Europese Universiteiten Initiatief vergroot de ongelijkheid 

Nieuws | door Frans van Heest
18 januari 2023 | Het Europese Universiteiten Initiatief versterkt de ongelijkheid in het Europese hoger onderwijs, wat al eerder gebeurde na het Bologna-initiatief, zeggen Britse onderzoekers. Het Nederlandse parlement is vooral bezorgd dat de allianties de instroom van buitenlandse studenten vergroten.
De Radboud Universiteit maakt de samenwerking met partnerinstellingen bekend.

Het Europese Universiteiten Initiatief van Emanuel Macron uit 2017 is een beleidsinstrument dat inmiddels omarmd wordt door de Europese Commissie. Zo moeten bestaande allianties van Europese hoger onderwijsinstellingen worden versterkt. Aanvankelijk was het initiatief beperkt tot de Europese Unie, maar inmiddels is het uitgebreid naar alle 49 landen die momenteel onderdeel uitmaken van de Europese hoger onderwijsruimte.  

Door de allianties wordt de internationalisering van het hoger onderwijs en onderzoek versneld omdat de samenwerkende hoger onderwijsinstellingen gezamenlijk onderzoeksfinanciering aantrekken en de studentenmobiliteit bevorderen. De netwerken bestaan doorgaans uit zes tot tien instellingen uit heel Europa. Inmiddels zijn er 44 allianties waarbij 340 instellingen betrokken zijn.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

In Nederland zijn elf universiteiten en twee hogescholen betrokken bij dit initiatief. Zo maakt NHL Stenden deel uit van de alliantie RUN-EU en is de Universiteit Maastricht kartrekker van de YUFE-alliantie. Zulke allianties brengen echter ook risico’s mee, waarschuwen Lee Rensimer van het University College London en Rachel Brooks, hoogleraar aan de University of Surrey 

Het intensiveert bestaande samenwerkingen 

De missie van de Europese Universiteiten is de bevordering van excellentie, innovatie en inclusie in het hoger onderwijs. Het initiatief wordt tevens gezien als een uitbreiding van eerdere initiatieven zoals Erasmus+, die voortgekomen zijn uit de Bologna-afspraken in 1999. Het Europese Universiteiten Initiatief (EUI) intensiveert ook de vaak al bestaande Erasmus+ samenwerkingsverbanden door instellingen thematisch en organisatorisch te verbinden. Zo is er een netwerk binnen het EUI voor jonge universiteiten of bijvoorbeeld een alliantie rondom duurzaamheid.  

Deelnemende hoger onderwijsinstellingen geven prioriteit aan mobiliteit, uitwisseling en samenwerking binnen hun alliantie. Op die manier consolideren ze ook onderzoeksmiddelen en innoveren en hervormen ze het Europese hoger onderwijs. 

Samensmelten tot één universiteit 

De Britse onderzoekers hebben in heel Europa deelnemers aan het EUI geïnterviewd. Daaruit bleek dat de motieven om tot een alliantie toe te treden uiteenlopen. Zo zijn er deelnemers die het zien als een cruciale kans om hun instellingen uiteindelijk te doen laten samensmelten tot één enkele universiteit, verdeeld over meerdere campussen in Europa. Anderen willen het vooral gebruiken om te experimenteren met nieuwe internationale samenwerkingen. 

Echter, met het EUI wordt ook de institutionele ongelijkheid versterkt die al door eerdere Europese initiatieven zoals het Erasmus+-programma is aangewakkerd. De transformatie van het hoger onderwijsstelsel in de Europese periferie na de Bologna-afspraken heeft gemengde resultaten opgeleverd. De mobiliteit tussen Oost en West-Europa is bijvoorbeeld onevenwichtig verdeeld.  

Ongelijkheid wordt versterkt 

Door het EUI worden Europese universiteiten verder onderverdeeld in verschillende niveaus, waarschuwen de onderzoekers. Daardoor worden de bestaande profielen van de instellingen geconsolideerd en versterkt – zowel voor de betere als de minder presterende universiteiten. Ook de bestaande kwaliteits- of niveauverschillen tussen instellingen raken worden daarmee bestendigd. 

De Europese Commissie wil met het EUI-initiatief zowel excellentie als inclusie nastreven. De onderzoekers vragen zich echter af of dit wel beide kan. Zeker gezien de competitieve aanbesteding en uniforme financiering lijkt het erop dat instellingen met bestaande voordelen worden vooruitgeholpen en hun positie weten te verbeteren, terwijl de kloof met universiteiten in de periferie van Europa juist vergroot worden.  

West-Europa is dominant 

Zo is er duidelijk sprake van een geografische ongelijkheid. Op enkele uitzonderingen na omvatten de allianties doorgaans één universiteit per land, met een gemiddelde van acht instellingen per alliantie. Toch zijn het vooral de universiteiten in West-Europa, en dan met name Duitse en Franse universiteiten, die deel uitmaken van de grote meerderheid van de allianties. Ook de coördinerende universiteiten die binnen het netwerk verantwoordelijk zijn voor de vormgeving van de samenwerking en de aansturing van de alliantie komen vooral uit West-Europa.  

Dit alles bij elkaar zorgt ervoor dat de bestaande asymmetrie in het Europese hoger onderwijs wordt versterkt, want universiteiten aan de randen van Europa worden aanzienlijk minder betrokken bij deze allianties en kunnen dus veel minder of niet van de voordelen genieten. 

Armere universiteiten ervaren nadelen  

Een cruciaal onderdeel van de financieringsarchitectuur van een alliantie is de bekostiging van activiteiten door de instelling zelf. Het vereiste bedrag varieert per grootte van de alliantie, maar kan voor instellingen met minder financiële armslag een belemmering zijn om deel te nemen. 

Een aantal van de alliantieleiders die de Britse onderzoekers spraken hebben hun zorgen geuit over de financiële lasten die het netwerk met zich meebrengt. Dit beïnvloedt de partnerkeuze en de omvang van de alliantie, maar ook in hoeverre een partner kan participeren in de samenwerking. 

Ook blijken nationale overheden niet altijd bereid om in gelijke mate de allianties te ondersteunen. Overigens wil minister Dijkgraaf dit gaan doen met middelen uit de opbrengsten van het studievoorschot, die bedoeld zijn voor de investeringen in onderwijskwaliteit.  

Nederland heeft al eerder gewaarschuwd 

De onderzoekers wijzen er ook op dat de Nederlandse regering al eerder heeft aangegeven dat dit initiatief de ongelijkheid binnen het Europese hoger onderwijs kan versterken. Dit was aanvankelijk ook de reden voor Nederland om terughoudend te zijn met financiering van deze allianties.  

Iedere universiteit neemt dus op basis van een risicoanalyse een besluit om deel te nemen aan een alliantie. Iedere instelling zal op basis van de financiële positie een andere inschatting maken. Voor Britse universiteiten zorgt deelname in een alliantie ervoor dat zij de risico’s van de Brexit kunnen beperken. 

Hoewel de Europese Commissie steeds de kansen benadrukt en wijst op de 340 deelnemende universiteiten, is het uiteindelijk een initiatief dat slechts ongeveer zeven procent van het Europese hoger onderwijs bedient. De concentratie van middelen op overwegend West-Europese universiteiten met al bestaande internationale partnerschappen consolideert de voordelen van selectieve universiteiten met relatief veel middelen. Daardoor zal excellentie prevaleren ten koste van inclusie, zo waarschuwen de Britse onderzoekers in het slot van hun artikel. 

Niet met het geld van de basisbeurs 

Binnenkort wordt er in Tweede Kamer met minister Dijkgraaf vergaderd over het Europese Universiteiten Initiatief. De Kamer heeft vooralsnog weinig zorgen over deze ongelijkheid, zo blijkt uit een schriftelijke behandeling. De zorgen liggen meer op het punt dat Dijkgraaf de financiering van het initiatief wil betalen uit de middelen die zijn vrijgekomen uit het leenstelsel. Volgens het CDA is bij de invoering nooit vermeld dat studenten geen basisbeurs meer krijgen en dat het vrijgekomen geld deels geïnvesteerd zal worden in het Europese Universiteiten Initiatief. Het CDA en veel andere partijen willen dat minister Dijkgraaf elders op zijn begroting geld zoekt om dit initiatief te ondersteunen.  

Ook zijn er bij de VVD en GroenLinks zorgen dat deze allianties een extra druk leggen op de overvolle universiteiten door meer buitenlandse studenten naar Nederland te trekken. Het is overigens de vraag hoe de andere Europese partnerinstellingen naar de Nederlandse instellingen zullen kijken, nu zij van minister Dijkgraaf en de Tweede Kamer geen internationale studenten meer mogen werven. Studentmobiliteit is namelijk een wezenskenmerk van deze allianties.  

Frans van Heest : 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK