Stop met het selectiecircus, zegt Klaas Visser zelf

Interview | door Michiel Bakker
16 februari 2023 | Ineens werd zijn naam genoemd in kranten, politieke debatten en ambtelijke stukken. “Die Klaas Visser van dat Klaas Visser-model, ben jij dat?", vroegen oude bekenden hem. Ja, dat is hij, hoewel hij nooit iets als model heeft bedoeld én intussen heeft bijgeleerd. “Stop met het selectiecircus", zegt Klaas Visser nu. “Hanteer een 7,5+-regeling, vraag een flinke inspanningsverplichting van kandidaten, en loot onder degenen die overblijven.”
Klaas Visser, onbedoeld naamgever van een model voor toelating.

“In 2017 schreef ik een stuk op ScienceGuide naar aanleiding van een Inspectierapport waarin werd geconstateerd dat de selectie niet goed was voor de kansengelijkheid. Het is overigens verbijsterend dat het zes jaar duurt voordat we iets verder zijn. Ik wist niet dat uit mijn stuk van toen een Klaas Visser-model zou ontstaan; dat was helemaal niet de bedoeling”, vertelt Klaas Visser. 

Sterker nog, het was niet eens geheel zijn eigen idee. “Janke Cohen-Schotanus zei tegen mij: ‘Dat Klaas Visser-model, heb je dat niet van mij?’ En dat klopt, want we kennen elkaar goed en werken goed samen – maar ik heb dat stuk uit 2017 nooit als model willen brengen.” Nu het niettemin een model is, maakt Visser graag wat kanttekeningen die hij anders in 2017 gemaakt zou hebben.  

In principe is iedere vwo’er geschikt 

Laat vwo-scholieren met een 7,5 of hoger als gemiddeld cijfer sowieso toe, organiseer een flinke inspanningsverplichting voor alle andere kandidaten die aantoonbaar door henzelf wordt geleverd, en voer loting uit onder degenen die dan overblijven. Zo luidt de selectieprocedure die Visser nu voorstelt. Voor het te verwachten hogere studiesucces van vwo-leerlingen met een 7,5 of hoger is veel bewijs, zegt hij. Het identificeren van degenen die naar alle verwachting slecht zullen presteren is echter bijna onmogelijk.  

“Je kunt niet op individueel niveau onderscheid maken. Dat is mijn punt”

“Het spijt me nu dat ik daar destijds te makkelijk overheen ben gegaan; dat had ik verder moeten uitwerken. Sóms kun je vooraf zeggen dat iemand weinig kans van slagen heeft, bijvoorbeeld als iemand met slechte motorische vaardigheden zich inschrijft voor de opleiding Tandheelkunde.” Men zal echter nooit kunnen zeggen dat vwo-scholieren met een zes gemiddeld minder kans hebben op studiesucces en daarom buiten de loting gelaten moeten worden.  

“Die groep is als groep iets zwakker, maar nog altijd zal tachtig procent daarvan succesvol zijn”, aldus Visser. “We hebben in Nederland het vwo, wat betekent dat iedereen die daar met het goede profiel een diploma haalt, in principe geschikt is. Je kunt niet op individueel niveau onderscheid maken. Dat is mijn punt.” 

Door inspanningsverplichting valt al een kwart af 

De ‘onderkant’ van de groep kandidaten is dus niet goed te onderscheiden en in principe geschikt voor de opleiding die selecteert. Daarom is het niet meer dan terecht om simpelweg te loten, aldus Visser. Hij pleit wel voor het hanteren van een inspanningsverplichting.  

“Er zijn ontzettend veel eindexamenkandidaten die zich op de bonne fooi inschrijven voor een studie die loting hanteert. Niet geschoten is altijd mis, denken ze, en dat begrijp ik ook wel. Als je echter van die scholieren een flinke inspanning vraagt in de vorm van huiswerk en een of meer studiedagen op de gewenste opleiding, valt bij Geneeskunde al een kwart af. Een kwart van degenen die zich aanmeldt is niet bereid om een flinke inspanning te leveren. Bij Psychologie ligt dat percentage zelfs nog hoger”, vertelt Visser. 

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De voorwaarden vindt u hier.

Het aantrekkelijke aan die methode ligt in het feit dat niet wordt gekeken naar de persoon, de achtergrond en de schoolprestaties van kandidaten. Tegelijkertijd wordt voorkomen dat ongemotiveerde ‘gelukszoekers’ meedoen aan de loting en wellicht een opleidingsplek krijgen ten koste van een gemotiveerde kandidaat. “Zo hebben we het bedoeld”, aldus Visser.  

Selectie zorgt voor ongelijke kansen 

Ongelijke kansen bij selectieprocedures vormen zijn allergrootste zorg, zegt hij. “Ik hoor dat bijna alle studenten erkennen dat ze bij de selectie hulp hebben gehad, en ik zie op internet bureaus die zelfs negentig procent succes beloven. Daar gaat iets mis. Moeten we willen dat leerlingen duizenden euro’s spenderen om binnen te komen – terwijl ze niet eens geschikter zijn dan kandidaten die dat niet kunnen betalen? Willen we dat scholieren in de stress zitten en al voorzitter van een tennisvereniging moeten zijn om zo aan hun CV te werken?”  

“Je kunt kansengelijkheid en studiesucces niet tegelijkertijd volledig nastreven”

Het is een verdelingsvraagstuk, beseft Visser, dus hij vindt het niet onredelijk om iets te vragen van kandidaten die schaarse opleidingsplekken willen bemachtigen. Wel moet goed duidelijk zijn wat men precies beoogt – en daar schort het aan.  

“De discussie gaat enorm de mist in doordat iedereen een ander doel heeft. Ook het ministerie heeft gezwalkt van heb-ik-jou-daar”, vertelt Visser. “Het begon ermee dat we studenten moesten selecteren die bij onze opleiding pasten en daar succesvol zouden zijn. Het draaide dus alleen om studiesucces. Dan kun je het beste selecteren op alleen cijfers. Dat mocht echter niet; er moesten ook kwalitatieve instrumenten worden gebruikt. Later bleek dat ‘kwalitatief’ eigenlijk ‘inhoudelijk’ betekende. Dat heeft alles te maken met het feit dat ze zowel kansengelijkheid als studiesucces nastreven. Die twee kun je echter niet tegelijkertijd volledig nastreven. Wees dus tenminste helder over je doel.” 

Huidig selectiecircus is ook een loterij 

De herinvoering van loting is niet per se een terugkeer van loting, benadrukt Visser. De huidige opzet van selectie is in feite ook een vorm van loting – maar dan één die veel meer geld kost. “De Erasmus Universiteit had als eerste bewijs voor een effectieve selectiemethode”, roept hij in herinnering. “Een andere universiteit nam de methode over en voegde een extra selectie-instrument toe. Ze bekeken echter ook wie ze mét die toevoeging selecteerden en wie ze zónder die toevoeging geselecteerd zouden hebben. Dat verschilde meer dan 100 kandidaten.” 

“Je kunt concluderen dat we gezamenlijk aan schijnprecisie doen”

Elk ander selectie-instrument levert dus andere ‘geschikten’ op, aldus Visser. “Dan kun je concluderen dat we gezamenlijk aan schijnprecisie doen en loting hebben vervangen door een andere loterij.” 

Geen onderscheid maken als dat niet kan 

De onzuiverheid van de selectie-instrumenten werd Visser zelf het scherpst duidelijk toen hij terugkoppeling kreeg op een door hemzelf bedacht instrument, de Curriculum Sample Methode (CSM). Daarin leggen studenten toetsen af over studiemateriaal uit het curriculum. “Al vroeg na de poort kunnen we goed voorspellen wie wel kansrijk is en wie minder. Dat moment probeerden we met de CSM naar voren te halen, en dat werkte naar tevredenheid”, vertelt Visser.  

Toen werd hij gebeld door een oud-collega. “‘Nou Klaas’, zei hij, ‘mijn vrouw (ook academicus) en ik hebben onze kleindochter flink geholpen om voor die toetsen te slagen, en wij vonden het nogal pittig. Gelukkig is onze kleindochter wel toegelaten.’ Dat zette me aan het denken. Toen in een ander gesprek zelfs werd toegegeven dat opleidingen de toetsen moeilijker maakten om maar onderscheid te kunnen maken, werd het mij duidelijk dat we dit niet moeten willen. We moeten geen ‘onderscheid om het onderscheid’ willen maken als dat niet redelijkerwijs te maken is.” 

Geld voor selectie is beter besteed aan goed onderwijs 

Uit voortschrijdend inzicht pleit Visser nu voor het toelaten van vwo-scholieren met een 7,5 of hoger als gemiddeld cijfer. Uit onderzoek is gebleken dat scholieren met een 7,5 als gemiddeld cijfer net zo goed presteren als scholieren met een 8 als gemiddeld cijfer. Onder de 7,5 gemiddeld gaat die vlieger niet meer op, vertelt Visser.  

“De groep met een 8 of hoger vormt zo’n vier procent van het totaal. Met een 7,5 of hoger kom je op tien à twaalf procent. Voeg daar een inspanningsbereidheidstoets aan toe en selecteer de rest via loting. Dan zijn we van het hele peperdure selectiecircus af”, luidt zijn voorstel daarom. “Het feit dat je geselecteerd wordt zegt nu soms meer over de hulp die je gehad hebt dan over je kwaliteiten.” Het geld dat nu aan selectie wordt besteed, kan dan naar goed onderwijs gaan.  

Eigenlijk gaat de kritiek van Visser verder dan louter de vormgeving van een selectieprocedure. Selectie brengt volgens hem het probleem mee dat men toetst wat studenten al kunnen. “Een universiteit is er echter om dingen aan te leren, niet om te kijken wat je al kunt. Een kandidaat moet soms al zelfstandig kunnen werken, een academische werk- en denkniveau hebben – wat dat ook wezen mag als je zeventien of achttien bent. Dat staat mij tegen. Als je zwakke vwo’ers niet goed genoeg vindt, moet je in gesprek gaan met het vwo – maar dat is een andere discussie. Dat geldt ook voor kansenongelijkheid Kansenongelijkheid zit veel dieper; dat moet al veel eerder worden aangepakt.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK