Kabinet laat lastige keuzes rond lerarentekort aan Kamer

Nieuws | de redactie
26 oktober 2022 | De huidige maatregelen tegen het lerarentekort werken goed, maar zijn niet voldoende. Daarom moet de algehele aanpak worden versneld, schrijven de ministers Wiersma en Dijkgraaf van OCW. De lastige keuzes die daarbij horen schuiven ze echter nog even voor zich uit en laten ze aan de Tweede Kamer, blijkt uit een Kamerbrief.
Beeld: CDC

‘Alle registers open’, ‘onorthodoxe maatregelen’, een ‘dwingende situatie’ en een ‘plicht richting de kinderen’. Het zijn grote woorden waarmee de ministers Wiersma en Dijkgraaf hun brief over de aanpak van het lerarentekort aanvangen. Daarin delen ze de opbrengst van hun rondgangen in het werkveld en bij lerarenopleidingen. Die opbrengst wordt getrechterd tot vijf gesloten vragen (‘zijn wij bereid om …’) waarop het antwoord door een ‘wij’ moet worden gegeven. Wie dat ‘wij’ is? In ieder geval niet de ministers, zo lijkt het. Zij omschrijven slechts de opvattingen in het werkveld en leggen de vervolgens voor aan de kamer om er “keuzes uit te destilleren”. Naar de visie of voorkeur van de ministers zelf blijf het gissen. 

Kwaliteitseisen niet verlagen onder druk lerarentekort 

Een mogelijke aanpak van het lerarentekort is het verlagen van de kwaliteitseisen voor lerarenopleidingen en de pabo – iets dat in de politiek al vaak is besproken, gevreesd en afgeraden. Ook in het werkveld wil men niet tornen aan deze kwaliteitseisen, zelfs niet als dat betekent dat het lerarentekort op de korte termijn nijpend blijft. De kwaliteitseisen worden gezien als een waarborg voor de kwaliteit van het onderwijs. “De lat moet hoog blijven, zowel voor leraren als de kwaliteit van onderwijs, voor nu en ook voor de langere termijn”, vatten de ministers de heersende opvatting uit het werkveld samen.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Ook flexibelere lerarenopleidingen kunnen de doorstroom van nieuwe leerkrachten richting het werkveld bevorderen. Vanuit het bestuursakkoord Flexibilisering lerarenopleidingen zijn allerlei belanghebbenden al bezig met het vergroten van die flexibiliteit. Aan die flexibilisering zitten echter grenzen, blijkt uit de Kamerbrief, want de ministers willen liever geen vormen van flexibilisering toestaan die problematisch kunnen worden als ze op andere plekken in het hoger onderwijs worden ingezet. Daarbij is te denken aan het mogelijk maken van onvolledige (maar niettemin erkende) opleidingen en het werken met leeruitkomsten in voltijdopleidingen.  

Meer regie van bovenaf op aanpak lerarentekort 

Eén van de door de ministers geformuleerde keuzes betreft de samenwerking tussen lerarenopleidingen van hogescholen en universiteiten. In het eerdergenoemde bestuursakkoord is afgesproken om die samenwerking landelijk en regionaal te versterken, wat leidde tot bijvoorbeeld de Noordelijke Educatieve Alliantie van NHL Stenden, de Hanzehogeschool en de Rijksuniversiteit Groningen. 

De meeste samenwerking vindt echter vaak alleen op losse onderdelen plaats, zien de ministers. Daarnaast hebben kleine lerarenopleidingen meer moeite met financiële en organisatorische uitdagingen. Misschien moet er meer centrale coördinatie komen op het curriculum, het opleidingsaanbod en de kennisontwikkeling en –verspreiding, opperen de ministers daarom. Oftewel, ze vragen naar de bereidheid om “lokale autonomie en flexibiliteit op te geven voor meer landelijke afstemming en standaardisatie.” 

Andere ‘te destilleren keuzes’ hebben betrekking op de kwaliteitseisen, een alternatieve invulling van de vijfdaagse schoolweek, dwingend zijn in het bieden van bovenschoolse mobiliteit (waarbij een leraar bijvoorbeeld bij een regio solliciteert en niet bij een specifieke school) en de bereidheid om schoolbesturen een deel van hun autonomie af te nemen ten gunste van de regionale afstemming.  

Specialisaties oudere en jongere kind voortgezet 

De gespleten pabo, waarbij studenten naast het reguliere studiepad voor de specialisatie ‘oudere kind’ of ‘jongere kind’ kunnen kiezen, zal blijven, blijkt tevens uit de brief. Het experiment daarmee is afgelopen en heeft tot tevredenheid geleid, waarom de uitkomsten nu door de Vereniging Hogescholen en het Landelijk Overleg Lerarenopleiding Basisonderwijs (LOBO) worden verwerkt in de kennisbasis voor alle pabo’s.  

Waar het ene experiment is afgelopen, begint het andere experiment, en wel het experiment met selectie na de poort. Moesten studenten eerst hun toelatingstoetsen halen voordat ze met de pabo mochten beginnen, nu hebben ze het gehele eerste studiejaar de tijd om aan die eisen te voldoen. In coronatijd is die maatregel al tweemaal genomen; dat leidde ertoe dat vijftien procent van de studenten die normaliter afvielen nu wel aan de toelatingseisen voldeed.  


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK