‘Interdisciplinariteit moet je trainen’

Interview | door Janneke Adema
9 februari 2023 | Het valt Annemarie Horn op dat studenten regelmatig moeten samenwerken met andere disciplines, maar geen training krijgen in interdisciplinariteit. Ze worden geacht dat ze zelf alle stof van verschillende vakken bij elkaar brengen, terwijl hun docenten binnen hun eigen expertise blijven. “We geven ze alleen de ingrediënten, zonder recept, en dan hopen we dat er een heel lekker gerecht uit komt”, vertelt Horn aan ScienceGuide. “Maar je moet echt leren koken!”
Annemarie Horn: “Als we kijken naar de grote vraagstukken, dan zijn die zelden monodisciplinair van aard.”

Van studenten wordt vaak verwacht dat ze zichzelf aanleren hoe ze met collega’s uit andere disciplines moeten werken, terwijl hun opleidingen juist binnen de eigen discipline blijven, zag Annemarie Horn. Tijdens haar promotie-traject zette ze daarom met een aantal collega’s twee interdisciplinaire cursussen op bij de VU. Dankzij de cursussen kwamen Horn, haar collega’s en haar studenten erachter dat er veel komt kijken bij interdisciplinair werk. Op 12 januari verdedigde haar proefschrift. ScienceGuide sprak haar over haar ervaringen.

Crises en transities

Horn ziet een discrepantie tussen de opleiding van studenten en de verwachting in het werkveld. “Ik kan bijna geen enkele baan bedenken waarbij je helemaal binnen één discipline blijft werken, zelfs niet binnen de universiteit”, vertelt ze. “Als je kijkt naar hoe financieringsinstrumenten er tegenwoordig uitzien en wat er verwacht wordt bij onderzoeksprojecten, is dat zelden monodisciplinair.”

Dat geldt ook voor alle crises en transities van deze tijd. “Als we kijken naar de grote vraagstukken, dan zijn die ook zelden monodisciplinair van aard. Ik ben ervan overtuigd dat inter- en transdisciplinariteit werk competenties vereist die je actief en expliciet moet trainen. Die komen niet vanzelf.”

Ten koste van inhoudelijke kennis

Hoewel studenten vaak erg enthousiast waren om deel te nemen, was het soms lastig om dit in hun studieprogramma in te passen. “Uiteindelijk volgden heel veel studenten, zeker in het begin, deze cursus extracurriculair”, vertelt Horn. Sommige bestuurders en een aantal collega’s waren gelukkig wel direct enthousiast. “Er zijn echte frontrunners die zelfs ruimte in hun curricula maakten”. Een opleiding besloot zelfs om haar cursus aan te bieden als alternatief voor een verplichte cursus in het curriculum.

Horn zag echter veel concurrentie omtrent het curriculum – zeker bij masteropleidingen. “Veel masterprogramma’s duren maar een jaar. Dat is echt heel kort. Sommige programmadirecteuren zeiden dat een interdisciplinair vak, binnen een programma van slechts 60 studiepunten, te veel ten koste gaat van inhoudelijke kennis over hun vakgebied.”

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De voorwaarden vindt u hier.

Daarnaast speelde het mechanisme van de financiering mee, zegt de kersverse postdoc. “Uiteindelijk is dat gewoon een sommetje van het aantal studenten keer het aantal studiepunten. Dus als studenten keuzevakken elders volgen, is dat niet per se in het belang van een opleiding.”

Ingrediënten zonder recept

In de cursussen die Horn met haar collega’s opzette, werden de studenten expliciet getraind in groepswerk. In het universitair onderwijs wordt volgens haar vaak verondersteld dat studenten alle vereiste vaardigheden wel bezitten, waardoor ze niet actief getraind worden. “Een student zei, ‘Ik moet de hele tijd in groepen werken, maar niemand heeft mij geleerd hóé ik in een groep moet werken’”, vertelt Horn. Volgens haar gebruiken docenten groepsopdrachten veelal als een toegankelijk middel om studenten grotere opdrachten te geven en de werklast te verlichten.

Deze vaardigheden moeten echter expliciet worden behandeld, is haar overtuiging. “Als je naar de literatuur over interdisciplinair onderwijs kijkt, krijgen studenten vaak eerst een vak over onderwerp A, dan een vak over onderwerp B en later nog een vak over onderwerp C. Die krijgen ze van verschillende docenten met ieder hun eigen expertise. Aan het einde van het jaar mogen de studenten dat zelf bij elkaar brengen.”

De aanname daarachter is heel interessant, vindt Horn. “Wij kunnen dat vaak als docenten zelf niet, want wij zijn de expert op een klein stukje, dus wij leren de studenten niet hoe ze die kennis bij elkaar moeten brengen. We geven ze alleen de ingrediënten, zonder recept, en dan hopen we dat er een heel lekker gerecht uit komt. Maar je moet echt leren koken! Dat is geen gegeven als je alleen maar de ingrediënten aangereikt krijgt.”

Ik heb het idee dat ons schoolsysteem studenten drillt om af te wachten welke kennis er met hen gedeeld wordt en dat op te zuigen als een spons.”

– Annemarie Horn

In hun cursussen bracht Horn studenten uit vrijwel alle faculteiten bij elkaar. Het viel haar op dat de studenten vaak de discussie uit de weg gingen, hoewel er genoeg disciplinaire verschillen bestaan voor interessante gesprekken. Volgens Horn komt dat deels doordat veel mensen sowieso conflictmijdend zijn en de studenten hun relaties niet wilden schaden, maar ook door de houding van de hedendaagse student. “Ik wil het niet te veel over een kam scheren. Er zitten natuurlijkook kritische studenten bij, maar ik vind de studenten van nu best wel tam. En ik merk bijvoorbeeld dat studenten vaak extrinsiek gemotiveerd zijn.”

Horn zag dat onder druk van deadlines aan het einde van het vak studenten conformistischer worden. “In een tijd zonder basisbeurs, waarin studenten daadwerkelijk in drie of vier jaar afstuderen, is die extrinsieke motivatie waarschijnlijk sterker vergeleken met twee decennia geleden. En daarmee wellicht ook het conformistische gedrag.”

Studenten vonden hun curussen dan ook best moeilijk, zegt Horn. “Ze zijn samen met de docent aan het leren, in plaats van dat ze van de docent leren. Ik heb het idee dat ons schoolsysteem studenten drillt om af te wachten welke kennis er met hen gedeeld wordt en dat op te zuigen als een spons, in plaats van een kritische mindset te ontwikkelen en te vragen hoe ze er zelf naar kijken. Hoe positioneer ik mezelf daarin en wat wil ik eigenlijk? Dat is het grotere, systemische wat ik erin herken.”

Gewoon aanwijzen

Om de discussie tussen de studenten toch op gang te krijgen, maakten Horn en haar collega’s de lessen heel interactief. De studenten bogen zich zelfstandig en groepsgewijs over grote maatschappelijke thema’s zoals de energietransitie en duurzame voedselsystemen, met als doel te leren samenwerken en diverse kennis bij elkaar te brengen.

Om studenten intrinsiek te motiveren, legde Horn hen een leeg beoordelingsforumulier voor waarin ze zelf mochten aangeven waarop ze beoordeeld zouden worden. “Ze gingen volledig op slot! Terwijl ik dacht: ‘Maar dit is zo cool! Je mag het zelf invullen!’ Dat mocht zelfs iets zijn waardoor ze gegarandeerd goed beoordeeld zouden worden. Maar dit was echt tien bruggen te ver, dus ik ben dat samen met hen gaan invullen.”

Het kwam niet in haar op dat wetenschap er ook zo uit kon zien”

– Annemarie Horn

Horn vertelt dat studenten de discussie alsnog vaak vermijdden. Soms zag zij wel dat studenten het eigenlijk oneens waren, maar zagen de studenten het zelf niet, of leken ze het er niet over te willen hebben “Dus toen zijn we dat gewoon gaan aanwijzen.”

Bij het bespreken van een artikel uit de sociale wetenschappen stond bijvoorbeeld het woord ‘etnografie’ in de abstract. “‘Weet iedereen wat een etnografie is?’”, vroeg Horn. “Dat was een eerste stap waarbij ik het verschil zichtbaar moest maken. Een van de studenten zei: ‘Nou, nu je het vraagt, nee.’ Dat is al interessant; die vraag werd niet gesteld.”

Objectiviteit waarborgen

Etnografie is een vorm van kwalitatief onderzoek waarbij de onderzoeker zich onderdompelt in een gemeenschap of organisatie om mensen van dichtbij te kunnen observeren.

“Een studente uit de medische wetenschappen zei: ‘Oh, dat doen wij ook, want wij gaan ook ergens heen en daar verzamelen we ook data.’ Toen zei iemand uit de sociale wetenschappen: ‘Nou, het is niet alleen dat je naar een plek gaat, het gaat ook om de soort data die je daar verzamelt. Als ik etnografisch onderzoek doe, vind ik andere dingen dan mijn collega, want je kijkt door je eigen bril en je interacteert op je eigen manier met mensen.’ Daarop zei zij: ‘Dan moet je wel met meerdere onderzoekers gaan, want dan kan je de objectiviteit waarborgen’ – waarop de sociale wetenschapper riep: ‘Ho, ho! Objectivity is out of the window.’”

Dat was een eyeopener voor de studente uit de medische wetenschappen, zegt Horn. “Zij had de aanname dat alle wetenschap ‘objectief’ is, dus het kwam niet in haar op dat wetenschap er ook zo uit kon zien. Dit lag zo ver buiten haar referentiekader dat ze niet kon herkennen hoe verschillend hun onderzoek was.”

Tastbaar product

Daarnaast heeft Horn ook aandacht besteed aan transdisciplinariteit. Waar interdisciplinariteit over de interactie tussen wetenschapsvelden gaat, beslaat transdisciplinariteit de interactie tussen de wetenschap en de maatschappij, door samenwerking met maatschappelijke partners en het bedrijfsleven. Trandisciplinariteit in het academisch onderwijs is echter ingewikkeld, heeft ze geleerd.

Waar het in het hbo voor de hand ligt om bijvoorbeeld een product voor een partner uit het werkveld te ontwikkelen, is het werk op de universiteit abstracter. “Universitair studenten leren over onderzoek doen, maar vooral ook over kritische reflectie. Dat geeft een veel minder tastbaar product of andere uitkomst dan in het hbo mogelijk is. Daar ligt dus één van de uitdagingen: een tastbaar resultaat voor partners realiseren.”

Wat vind ik goede wetenschap?

Niettemin is het ‘trandisciplinariteit’ dat de klok slaat bij veel universiteiten. Het creëren van meerwaarde voor samenwerkingspartners is echter een grote uitdaging wanneer je met studenten en korte cursussen werkt. Dan kunnen langdurige partnerschappen een uitkomst bieden, maar dat vergt wel een flinke investering.

En wil trandsdisciplinariteit slagen, dan moet echter eerst de interdisciplinariteit op orde zijn, denkt Horn – en dat gebeurt niet vanzelf. Zij pleit er daarom voor om studenten expliciet te trainen en te laten kennismaken met verschillende epistemologische culturen. “Wat vind ik goede wetenschap? Wat vind ik goede kennis? Wanneer vind ik een onderzoek betrouwbaar? Daar zitten heel duidelijke disciplinaire componenten aan. Misschien vind je sample size belangrijk, of de p-waarde. Heel vaak leren studenten – zeker in de betawetenschappen – gewoon: ‘zo doen wij dat’, en niet waarom ze het zo doen of hoe het anders zou kunnen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK