‘Wetenschap heeft prijs betaald voor versplinterde disciplines’

Interview | door Michiel Bakker
20 september 2022 | De aandacht voor multi- en interdisciplinaire wetenschap betekent een terugkeer op gezette treden, zeggen Henk Kummeling en Maarten Hajer van de Universiteit Utrecht. De wetenschap is gefragmenteerd geraakt in sterke disciplines, wat ten koste is gegaan van het overzicht en de samenhang. Nu de maatschappelijke uitdagingen te breed zijn voor één expertise, moeten de grenzen tussen die disciplines overschreden worden. Daar komt veel bij kijken: verantwoordelijkheid voor kennis, financiering voor wilde ideeën, organisatorische ruimte voor grensoverschrijdende samenwerkingen en vooral een nieuwe generatie van robuuste wetenschappers die oog hebben voor de maatschappelijke context waarin ze werken.
“Naarmate de wereld minder makkelijk functioneert, moet je ook in de wetenschap die complexiteit weer terugkrijgen. Daarvoor moet je over disciplines heen kijken”, betogen Maarten Hajer (links) en Henk Kummeling (rechts) van de Universiteit Utrecht.

Multidisciplinair, interdisciplinair, transdisciplinair, samenwerken over de grenzen van disciplines. Is het new speech of noodzaak voor de wetenschap? Misschien beiden, maar zonder twijfel vooral het tweede, betogen Henk Kummeling en Maarten Hajer, respectievelijk rector magnificus en faculteitshoogleraar bij de Universiteit Utrecht.  

Multidisciplinariteit is niet nieuw 

‘De uitdagingen die voorliggen zijn zo groot dat we elkaar nodig hebben’, zo luidt een stelling die de afgelopen periode vaak werd onderstreept – bijvoorbeeld door Pamela Habibovic (rector Universiteit Maastricht), Mirjam van Praag (bestuursvoorzitter VU) en Vinod Subramaniam (bestuursvoorzitter Universiteit Twente). Zij doelen op de noodzaak van samenwerking tussen wetenschappelijke disciplines, en wie dit zo vaak benoemd hoort, zou denken dat het om iets nieuws gaat. Dat is echter maar ten dele waar, schetst Henk Kummeling, rector van de Universiteit Utrecht (UU). 

“Ik heb een achtergrond in het staatsrecht, maar ik moet bekennen dat ik al heel lang samenwerk met andere disciplines om zo mijn eigen vak beter te begrijpen; denk aan economie, politicologie, sociologie en geschiedenis. Je kunt normstellingen niet goed begrijpen als de effecten van hetgeen je doet niet kent. Voor mij is het dus niet erg verrassend om interdisciplinair samen te werken; dat is de omgeving waarin mijn type onderzoek het best floreert.” 

Maarten Hajer, faculteitshoogleraar Urban Futures bij de UU, is al helemaal een slecht voorbeeld van een monodisciplinaire wetenschapper. Hij is van origine politicoloog en planoloog, was directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving en is nu trekker van het uitgesproken multidisciplinaire ‘Pathways to Sustainability’-programma, één van de vier strategische thema’s van de UU.  

Wetenschap moet complexiteit terugvinden 

Is dat nieuw, die breed gevoelde noodzaak om de grenzen van disciplines te overschrijden? Hajer draait de vraag liever om. “Je kunt je ook afvragen waar die disciplines vandaan komen. Von Humboldt, Erasmus, Spinoza, Thorbecke – het onderzoek dat zij deden viel niet binnen één discipline. Die disciplines hebben we pas later bedacht.” Maar disciplines vormen nu wel het ‘huis’ voor veel wetenschappers en dat maakt de disciplines machtig. “De bibliotheken, de instituten, de tijdschriften, de conferenties, alles is ingericht op die disciplines.” 

Naarmate de wereld minder makkelijk functioneert, moet je ook in de wetenschap die complexiteit weer terugkrijgen

Wie strikt binnen één discipline werkt die zich ook nog eens vernauwt over de tijd, heeft echter steeds minder overzicht. Dat gebrek aan overzicht wordt problematisch zodra de wereld zelf problematisch wordt, legt Hajer uit. “Naarmate de wereld minder makkelijk functioneert, moet je ook in de wetenschap die complexiteit weer terugkrijgen. Daarvoor moet je over disciplines heen kijken, waardoor we merken hoe lastig dat is geworden. We hebben een rekening betaald voor die fragmentering.” 

Verlies van overzicht en afstemming is grootste kostenpost 

Bij die rekening hoort een bonnetje. Daarop staat onder andere dat we veel te lang doen over het goed begrijpen van problemen en het gezamenlijk bedenken van goede oplossingen, stelt Kummeling. “Actueel uitgedrukt kunnen we het stikstofprobleem niet alleen begrijpen door naar natuurwetenschappers te luisteren; we hebben ook economen nodig die kunnen uitleggen hoe bedrijfsvoeringen kunnen veranderen. Hoe kun je een mens überhaupt helpen om een transitieproces te organiseren? Als je die vraag vanuit strikte wetenschappelijke silo’s wilt beantwoorden, blijf je eindeloos emmeren rond bepaalde problemen.” 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Rond het Toeslagenschandaal werd een rekening betaald die zelfs deels op het conto van Kummelings eigen vakgebied kwam. “Als je analyseert wat er speelde rond alle rechterlijke uitspraken, wat ik zelf voor een deel heb gedaan, zie je dat de problemen daarmee gewoonweg niet zijn opgepakt door de wetenschap. De consequenties van die rechtspraak kwamen echter pas veel later in beeld en dus veel later terecht bij de rechtswetenschappers. Als dat eerder bij elkaar was gekomen, hadden we kunnen zien dat onze normstelling en de handhaving daarop verschrikkelijke gevolgen had.” 

Ook Hajer ziet het verlies van overzicht en afstemming als grootste kostenpost. “De verantwoordelijkheid voor die samenhang is verdampt, terwijl men in een goede universiteit juist de vraag stelt naar de verantwoordelijkheid voor kennis, waar die kennis neerkomt en onder welke voorwaarden men verantwoordelijk is voor het gevolg daarvan. In een goede organisatie is dat geborgd; daar kun je niet zomaar zeggen dat die vragen niet voor jou gelden omdat je curiosity driven bent. Door wetenschappers uit verschillende faculteiten weer in gesprek te brengen en disciplines met elkaar te confronteren, proberen we dat besef terug te brengen en hen bewust te maken van het feit dat hun onderzoek implicaties kan hebben die meer bestrijken dan hun eigen onderzoeksgebied.” 

Helemaal niks tegen activistische wetenschappers 

Die verantwoordelijkheid is ten diepste een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Finale beslissingen zijn aan de politiek, maar het is aan wetenschappers om hun kennis naar het publieke domein te brengen. “Er wordt tegenwoordig nogal gejeremieerd over activistische wetenschappers. Nou, ik heb helemaal niks tegen activistische wetenschappers die hun kennis en de daaruit blijkende urgentie naar het publieke domein brengen”, zegt Kummeling.  

Die proactiviteit aan de kant van de wetenschappers mag voor buitenstaanders nieuwe lijken, bij de UU werkt men al minstens vijftien jaar met interdisciplinaire focusgroepen, vertelt de rector. Dat leidt tot een sneller besef van de urgentie van bepaalde problemen, iets dat op institutioneel gebied wordt gearticuleerd door het optuigen van de vier strategische thema’s. 

“In mijn domein zie je allerlei wetenschappers disciplinair werken aan duurzaamheidsonderzoek, maar doordat het is ingebed in het bredere strategische thema, komen ze met elkaar in contact”, legt Hajer uit. “Door dat contact met elkaar kun je gezamenlijk een grotere puzzel leggen, waardoor er sneller onrust ontstaat. Hoe meer overzicht je hebt, hoe sneller je ziet dat iets een verkeerde wending neemt en hoe sneller daarop institutioneel wordt geageerd.” 

Fouten bij stikstofprobleem 

Eén van die reacties moet het transdisciplinair samenwerken zijn, vindt Hajer, die dat ziet als een hernieuwing van het sociale contract tussen wetenschap en samenleving. “Als we vanuit de wetenschap zien dat iets niet goed gaat, moeten we onze verantwoordelijkheid nemen en de maatschappij of de politiek erop wijzen dat de heersende overtuiging onjuist is.”  

Je hebt de matters of fact en de facts that matter, en de overheid heeft de fout gemaakt om dat onderscheid niet te zien

Zelf voegt hij de daad bij het woord ten aanzien van het stikstofprobleem. Waar de politiek met statistiek in de ene hand en compensatie in de andere probeert de agrarische sector te overreden, had Hajer liever eerst een inventarisatie van de zorgen van iedereen binnen het systeem gezien – bijvoorbeeld om impliciete kennisvragen van boeren op te halen en daarmee als wetenschap aan de slag te gaan. 

“Je hebt de matters of fact en de facts that matter, en de overheid heeft de fout gemaakt om dat onderscheid niet te zien. ‘Dit zijn de feiten, dus dit moet veranderen’, wordt nu gezegd, en de boeren zien daarin geen toekomst voor zichzelf. Hoe kun je die fout maken? Waarom voorzie je dat beleidsstuk niet van vier toekomstscenario’s waarin de boeren een nieuwe toekomst kunnen zien?” 

Horizontale structuren doorheen de muren tussen disciplines 

Transdisciplinariteit – het klinkt mooi, maar hoe hoog zijn de muren die geslecht moeten worden? “Natuurlijk zijn er nog kleine muren tussen faculteiten,” geeft Kummeling toe, “maar ze worden steeds vloeibaarder – zeker als het gaat over onderzoek. Daarbij zien we steeds vaker grote onderzoeksprojecten ontstaan die over alle faculteiten heen reiken. Ook in het onderwijs zien we dat steeds meer ontstaan, bijvoorbeeld omdat interdisciplinair onderzoek – zoals elk soort onderzoek – moet doorwerken in het onderwijs.”  

Het doet hem deugd dat de faculteiten van de UU zich allen committeren aan de strategische thema’s, iets dat vijf jaar geleden nog moeilijk was geweest. Daarmee is de kous echter nog niet af. 

“Dijkgraaf zei laatst: ‘de maatschappij heeft problemen, de universiteit heeft faculteiten’”, haalt Hajer aan. “Organisatorisch gezien is het begrijpelijk dat afdelingen van een grote organisatie voor zichzelf zorgen. Tegelijkertijd zien we wel het effect daarvan. Faculteiten bouwen een eigen identiteit op, en afdelingen daarbinnen ook. Hoe ga je daar goed mee om?” Tenminste door lichte, horizontale structuren doorheen die verticale silo’s te weven, beantwoordt Hajer zijn eigen vraag. Zo kunnen ideeën van individuele wetenschappers, die binnen de verticale afdelingen werken, de grenzen doorbreken zonder een muur te moeten beklimmen.  

Vrije wetenschap roept vragen op 

Daar ligt echt een organisatorische opdracht van ‘heb-ik-jou-daar’, benadrukt de faculteitshoogleraar. “Als alle afdelingen een eigen, aparte onderwijssystematiek hebben met nummers en schema’s en eigen financieringsmodellen, is dat vervloeien heel lastig. In het kader van interoperabiliteit is daar dus veel winst te behalen. Als zulke systemen op elkaar worden afgestemd, kan het vrije spel van ideeën veel beter een weg vinden.” 

Wij als bestuurders moeten ervoor zorgen dat zulke dwarsverbindingen mogelijk worden gemaakt

Een mooi voorbeeld van zo’n horizontale verbinding is het Centre for Unusual Collaborations (CUCo) van de Universiteit Utrecht, het Utrecht UMC, de WUR en de TU Eindhoven. “Wij hebben daar de opdracht gegeven om met ideeën te komen die wijzelf nooit zouden bedenken. Dat gebeurt nu volop”, vertelt Kummeling. Als voorbeeld geeft hij een groep die onderzoekt of ecocide een plaats in het recht kan krijgen en zodoende een preventieve werking krijgt richting (managers van) bedrijven die bijvoorbeeld rivieren vervuilen.  

“Maar dan komen de vragen”, merkt de rector. “Hoe gaan we ervoor zorgen dat ze vervolgstappen kunnen zetten? Hoe doen we dat met financiering? Hoe geef je zulke carrièrepaden vorm? Daar gebeuren spannende dingen die voor de wetenschap erg belangrijk zijn, dus wij als bestuurders moeten ervoor zorgen dat zulke dwarsverbindingen verder mogelijk worden gemaakt.” 

Grensoverschrijdende wetenschap

Sowieso moet op stelselniveau worden bekeken wat nodig is om nieuwe samenwerkingen tussen disciplines te stimuleren. Zo ziet Kummeling de financiële belemmeringen daarvan graag verdwijnen. “Als wij vinden dat de samenwerking tussen verschillende disciplines van cruciaal belang is, moet je niet bij de ene discipline struikelen over de promovendi omdat er sprake is van mega-financiering terwijl er bij andere disciplines nauwelijks financiering is. Toen de regeling met de Van Rijn-gelden ontstond, hebben we over de breedte van de Universiteit Utrecht heel bewust besloten om daaraan niet mee te doen en geen geld van de alfa’s en gamma’s over te hevelen naar de bèta’s. Dat zou de dood in de pot zijn voor de interdisciplinaire aanpak die wij voorstaan.” 

Ook met onderzoeksfinanciers praat hij over uitdagingen op dat gebied, geeft Kummeling toe. “Natuurlijk, je ziet bij NWO en in Europees verband al meer gevoeligheid voor deze ontwikkelingen. Tegelijkertijd zie je dat het bij de uitreiking van grote beurzen nog vooral individuen zijn die met de grote prijzen naar huis gaan. Die stimulans hebben we ook nodig, hoor, maar de verbreding is zeker zo belangrijk.” 

De procedures binnen NWO kennen daarnaast een ‘neoliberale nawee’ die onderzoekers verplicht tot een matching met co-financierende bedrijven, vult Hajer aan. “Als je die procedure echt wilt ‘vermaatschappelijken’, zou je als onderzoeker moeten kunnen zeggen: ‘ik heb deze en deze organisaties die geïnteresseerd zijn in samenwerking met mij.’ Niet dat die organisaties vijftien of twintig procent van de financiering op zich moeten nemen, want dat gaat heel wat makkelijker bij een onderzoek naar nieuw voedsel dan bij een onderzoek naar het oplossen van problemen in achterstandswijken.” 

Nadenken over toekomsten 

Ook het Groeifonds geeft blijk van een sterke economische gerichtheid, geeft Kummeling als voorbeeld. “Daar wordt veel geld in gestopt. Dat vind ik niet verkeerd, maar als je vraagt waarmee de samenleving écht geholpen is, is dat meer dan economische bedrijvigheid. In de beoordeling van aanvragen zou je de maatschappelijke vragen en de maatschappelijke impact misschien veel centraler moeten zetten. Je helpt de samenleving niet vooruit door alleen het bedrijfsleven vooruit te helpen, als ik dat zo zwart-wit mag zeggen.” 

Het gemak waarmee met geld oplossingen worden gezocht, dat klopt niet

Ook Hajer vindt dat men voorzichtiger moet omgaan met zulke grote bedragen. “Het gemak waarmee met geld oplossingen worden gezocht, dat klopt niet. We moeten juist nadenken over toekomsten waarheen we ons kunnen organiseren en vandááruit kennis organiseren, niet als een module in de wens van een sector om een bepaald product uit te bouwen. Hoe groter de bedragen, hoe lichter het ideeëngoed daaronder, lijkt het soms.” 

Toekomstige generatie wetenschappers zal robuuster zijn 

Terwijl op stelselniveau nog gedokterd wordt, kan intern al het goede voorbeeld worden gegeven. CUCo geldt als voorbeeld daarvan. Vanuit het thema ‘Pathways to Sustainability’ zijn daarnaast de zogeheten ‘signature projectsopgezet, vertelt Hajer. “Daarbij maken we geld vrij voor early career onderzoekers, waar onzes inziens het meeste innovatieve potentieel zit, om met drie of vier mensen uit verschillende faculteiten gedurende drie maanden een soort sabbatical te nemen waarin ze zich over een bepaalde vraag kunnen buigen.” 

Deze ‘signature projects’ vormen een poging om jonge onderzoekers, de groep die het zwaarst onder de werkdruk gebukt gaat, de mogelijkheden te geven die normaliter pas voor onderzoekers boven de vijftig zijn weggelegd, aldus Hajer. “Dat is een voorbeeld van corrigeren op je organisatie.” 

Op zulke manieren leidt de UU wetenschappers op die robuuster zijn omdat ze zich eerder zullen realiseren in welke context ze met hun kennis actief zijn, aldus Hajer. “Het afbreukrisico van wetenschappers die pas naar buiten slingeren wat ze hebben ontdekt als ze daar zelf aan toe zijn, is heel groot. Als universiteit moet je voortdurend blijven bedenken hoe je maatschappelijke legitimiteit houdt. Een verkeerde wetenschapsopvatting kan ertoe leiden dat de tractors straks hier op de campus staan, om het zo te zeggen. Als we onze maatschappelijke rol onderhouden en blijven articuleren waarom hetgeen we doen kwaliteit heeft, kan onze ademhaling synchroon zijn met die van de samenleving.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK