‘Beroepsopleidingen moeten elkaars netwerken gaan gebruiken’

Interview | de redactie
25 november 2022 | Als het beroepsonderwijs professionals wil opleiden die verandering kunnen teweegbrengen, moet het daar ook naar georganiseerd worden, zegt Wietske Kuijer, lector Responsief Beroepsonderwijs bij de HAN. Zij pleit voor betere samenwerkingen tussen beroepsopleidingen en een stevigere stellingname over een gewenste toekomst.  
Wietske Kuijer, lector Responsief Beroepsonderwijs bij de HAN. Beeld: Rob Gieling

Beroepsopleidingen moeten beter worden in het inspelen op actuele veranderingen. Dat betoogt Wietske Kuijer, sinds 2021 lector Responsief Beroepsonderwijs bij de HAN. Bij die responsiviteit hoort ook een verantwoordelijkheid. “We moeten niet alleen reageren, we hebben ook de verantwoordelijkheid om met antwoorden te komen en standpunten in te nemen over gewenste ontwikkelrichtingen. Dat is een grote uitdaging.” 

Beroepsonderwijs moet stelling nemen 

Aan zulke stellingnames schort het nu, vindt Kuijer. “We hebben zicht op de grote vraagstukken, maar die vragen om sectoroverstijgend denken. Dat is lastig, want ons onderwijs is gericht op het opleiden voor een beroep, en dat opleiden vindt plaats binnen de silo van de beroepskolom. Bínnen die silo’s hebben we veel contacten met het werkveld, maar als het om grotere opgaven gaat, weten opleidingen vaak niet met wie ze in gesprek moeten om een ontwikkelagenda voor het onderwijs te maken.” 

Treed buiten die silo’s, zo luidt Kuijers oproep. Daarin lijkt misschien het gevaar te schuilen dat studenten niet tot echte experts worden opgeleid. Kuijer is echter een andere mening toegedaan. “Naar mijn mening kun je alleen een échte professional worden als je deze manier van denken omarmt”, legt ze uit. “Natuurlijk moet je de beroepsidentiteit behouden. Dat is juist de kracht die je moet benutten in samenwerkingen over grenzen heen. Als je echter nooit met andere beroepsgroepen in contact komt, leer je elkaar niet verstaan, ken je elkaars gebruiken niet en weet je ook niet hoe je elkaars expertise kunt benutten. Daar hebben we als onderwijsinstellingen echt iets te doen.” 

Beroepsopleidingen moeten vanaf jaar één samenwerken 

Maar wat? “Stel, ik word opgeleid tot fysiotherapeut en ik heb goed zicht op de fysiotherapie, maar ik weet niet goed waarheen de bredere gezondheidszorg zich beweegt en welke vraagstukken zich op andere vlakken voordoen. Dan wordt het lastig”, geeft Kuijer als voorbeeld. Oftewel, studenten moeten reeds tijdens de opleiding leren het gesprek met andere professionals te voeren – niet pas aan het eind van de opleiding, maar vanaf het begin. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Voor opleidingen waarin veel beroepsmatige routines worden aangeleerd, lijkt dat lastiger dan voor bredere beroepsopleidingen. Het is echter maar net hoe zij de samenwerking vormgeven, laat Kuijer zien. “Als je studenten bij de opleiding fysiotherapie in hun eerste jaar laat samenwerken met studenten van andere opleidingen, moet je de begeleiding daarbij vooral richten op het onderscheiden van de verschillende rollen. Je hoeft hen nog niet samen een behandelplan te laten maken, bijvoorbeeld. Je kunt die grensoverstijging op verschillende momenten van de opleiding verschillend insteken.” 

Daarbij beseft ze dat opleidingen een stukje moeten inleveren. De duur van een opleiding zal immers niet veranderen terwijl er wel een extra taak bij komt. “We zullen dus heel goed moeten afwegen hoe we de kern en de vorming van de beroepsidentiteit borgen en tegelijkertijd al tijdens de opleiding de bewustwording creëren dat we iets te doen hebben voor een duurzamere wereld. De beroepsmatige routines blijven heel belangrijk, maar daarbij moeten we soms de vraag stellen of we nog de juiste dingen doen. We moeten studenten leren in die onzekerheid te bestaan. Daarin hebben we nog veel te doen.” 

Vooral contact binnen eigen beroepskolom 

Dat kan het onderwijs niet alleen, benadrukt Kuijer. Responsief beroepsonderwijs gaat evenzeer over de werkplaats als over het klaslokaal. “Dat ligt echt in elkaars verlengde. In het onderwijs kunnen we heel mooi opleiden, maar als een professional direct bij het betreden van de werkvloer wordt teruggeduwd in oude routines, krijgen we niet de omslag die we willen. Vice versa geldt dat ook; als het werkveld heel vooruitstrevend is maar het onderwijs niet, leiden we niet de professionals op waaraan het werkveld behoefte heeft.” 

Hoewel er al veel wordt samengewerkt met het werkveld, vindt ook die samenwerking vooral binnen de silo’s van de beroepskolommen plaats. “Daarbinnen is de samenwerking vaak duurzaam”, weet Kuijer. “De moeilijkheid zit in het leren en werken over grenzen heen. Daarbij moet niet alleen op gezette tijden even naar elkaar gekeken worden, maar het geheel moet veel meer in gezamenlijkheid worden vormgegeven.” 

Werkveld en beroepsopleidingen in één

Juist beroepsopleidingen hebben de kans om het toekomstige werkveld te veranderen. Daar worden immers de professionals opgeleid die later het werkveld zullen vormen. Juist daarom moeten studenten leren om te gaan met verandering. “Dat vraagt iets anders dan we nu doen”, vertelt Kuijer. “Nu krijgen studenten vaak taken of opdrachten waarvan de docent vaak al weet hoe het moet. Als je studenten wilt opleiden voor een veranderende wereld, moet je juist opdrachten geven waarvoor de oplossing nog niet voorhanden is. Als je dat inbouwt in de opleiding, nemen professionals dat gedurende hun hele loopbaan mee; daarvan ben ik vast overtuigd.” 

Ook daarbij is het werkveld natuurlijk nodig. “Het is mijn droom dat die werelden écht bij elkaar komen en een krachtige leer-werk-omgeving gaan vormen waarin zowel studenten als professionals werken aan vraagstukken die ertoe doen”, zegt Kuijer. “Dat is een behoorlijke puzzel, want de student heeft iets anders nodig dan de professional op de werkvloer, en de één kan complexere vraagstukken aan dan de ander.” 

Andere kwalificaties voor docenten beroepsopleidingen 

Gaat het over opleiden rond vraagstukken uit de praktijk, dan is de link naar het Design Based Education-onderwijsmodel van NHL Stenden snel gelegd. Kuijer ziet zeker iets in dat model, maar weet dat het ook op andere manieren kan. “Het is in ieder geval nodig dat we vraagstukken met veel meer partijen gaan oppakken. Daarnaast moet ons onderwijs opener zijn. Als we eraan vasthouden dat een student elke maand een product moet opleveren dat voldoet aan bepaalde criteria die nu eenmaal zijn vastgesteld om de eindtermen te halen, verdwijnt alle openheid. We moeten veel minder op productuitkomsten letten en veel meer op het proces, op het aangaan van interacties, erachter komen wat speelt en het vinden van de juiste mensen.” 

Dat vraagt om andere kwalificaties van docenten, denkt Kuijer. In haar onderzoek naar grenswerkers, oftewel docenten die in de praktijk gaan werken met professionals en studenten van verschillende opleidingen, zag ze wat er gebeurde als docenten niet meer binnen het schoolgebouw werkten. “Ze hadden vanzelfsprekend gevoel bij de werkvloer, ze wisten wat daar speelde en wat de sociale context was. Dat contact met het werkveld hebben ze onderhouden, en ze hebben bedacht hoe ze van die werkomgeving een veilige leeromgeving konden maken. Dat vraagt om andere kwalificaties dan de huidige basiskwalificatie voor docenten.” 

Kom uit je schoolgebouw en ga het doen 

Dan rest de vraag wie deze verandering moet aanjagen. Het lijkt immers een taak die, gezien hun publieke verantwoordelijkheid, vooral de onderwijsinstellingen te beurt valt. Tegelijkertijd zou hun inspanning weinig zin hebben als beroepsopleidingen dit niet samen met het werkveld doen, zegt Kuijer. Daar ligt dan ook een forse uitdaging.  

“Zolang het werkveld de hogeschool alleen als een opleidingsinstituut ziet en niet als een partner voor gezamenlijke kennisontwikkeling, gaat het schuren. Dat merk je nu soms al. Vanuit het onderwijs zitten we vrij massaal in het werkveld, maar het werkveld heeft het voortouw in handen. Het onderwijs zet vol in op die samenwerkingen, maar het werkveld is een productieplaats; daar moet gewoon werk worden geleverd. Dat levert soms spanningen op.” 

Onderwijsinstellingen zijn tenminste een stuk minder gebonden aan productieschema’s en kwartaalrekeningen. Daarom lijkt het initiatief om de samenwerking met het werkveld blijvend op te pakken vooral bij hen te liggen. “Het beroepsonderwijs heeft er geen belang bij of specifiek vraagstuk A of vraagstuk B wordt opgepakt, maar het is wel in ons belang om over de lange termijn de samenwerking met het werkveld te behouden en in een gewenste ontwikkelrichting te sturen. Het is dus een gezamenlijke verantwoordelijkheid, maar onderwijs- en kennisinstellingen hebben een belangrijke rol te vervullen.” 

Al met al is het een grote stap, beseft Kuijer. “Durf maar eens de opdrachten die je vanuit je eigen opleiding hebt geformuleerd los te laten. Daarnaast moet iedereen meedoen. Als docenten niet worden ondersteund door het management, of als het management de docenten niet meekrijgt, loopt het vast.” Toch is dit de weg voorwaarts, meent ze. “We moeten leren, denken, werken en opleiden over de grenzen van opleidingen. Kom uit je schoolgebouw en ga samen ontdekken hoe je wilt werken aan de vraagstukken die voorliggen. Ga experimenteren, ga het met elkaar doen.”


De inaugurele rede die Wietske Kuijer onlangs uitsprak is op verzoek in gedrukte versie te verkrijgen via het lectoraat Responsief Beroepsonderwijs bij de HAN.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK