‘Niet rendementsdenken, maar docent waarborgt kwaliteit hoger onderwijs’

Afgelopen week reikte de Algemene Rekenkamer een prijs uit voor de masterscriptie van Timen Sijens over de kwaliteit van het hoger onderwijs. Dit afstudeerproject aan de Rijksuniversiteit Groningen schetst het historisch perspectief van kwaliteitsbeleid zoals dat werd opgesteld door het ministerie van OCW en gecontroleerd door de Inspectie van het Onderwijs. Bronnen waren beleidsnota’s, regeringsverklaringen, inspectieverslagen en interviews met academici. Het onderzoek vond plaats in overleg met het ministerie van OCW.
Vicieuze cirkel rendementsdenken
Tussen 1985 en 2015 waren er per saldo bezuinigingen op het hoger onderwijs, maar dan verpakt als investeringen in rendement en kwaliteit. Daarbij was het einddoel nooit duidelijk, stelt het onderzoek. Het ministerie bleef deze decennia positief over de maakbaarheid van het hoger onderwijs, terwijl het tegelijkertijd geen langetermijnvisie had op het gewenste rendement. Zo ontstond een ‘vicieuze cirkel’ waarin rendementsdenken leidde tot meer controle, wat weer leidde tot meer rendementsdenken.
Alle kwaliteitscontroles vormden echter eerder een symptomatische dan een systemische oplossing. Dat had te maken met het ‘bewust negeren van informatie’ over het kernprobleem: het financieringsmodel. Binnen dit model krijgen instellingen een afstudeerbonus voor studenten die hun diploma behalen. Hierdoor bestaat het reële gevaar dat studenten zo snel mogelijk door de opleiding worden geloodst zonder dat de kwaliteit van hun einddiploma vaststaat. Ook kunnen langstudeerders ‘genadezesjes’ krijgen, waarbij zij al dan niet terecht een voldoende beoordeling krijgen om hen maar te laten slagen.
Rendementsdenken versus docentschap
Zelfs na de examenfraude bij InHolland vormde rendementsdenken de rode draad bij kwaliteitsborging door het ministerie. Dat bleek bijvoorbeeld uit de aanscherping van NVAO-kaders en de professionalisering van de examencommissies, meldt het onderzoek. Pas vanaf 2015 is er herbezinning op de gevolgen van het maakbaarheidsbeleid; bijvoorbeeld de hoge werkdruk binnen en de concurrentiestrijd tussen hogeronderwijsinstellingen. De Inspectie beschouwt de publieke instellingen echter nog altijd binnen het mentale model van managerschap.
De nieuwsbrief is exclusief toegankelijk voor medewerkers van onze partners.
Een casusonderzoek naar kwaliteitsborging aan de Rijksuniversiteit Groningen in de genoemde periode bevestigt dat de nadruk van het ministerie op maakbaarheid en controle voor spanning op de werkvloer zorgde. Bij al dit beleid waren de universitair docenten zelf ‘minimaal betrokken’, concludeert het onderzoek. Het mentale model van de academicus als een autonome en professionele arbeidskracht bleef dan ook stelselmatig achterwege bij het in- en uitvoeren van maatregelen. Nota bene zei de Onderwijsraad al in 1985: “Uiteindelijk zorgt de docent voor de kwaliteit van het onderwijs.”
Shifting the burden
De onderzoeker trekt stevige conclusies over de recente kwaliteitsborging in het hoger onderwijs. Het ministerie van OCW was bij aanvang van het beleid al op de hoogte van de waarschuwingen en neveneffecten, maar liet na om experts en docenten op waarde te schatten. Op haar beurt volhardde de Inspectie in het hameren op rendement, processen en prestaties, ofschoon zij al in 1994 twijfelde over “de efficiëntie van het stelsel, de rendementen en de tot diploma-inflatie leidende massaliteit”.
Deze beleidsbeslissingen bevestigen het beeld van een ‘machtsgreep’ door het ministerie en het zich toeëigenen van een rol als ‘beleidsmaker’ door de Inspectie. Extra controle door de Inspectie en de hoge werkdruk bij docenten vloeien daaruit voort. De lasten van het kwaliteitsbeleid zijn dus doorgeschoven naar de academici, terwijl het kernprobleem van het spanningsveld tussen rendement en kwaliteit volgens het onderzoek ‘niet aangepakt’ is.
De docent centraal
De aanbevelingen uit het onderzoek volgen logisch op bovenstaande bevindingen. Centraal staat de noodzaak van een langetermijnvisie op en discussie over het centrale punt van de afstudeerbonus, die nog steeds een perverse prikkel vormt. Daarnaast is het ongehoord blijven van de docenten, wier inbreng de basis voor kwaliteitsbeleid zou moeten zijn, “opmerkelijk en onthutsend”.
Zonder deze verbeteringen ziet de onderzoeker geen heil in nieuwe stelselontwikkelingen. “Extra geld voor het hoger onderwijs, zonder dat het fundamentele probleem wordt aangepakt, is symptoombestrijding.”
Meest Gelezen
Internationale studenten Maastricht faliekant tegen verplichte cursus Nederlands
Alleen bèta’s tegen Erkennen en Waarderen
VVD en CDA willen weer terug naar prestatiebekostiging in het hoger onderwijs
Valoriseren door een snelweg te blokkeren
Expliciete directe instructie is minder effectief dan het lijkt
