basisbeurs afschaffen door te wijzen op het problematische kostenplaatje en de basisbeurs zeven jaar later toch opnieuw invoeren terwijl dat kostenplaatje nog problematischer is geworden? Dan moet er tenminste een doorwrochte motivatie worden gegeven, vindt de Adviesafdeling van de Raad van State. Het kabinet kan het wetsvoorstel voor de herinvoering van de basisbeurs niet voorleggen aan de Kamer als die motivatie ontbreekt.
Het gebouw van de Raad van State in Den Haag. Beeld: Wikimedia Commons.

Het wetsvoorstel dat de herinvoering van de basisbeurs moet regelen is door het ministerie van OCW voorgelegd aan de Adviesafdeling van de Raad van State. In dat advies wordt kritiek geleverd op de toelichting die het kabinet aan het wetsvoorstel heeft toegevoegd. Het voorstel moet niet worden ingediend bij de Tweede Kamer als die toelichting niet is gewijzigd, adviseert de Adviesafdeling.  

Nieuwe basisbeurs betekent nieuwe lastenverdeling 

Volgens de Adviesafdeling moet de motivatie voor de stelselwijziging beter worden beargumenteerd vanuit de doelstellingen van een studiefinancieringsstelsel. Het stelsel van studiebeurzen kent drie pijlers die de lasten dragen: de overheid, ouders en studenten zelf, legt de Adviesafdeling uit. De verdeling van die lasten is doorheen de eeuwen op meerdere manieren georganiseerd.  

Onder de basisbeurs worden meer van de lasten door de overheid gedragen en hebben studenten meer financiële zelfstandigheid in hun verhouding tot hun ouders; onder het leenstelsel dragen ouders meer van de lasten en hebben studenten minder financiële zelfstandigheid. De voorgestelde herinvoering van de basisbeurs betekent dus een nieuwe lastenverdeling.

De basisbeurs werd te duur 

De Adviesafdeling wil vooral beter onderbouwd zien waarom het zo nodig is om het leenstelsel weer te vervangen door de basisbeurs en daarmee een nieuwe lastenverdeling op te tuigen. In 2016 had het toenmalige kabinet immers goede redenen om het leenstelsel in te voeren. De kosten voor de basisbeurs werden hoger, de studentenaantallen namen toe en er moest worden geïnvesteerd in het hoger onderwijs. Het afschaffen van de basisbeurs zorgde voor de benodigde financiële ruimte.  

Ook het sentiment rond ‘ongewenste nivellering’ speelde mee bij de invoering van het leenstelsel. Onder het stelsel van de basisbeurs zou de bakker meebetalen aan de opleiding van de advocaat, iets dat na het schrappen van de basisbeurs niet meer het geval zou zijn. De bakkersdochter zou dan bijvoorbeeld wel aanspraak maken op de (verruimde) aanvullende beurs, terwijl de advocaat de opleiding van haar studerende kinderen zelf moest betalen.

Argumenten kabinet houden geen stand 

Het huidige kabinet verantwoordt de herinvoering van de basisbeurs op grond van onvoorziene effecten en veranderde omstandigheden. Zo zouden studieschulden een negatieve invloed hebben op het welzijn van studenten. Dat is echter onbewezen, stelt de Adviesafdeling. Daarnaast zou de nieuwe basisbeurs de ongelijkheid tussen generaties en de optelsom van risico’s voor de huidige generatie studenten (met betrekking tot klimaat, woningmarkt en arbeidsmarkt) verminderen. “Uit de toelichting blijkt echter niet dat er een duidelijk causaal verband bestaat tussen de voorgestelde maatregel en de beoogde effecten”, aldus de Raad van State. 

Daarnaast ontbreekt het in de toelichting van het kabinet aan een bredere bezinning op de redenen waarom in het verleden werd gekozen voor een andere vorm van studiefinanciering: de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, maatschappelijk en persoonlijk profijtbeginsel van een hoogopgeleide beroepsbevolking, de sturing op essentiële beroepsgroepen en de zelfstandigheid van de student.  

Als het maatschappelijk profijt van een basisbeurs aan belang heeft gewonnen en het leenstelsel daarom moet worden vervangen door de basisbeurs (waarvoor het leenstelsel immers in de plaats kwam), moet dat wel worden beargumenteerd, aldus de Adviesafdeling. Verder zegt het kabinet niets over de eventuele inzet van de nieuwe vorm van studiefinanciering om essentiële beroepsgroepen (onderwijs, zorg, techniek en ICT) te stimuleren. Ook de financiële zelfstandigheid van studenten, wat zowel een gevolg van als een mogelijke reden voor een basisbeurs kan zijn, wordt niet besproken in de toelichting.  

De herinvoering van de basisbeurs moet dus beter worden beargumenteerd vanuit de specifieke doelstellingen van het studiefinancieringsstelsel.

Argumenten voor afschaffing basisbeurs gelden nog steeds 

Naast de wezenskenmerken van het studiefinancieringsstelsel is er het probleem dat de basisbeurs geld kost – zo veel geld zelfs dat het financiële toekomstplaatje in het verleden reden bleek om het leenstelsel in te voeren. Het onderwijs zou immers duurder worden en de studentenaantallen zouden stijgen; de basisbeurs zou niet houdbaar zijn. 

De studentenaantallen stijgen echter nog steeds, haalt de Adviesafdeling aan. “Dat uit zich in jaarlijks terugkerende financiële tegenvallers en leidt tot steeds hogere kosten van het studiefinancieringsstelsel. Dit betreft in het bijzonder het wetenschappelijk onderwijs.” Niet alleen die toename van studenten zal de kosten opdrijven, ook de hoogte van de beurs zelf kan problematisch zijn. Die moet volgens de huidige systematiek worden gecorrigeerd voor de inflatie.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De voorwaarden vindt u hier.

De argumenten waarmee de basisbeurs enkele jaren geleden werd afgeschaft gelden nu in nog zwaardere mate dan toen. “Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de voorgestelde structurele investering in het stelsel van studiefinanciering al snel ontoereikend zal blijken te zijn, waarmee de omvang van de studiefinanciering en de verdeling binnen het stelsel tussen gerichte inkomenssteun en generieke maatregelen (basisbeurs), alsmede de verhouding tussen kwaliteitsinvesteringen en studiefinanciering, weer ter discussie kan komen te staan”, schrijft de Adviesafdeling daarom. 

Het is dan ook de vraag of en in hoeverre het voorgestelde stelsel is voorbereid op de toekomst, rekent de Raad van State voor. In de toelichting van het kabinet wordt daarop niet ingegaan. Evenmin worden motivaties gegeven voor de hoogte van de basisbeurs, de hoogte van de aanvullende beurs, de inkomensgrens en de bestendigheid van deze bedragen. 

Tegemoetkoming moet geen precedent scheppen 

Ook op de motivatie voor de tegemoetkoming voor studenten heeft de Adviesafdeling aanmerkingen. Die tegemoetkoming betreft € 1436 op basis van een vierjarige opleiding voor studenten die onder het leenstelsel studeerden en geen basisbeurs ontvingen. 

“De Afdeling begrijpt dat de regering het mislopen van de basisbeurs voor een generatie studenten wrang vindt en dat daaruit de wens voortkomt om een gebaar te maken”, schrijft de Raad van State. Echter, deze tegemoetkoming is niet wettelijk verplicht. Om te voorkomen dat het een precedent wordt, zal het kabinet aannemelijk moeten maken dat het hier om een bijzonder geval gaat.  

“Daartoe zal een toereikende motivering gegeven moeten worden, waarin het bijzondere karakter van de omstandigheden van de betreffende studenten beargumenteerd wordt, zoals bijvoorbeeld een buitengewone schuldenproblematiek.” 

Inzicht in financiële bestendigheid belangrijk voor zekerheid jongeren 

In haar commentaar wijst de Adviesafdeling erop dat het kabinet de onzekerheid bij jongere generaties wil verminderen. Daarbij is inzicht in de financiële bestendigheid van het nieuwe studiefinancieringsstelsel belangrijk. “Ook de stabiliteit van het collegegeld (dat gekoppeld is aan het inflatieniveau) en van de leen- en terugbetalingsvoorwaarden, waaronder het rentepercentage, moeten bij deze vraag worden betrokken”, aldus de afdeling. 

Die terugbetalingsvoorwaarden zijn versoepeld bij de invoering van het leenstelsel, een maatregel die moest dienen als doekje voor het bloeden voor studenten die een basisbeurs misliepen. “Als de basisbeurs terugkeert en de aanvullende beurs wordt verbreed, rijst de vraag of deze voorwaarden niet weer aangepast dienen te worden”, schrijft de Adviesafdeling.  

In het kader van onzekerheid wordt daarbij gewezen op de lange looptijd van de terugbetalingstermijn (35 jaar), de onzekere renteontwikkelingen en het feit dat de rentelasten hoger zijn bij een terugbetaling over 35 jaar dan bij een terugbetaling over 15 jaar, wat de termijn was bij de vorige basisbeurs.  


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK