Bedrijfsleven zou het beroepsonderwijs moeten dragen

Opinie | door Herman Blom
21 maart 2023 | Gaat het over de verschillende soorten onderwijs, dan spreekt Minister Dijkgraaf graag over een ‘waaier’ in plaats van een ‘ladder’. Oftewel, geen hiërarchie, alleen verschil. Wil hij dat in de praktijk brengen, dat vindt hij goede voorbeelden in de Alpenlanden, betoogt Herman Blom, lector bij NHL Stenden en docent bij de Hochschule Osnabrück. “Zolang beroepsonderwijs niet is ingebed in de praktijk van bedrijven en organisaties, heeft het vooral weg van ‘droogzwemmen', en dat heeft weinig zin.”
Beeld: Heleen Verviers (Techniekbeeldbank)

“We hebben alle talent nodig dat we kunnen opleiden voor de Nederlandse samenleving, of nu gaat om mbo’ers, hbo’ers of academici. In ieder geval moeten we elke vorm van onderwijs gelijk gaan waarderen.” Dat zei minister Robbert Dijkgraaf in zijn toespraak tijdens de recente nieuwjaarsreceptie van de Vereniging Hogescholen (VH) in Den Haag. Vanuit de VH werd de minister opgeroepen om concrete instrumenten te verbinden aan zijn oproep tot gelijke waardering van beroepsonderwijs en academisch onderwijs. Dijkgraaf riep zelf de prikkelende vraag op: “Is ons stelsel aan een totaal nieuwe inrichting toe?”  

Moet ons stelsel veranderen? Kan die verandering beperkt blijven tot het onderwijs? Welke rol is er voor andere maatschappelijke partijen, met name bedrijven, organisaties en overheden?  

Een vergelijking met het Duitse systeem van beroepsonderwijs kan inspiratie bieden voor een bezinning op de plaats van dat onderwijs in de samenleving. Niet alleen onderwijsinstellingen, ook bedrijven, organisaties en regionale overheden blijken daarin een rol te hebben. Zolang beroepsonderwijs niet is ingebed in de praktijk van bedrijven en organisaties, heeft het vooral weg van ‘droogzwemmen’, en dat heeft weinig zin. De pogingen om ‘leven lang leren’ te institutionaliseren zullen dan, net als voorheen, stuiten op de beperkte aansluiting tussen het Nederlandse beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt. 

Jobwunder 

De lange-termijn trend van lage werkloosheidscijfers in Duitsland (ook voor de jeugd, en zelfs tijdens jaren van laagconjunctuur) maakt nieuwsgierig naar de succesfactoren van hun Jobwunder. Uit het voorbeeld van de Alpenlanden, Duitsland voorop, blijkt dat juist het middelbaar beroepsonderwijs als groeimotor van de kenniseconomie en als emancipatiemachine voor grote groepen scholieren uit niet-academische milieus kan fungeren. Een mbo-diploma blijkt in de Alpenlanden voldoende zijn voor een carrière met dito goed inkomen.  

Ook de integratie van jongeren met een migratieachtergrond blijkt gebaat te zijn bij het Duitse duale systeem van beroepsopleidingen, waarin leerling en bedrijf een verplichting jegens elkaar aangaan. De jongere die een echt vak leert in een bedrijf en zich committeert aan deze onderneming, ontwikkelt een gevoel van beroepseer en trots op het bedrijf. Die gevoelens versterken de band van migranten met hun nieuwe land. 

Bedrijven zijn nog steeds – onder streng toezicht van de overheid – de regisseur en de spil van het Duitse beroepsonderwijs.

Hoe het Duitse model eruitziet, waarom de resultaten zo goed zijn en waarom ik in het Duitse duale hoger onderwijs al twintig jaar veel geïnteresseerde en prestatiegerichte studenten tegenkom – het heeft allemaal te maken met de centrale rol die de Duitse opleidingen aan vakmanschap toekennen. Bedrijven geven die opleidingen in een duaal systeem vorm op de werkplek en betalen mee aan de opleiding.  

Duits beroepsonderwijs

In de jaren vijftig waren de systemen van beroepsonderwijs in Nederland en Duitsland beiden nog geënt op het leerlingwezen. De toenemende industrialisering maakte naast vakvaardigheden ook onderbouwende theoretische kennis steeds belangrijker; verder werd de leerplicht verlengd en nam de onderwijsparticipatie toe. Terwijl in Nederland het beroepsonderwijs in de schoolse variant groeide tot een belangrijke onderwijsvorm, bleef het Duitse systeem overwegend duaal, omdat de nadruk op de bedrijfsopleiding bleef liggen.

Bedrijven zijn nog steeds – onder streng toezicht van de overheid – de regisseur en de spil van het Duitse beroepsonderwijs. Dat systeem staat in hoog aanzien. Een Duitser is net zo trots op een afgeronde Ausbildung (met zo’n prachtige titel als Sozialversicherungsfachangestellter) als op een titel van een hogeschool. Het ‘middelbare’ in het Nederlandse mbo wijst daarentegen op iets ‘hogers’ waarnaar gestreefd kan/zal worden. Het mbo wordt zo neergezet als overstapstation. 

Geen verschil in aanzien Meister en master

Het Duitse systeem van gilden heeft een eeuwenlange traditie en kent een lange leerweg voor de Lehrling die van Geselle uiteindelijk tot Meister wordt. Als Meister heeft hij dan het hbo-niveau bereikt. Die lange weg is voor de Duitse jeugd nog steeds vanzelfsprekend en wordt als nastrevenswaardig gezien. Het middelbaar beroepsonderwijs is voor menig jongere daarmee het startpunt van een proces van ‘learning on and near the job’, dat door een per beroep centraal vastgelegd kwalificatiesysteem via het Gesellentum tot de Meister leidt. Men ziet geen reden om de Meistertitel lager te waarderen dan die van een bachelor of zelfs master. De Duitse middenklasse bestaat niet vooral uit hoger opgeleiden, zoals in de VS en in toenemende mate in Nederland, maar juist uit succesvolle niet-academisch geschoolde vakmensen.  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De nieuwsbrief is exclusief toegankelijk voor abonnees en medewerkers van onze partners.

De dochter van een Germaniste kan als goudsmid met Meisterprüfung het drievoudige van haar academisch geschoolde moeder verdienen. Anders dan bijvoorbeeld de OECD suggereert is deze dochter geen ‘sociale daler’ (Bildungs-Absteigerin), althans niet naar Duitse begrippen. De deelstaat Beieren heeft nu het plan om alle Meisteropleidingen te gaan financieren, zodat vakmanschap gestimuleerd wordt. Zo krijgt ‘leven lang leren’ zin in opleidingsomgevingen die avant la lettre en zonder onderwijskundige tierelantijnen hybride zijn. 

Dat beroepsopleidingen met aanvullende kwalificaties lonend zijn in de Duitse systemen, blijkt ook uit het feit dat Duitse topmanagers minder vaak dan in andere landen een academische achtergrond hebben en vaker zijn opgeklommen van vakspecialist tot manager (Astheimer, 2015). Hoe anders is de Nederlandse praktijk van de ‘klusjesman’, die een typisch artefact van Nederlandse cultuur lijkt te zijn. Als handyman zonder passende certificaten veroorzaakt die klussende zzp’er nogal eens meer schade dan hij zich als ‘vakman’ zou hebben willen en kunnen permitteren. Dat krijg je ervan als je beroepskwalificaties liberaliseert en vakmanschap in veel beroepen zo op de tocht zet. Geen land met zoveel ‘klusjesmannen’ als Nederland. 

Fachkräftemangel 

De discussie over Fachkräftemangel (gebrek aan vakmensen) is een blijvend aspect van de Duitse cultuur die gericht is op leren, werken en vooruitkomen. Lifelong learning is in dit systeem een realiteit (Blom, 2014). Het maakt duidelijk dat alle systemen van onderwijs en arbeidsmarkt zich oriënteren op de zoektocht naar de juiste persoon op de juiste plaats. Bedrijven doen hun uiterste best om Azubi’s Auszubildende (oftewel leerlingen) voor hun Ausbildungsberufe te interesseren. Dat zie je aan Jobbörsen, advertenties in kranten en andere media en gerichte werving door bedrijven op middelbare scholen. In plaats van gezeur over de kenniseconomie is daar juist aandacht voor aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt door duale beroepsopleidingen.  

Het gebrek aan vakmensen wordt als schadelijk gezien voor de continuïteit van het Duitse midden- en kleinbedrijf. Dit ligt niet aan de bereidheid van Duitse bedrijven om te investeren in de duale opleidingstrajecten van het internationaal befaamde systeem van de Lehre. Duitse bedrijven zijn vaak gericht op de lange termijn en zetten vanouds zwaar in op het zelf opleiden en in vast dienstverband aanstellen van vakmensen in zo’n 330 beroepen. Men ziet het vinden en binden van goedgekwalificeerde en gemotiveerde medewerkers als belangrijkste succesfactor. 

Beroepsonderwijs boven universiteit

Hier speelt de bekende Zwitserse paradox. De Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang (2011) toonde aan dat er geen directe samenhang is tussen het percentage universitair geschoolden in een bepaald land en de economische groei. Zwitserland is een van de rijkste landen ter wereld, maar het percentage scholieren dat naar de universiteit gaat, is er in vergelijking met andere welvarende landen extreem laag. Het economische belang van academisch onderwijs wordt sterk gerelativeerd door het onderzoek van Chang. Het is ook een van de redenen waarom het aanbod van studieplekken aan Duitse universiteiten beperkt wordt gehouden – ten faveure van de Lehre.  

Reageren op dit stuk middels een ingezonden bijdrage? Neem contact op met de redactie via redactie@scienceguide.nl.

Waar Nederlandse stagiairs in het beroepsonderwijs op zoek zijn naar bedrijven, geldt in Duitsland het omgekeerde: bedrijven zoeken vaak vergeefs naar stagiairs. Inmiddels staan 100 kandidaten voor een opleidingsplaats dit schooljaar tegenover 110 vacante plaatsen bij bedrijven die bereid zijn een prima stagevergoeding te betalen (al gauw 1100 euro per maand in het eerste opleidingsjaar) en de leerlingen na hun duale opleiding in vaste dienst te nemen (dat geldt voor meer dan negentig procent van die bedrijven). Geen wonder dat Duitsland, vergeleken met andere Europese landen, langdurig een laag jeugdwerkloosheidscijfer kent. 

Duitse discussies 

Er wordt soms gezegd dat het Duitse duale systeem in problemen verkeert. Dat klopt, maar het gaat om een luxeprobleem; de vraag naar duale studenten overstijgt het aanbod van jongeren. Het kost Duitse bedrijven steeds meer moeite om in hun behoefte aan vakmensen te voorzien. De kosten voor die opleidingen worden overigens grotendeels door de bedrijven zelf gedragen; daarvoor zijn geen overheidsmiljoenen nodig.  

De demografische ontwikkeling werkt ook niet mee. Het wordt ‘demografischer Wandel’ genoemd: het aantal jongeren neemt af. Daarnaast is er een probleem dat niet met luxe of demografie te maken heeft: de interesse voor middelbaar beroepsonderwijs loopt terug! De discussie over ‘Akademisierung’ vestigt de aandacht op een veel groter probleem, dat ook in Nederland nu eindelijk de aandacht begint te krijgen. Duaal leren, middelbaar beroepsonderwijs dus, is sinds 2013 niet meer de populairste route onder Duitse scholieren. In dat jaar zijn voor het eerst meer scholieren aan een studie dan aan een Lehre begonnen. Daarmee wordt de academisering van de jeugd een bedreiging voor de opleiding van vakmensen en dus voor het ‘Wirtschaftsstandort Deutschland gezien.  

Volle Hörsaale, leere Werkbänke’, kopte de Bertelsmann Stiftung ooit. De zorgen zijn terecht; zonder goede vakmensen kan het Duitse bedrijfsleven, met al zijn Hidden Champions (Simon, 2012), zijn innovatievermogen en daarmee zijn faam als machineproducent van de wereld wel op zijn buik schrijven. 

De Nederlandse situatie 

Het mbo zou de ruggengraat van Nederland moeten zijn. Mbo-opleidingen garanderen dat vakmanschap blijft, dat het wordt versterkt en dat het opbloeit. Zo formuleren roc’s althans hun ambities. Die ambities worden echter niet waargemaakt.  

Allereerst passen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt niet bij elkaar. Kijk maar naar de sector techniek. De nog steeds geringe aantallen studenten die kiezen voor techniek maken het moeilijker om technische opleidingen in de lucht te houden. Dit komt doordat het Nederlandse onderwijs niet uitgaat van het op te leveren product (datgene waarom de arbeidsmarkt vraagt), maar van de leerling die een keuze moet maken voor een opleiding. Onderwijsinstellingen proberen zo goed mogelijk aan te sluiten bij de veronderstelde behoeften en wensen van aankomende studenten, met een grote toestroom naar ‘pretstudies’ als gevolg.  

Met die focus op de aankomende student, en níet op de vragende arbeidsmarkt, is het recept voor een slechte aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt gegeven.

Met die focus op de aankomende student, en níet op de vragende arbeidsmarkt, is het recept voor een slechte aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt gegeven. Natuurlijk is dit goed te verklaren door te wijzen naar het internationaal unieke Nederlandse bekostigingssysteem naar aantallen studenten. Blijkbaar werkt dat echter niet voor een gezonde arbeidsmarkt.  

Een ander probleem is het gebrek aan aandacht voor vakmanschap. De Nederlandse beroepsopleidingen, met hun brede curricula en hun gebrek aan goede binding met bedrijven, leveren geen jonge beroepsbeoefenaren op met passie voor hun vak en trots op hun bedrijf. Opgeleiden zijn vaak nominaal overgekwalificeerd maar tegelijkertijd  underskilled. Dan maar leren ‘on the job’ in bedrijven die in je willen investeren? Vergeet het maar, daar doen Nederlandse bedrijven maar zelden aan. Jongeren, wees welkom bij het leger van de flexibiliseringsslachtoffers! 

Nederlandse BBL mist animo en verbinding 

Hebben we in Nederland ook niet een duaal systeem van (middelbaar) beroepsonderwijs? Het mbo kent inderdaad twee soorten opleidingen: BOL (beroepsopleidende leerweg) en BBL (beroepsbegeleidende leerweg). Helaas volgt slechts ongeveer een kwart van de mbo’ers de BBL-lijn.  

Er zullen uitzonderingen zijn, maar bovendien worden BBL’ers vaak niet begeleid bij de bedrijven waarin ze werken. Ze werken dan wel naast hun opleiding, maar de verbinding tussen werken en leren ontbreekt – laat staan dat ze systematisch ervaring opdoen met alle voor hun beroep relevante taken. Anders dan in Duitsland kennen Nederlandse bedrijven niet de infrastructuur voor het leren op de werkplek met geschoolde begeleiders (Ausbilder) en opleidingsplannen.  

Gewoon meewerken zonder systematische verbinding met de schoolse theorie: dat is de verbijsterende BBL-praktijk in Nederland (vgl. Blom, 2014).  

Ook het Duitse hoger beroepsonderwijs volgt 

Hoe zit het dan in het hbo? Mijn verhaal heeft immers slechts op het middelbaar beroepsonderwijs betrekking. Het Duitse duale leren is ook op hbo-niveau georganiseerd, al is het Duales Hochschulstudium nog bezig met een opmars door de deelstaten. Begonnen in Baden-Würtemberg en Sachsen wint dit type praktijkgerelateerd hoger onderwijs nu veld in de hele bondsrepubliek Duitsland. Het aandeel van door bedrijven gedragen hoger beroepsonderwijs zal gestaag toenemen.  

Veel Duitse bedrijven zijn zich ervan bewust hoe ze hun eigen verantwoordelijkheid voor het Standort Deutschland kunnen nemen. Het economische succesverhaal van met name landelijke gebieden zoals het Emsland in Niedersachsen wordt met dit duale systeem ook op hbo-niveau verbonden. 

Dooddoeners 

In de Nederlandse discussies over de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt spelen de behoeften van bedrijven nauwelijks een rol. Klachten over gebrekkige aansluiting worden direct gesmoord in een reeks dooddoeners van de kant van de instellingsbestuurders, hun ijzeren ring van advies- en onderzoeksinstellingen en voorop natuurlijk de MBO Raad. Het is het ‘alles-verandert-voortdurend’-discours met gemeenplaatsen zoals ‘de arbeidsmarkt is onvoorspelbaar en in beweging’ en ‘we willen opleiden voor de beroepen van morgen, niet die van vandaag’. De macro-doelmatigheidstoetsen kunnen aan deze werkelijkheid weinig veranderen.  

Ouderwets? Nee, gewoon weinig onderwijskundige luchtfietserij en geen overbodige beleidsactiviteit

Het zijn de schaamlappen van een laissez-faire-beleid. Gelukkig ontstaan wel her en der initiatieven van bedrijven voor vakscholen, maar het zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen. De Duitse (regionale) overheden, onderwijsinstellingen en bedrijven blijven wel stug doorgaan op hun vertrouwde weg. Ouderwets? Nee, gewoon weinig onderwijskundige luchtfietserij en geen overbodige beleidsactiviteit, zoals we die in Nederland zien. 

Perspectieven 

Je zou van een adequaat werkend systeem van beroepsonderwijs tenminste het volgende mogen verwachten.  

  • Het bereidt jongeren voor op een beroep waarmee ze zich kunnen identificeren; 
  • Het maakt een inclusieve samenleving mogelijk waarin mensen niet worden uitgesloten, maar juist worden opgenomen in een groter geheel dat verdraagzaam en democratisch is; en  
  • Het laat jongeren uitgroeien tot persoonlijkheden die hun leven leren zelfstandig te voeren.  

Gaat dit lukken met een systeem van beroepsonderwijs dat niet goed opleidt voor een vak (te generiek), dat droogzwemmen buiten de organisatiepraktijk als generieke standaard heeft en daarmee ‘learning by doing’ beperkt tot schoolse ervaringen?  

Juist het mbo kan voor meer middelbare scholieren aantrekkelijk worden gemaakt. In de Alpenlanden kan de mbo’er met aanvullende beroepsopleidingen in duale trajecten in een leven-lang-leren traject tot kwalificaties komen die met hbo en wo gelijk staan – zonder daarbij het hoger onderwijs te belasten. Voortgezette opleidingen voor de mbo’er worden in bedrijven gestimuleerd door ze samen met de KvK’s te ontwikkelen, aan te bieden, te faciliteren en in personeelsontwikkelingstrajecten te incorporeren.  

Die gezamenlijke ontwikkeling is ook goed voor de kwaliteit. De Nederlandse STAP-subsidies voor bij- of omscholing zijn daarentegen een voorbeeld van overbodige beleidsactiviteit en onnutte uitgaven, en daarmee symptomatisch voor een failliet systeem van aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt.  

Organisatie beroepsonderwijs in Nederland problematisch

De manier waarop roc’s in Nederland het middelbaar beroepsonderwijs organiseren is vooral een deel van het probleem, niet van de oplossing. Het bedrijfsleven zou meer eigenaar moeten worden van dit (BBL-)deel van het publieke bestel, zoals dat in de Alpenlanden het geval is. In systemen van ’on-the-job training’ nemen werkgevers daar verantwoordelijkheid voor een leercultuur waarin ‘leven lang leren’ meer is dan een slogan. Er is dan wel een meer gedeelde verantwoordelijkheid nodig van overheid en bedrijven, ook financieel. De rol van opleidingsbedrijven moet worden vergroot. Alleen zo kan het (middelbaar) beroepsonderwijs een volwaardig eindstation van de vakmensen van morgen worden.  

Het systeem van vakscholen verdient weer de aandacht die het zo lang heeft ontbeerd. Echte kleinschaligheid in vakscholen is nodig, niet de zogenaamde ‘beleefde’ kleinschaligheid van de roc’s. Meer investeren in het ambachtelijke karakter van middelbare beroepsopleidingen zou een zegen zijn voor de sectoren die nu om vakmensen schreeuwen, en tegelijkertijd jongeren weer trots laten zijn op hun beroep en op zichzelf. Zo kan het middelbaar beroepsonderwijs weer een emancipatiemachine worden voor jongeren uit alle sociale klassen en groepen. 


Referenties 

Herman Blom : 

Lector Onderzoek bij NHL Stenden Hogeschool en docent bij de Hochschule Osnabrück.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK