Rooftijdschriften zijn ‘big business’

Interview | door Janneke Adema
1 maart 2023 | Wetenschappers die hun onderzoek Open Access willen publiceren, moeten waakzaam zijn voor rooftijdschriften. ScienceGuide sprak met Chantal Hukkelhoven (WUR), Tessa de Roo (Universiteit Leiden) en Pascal Braak (Bibliotheek UvA) van de landelijke werkgroep Open Access van de UKB. Zij werken aan een gids over predatory journals. Volgens hen kan het heel moeilijk zijn om deze malafide uitgevers te herkennen tussen de vele betrouwbare Open Access uitgevers.
Beeld: Milo Weiler (Unsplash)

Predatory journals – oftewel rooftijdschriften – doen zich voor als wetenschappelijke tijdschriften, terwijl ze niet de middelen of de intentie hebben om de kwaliteitscontroles te doen die daarbij horen. Volgens Hukkelhoven is een rooftijdschrift een wolf in schaapskleren. “Normaal gesproken krijg je een goede peer review. Je stuurt je artikel in en vervolgens zoekt de redactie naar reviewers die het artikel gaan beoordelen. Dat proces is er niet of nauwelijks bij een predatory journal.”

Vaak ziet zo’n malafide tijdschrift er heel overtuigend uit aan de voorkant. “Dan staan er  bijvoorbeeld allemaal beroemde namen op hun editor-lijst, maar dan is die informatie van een andere website of tijdschrift gehaald”, vertelt De Roo. In sommige gevallen downloaden ze illegaal onderzoeksartikelen om in hun tijdschrift te zetten. “Het doel ervan is om de auteur te laten betalen voor een open access publicatie zonder bijbehorende diensten te bieden, zoals een gedegen peer-review proces en redactioneel werk. In feite exploiteert men het Open Access publicatiesysteem”, aldus Hukkelhoven. “Dat gaat vaak om een paar duizend euro per artikel.” Het trio benadrukt dat er veel gerenommeerde Open Access tijdschriften zijn, rooftijdschriften vormen een uitwas.

Zaakjes slecht op orde

Toch gaat het niet altijd om oplichting; als een journal de zaakjes slecht op orde heeft, kan een betrokken onderzoeker bedrogen uitkomen, zonder dat het de bedoeling was om diegene geld af te troggelen. “Vaak is het met opzet, maar het kan ook onkunde zijn. Er zijn wat minder van, maar dat zijn tijdschriften die gewoon heel slecht georganiseerd zijn en die zich toch voordoen als wetenschappelijke tijdschriften. Die hebben misschien niet de intentie om mensen te misleiden maar dat doen ze wel.”

“We gebruiken zelf vaker de term ‘questionable publisher’of‘journal’”, legt Braak uit. “Je hebt namelijk ook uitgevers waarbij wel eens wat mis gaat. Dan zijn het meer ‘questionable practices’.” Dat kan het geval zijn bij kleine uitgevers die net beginnen, maar ook bij grote gerenommeerde uitgevers. Braak werd ooit benaderd door een onderzoeker die zich benadeeld voelde door Springer nadat zij een hoofdstuk had geschreven voor in een bundel. “Het was lange tijd onduidelijk wie de auteurs zouden zijn van de andere hoofdstukken. Die onderzoeker kon daardoor heel slecht bepalen wat het niveau van die bundel zou zijn.”

Ondanks die onduidelijkheid is zij toch gaan schrijven, maar ook de communicatie over de peer review verliep slecht. Omdat ze het hoofdstuk in haar proefschrift wilde opnemen, heeft ze het uiteindelijk door twee senior onderzoekers van haar universiteit laten reviewen, terwijl ze Springer ook nog moest betalen om het Open Access te publiceren. “Ze zei, ‘Springer is een predatory publisher!’ Ze was echt heel verontwaardigd.”

Geld en data

Hoewel het voorval met Springer wel questionable is, kan deze bekende uitgever niet werkelijk een predatory publisher worden genoemd, legt Braak uit. “Questionable practices kunnen allerlei oorzaken hebben. Je hebt ook echt tijdschriften die een verdienmodel maken van het oplichten van auteurs. Dat is wel een hele andere partij.”

De Roo is het met hem eens. “Als het de intentie is om iets te leveren, maar ze doen dat een beetje slecht; dat is questionable, maar dat is niet echt predatory. Als de intentie is om iets niet te leveren, maar geld of data van jou te krijgen, dan is het heel duidelijk een rooftijdschrift.” Predatory uitgevers zetten ook vaak artikelen online zonder dat ze daar toestemming voor hebben. “Een goede uitgever, die geen intentie heeft om jou te bedriegen, zal niets doen met jouw werk zonder dat jij daar toestemming voor geeft.”

Een handvol mensen in een zaaltje

Om geloofwaardiger over te komen doen sommige predatory journals alsof ze ook wetenschappelijke congressen organiseren. “Die twee gaan vaak hand in hand: de congressen en de tijdschriften. Een van de grote predatory publishers, OMICS Publishing Group, organiseert ook een tak van dit soort nepcongressen. Veel rooftijdschriften zijn gewoon een paar mensen achter een aantal computers, maar dit is een heel netwerk”, legt De Roo uit. Daarnaast zijn veel van dit soort bedrijven aan elkaar verbonden. “Als je goed kijkt dan hebben ze hetzelfde telefoonnummer of hetzelfde adres.”

“Onlangs werd ik benaderd door een onderzoeker die zich had aangemeld voor een conferentie”, vertelt Braak. “Zij had een bedrag betaald voor de aanmelding en een abstract van haar opgestuurd.” De onderzoeker rook onraad toen haar abstract zonder haar toestemming werd gepubliceerd. Braak kwam erachter dat het ging om een grote organisatie genaamd WASET, die een paar honderd conferenties per jaar organiseert. “Die laat onderzoekers fors betalen om zich daarvoor in te schrijven. Ze hebben een website opgetuigd met een programma, de namen van sprekers en een formulier waar je abstracts kunt indienen.” Uiteindelijk komt zo’n conferentie neer op een bijeenkomst met een handvol mensen in een zaaltje, zonder programma.  

Niet actueel genoeg

Wetenschappers waarvan het onderzoek in handen is van een malafide uitgever kunnen in vervelende situaties terecht komen. Een publicatie in een predatory journal staat per slot van rekening niet mooi op het CV, maar als ze het eenmaal online hebben gezet, is het moeilijk om het weer offline te krijgen. “Soms lukt het wel om een artikel dat in een predatory journal staat toch terug te halen, maar dat gaat vaak met forse juridische procedures gepaard”, vertelt Hukkelhoven. “Dus het lukt soms wel, maar je kan er niet zeker van zijn dat het wel goed komt.”

“Sterker nog, zelfs als het goed komt, doe je er maanden of jaren over”, voegt De Roo toe. “Je bent je artikel dan ook jarenlang kwijt.” Volgens De Roo is het  zeker voor junior onderzoekers een probleem  als een predatory journal in bezit is van je onderzoek. De termijn van zo’n juridische procedure is vaak zo lang dat het onderzoek na afloop niet meer actueel genoeg is om bij een ander tijdschrift in te leveren, of het studie- of promotietraject is al doorlopen.

Makkelijk op te zetten

In sommige gevallen gaan de uitgevers in kwestie over tot dreiging. “Een promovenda die ons benaderde had haar artikel ingediend voordat ze erachter kwam dat het om een predatory journal ging. Ze vroeg beleefd of ze het artikel kon terugtrekken omdat ze nog wat aanpassingen wilde doen. De uitgever berichtte haar echter dat ze nog steeds de helft moest betalen.” Toen deze promovenda dit weigerde, werd de communicatie van de uitgever dreigend. “Dat is heel eng en het was ook nog haar eerste artikel.”

De Roo begrijpt wel dat mensen erin trappen. “Mensen voelen zich vaak heel dom als ze het hebben gedaan, maar soms is het zelfs voor ons heel lastig om te zien: wat is nou echt en wat nep.” Daarnaast is het vrij makkelijk om een rooftijdschrift op te zetten, zegt De Roo. ”Als jij goed bent in een website in elkaar zetten, dan kan je dat zelfs meerdere keren doen. Je kan gewoon de kleuren veranderen of een andere naam kiezen en dan ben je er weer. Het is big business, denk ik.”

Rooftijdschriften herkennen

Het trio benadrukt dat niet alleen jonge onderzoekers slachtoffer worden van rooftijdschriften. “In mijn ervaring tot dusver zijn het mensen in ieder stadium van hun carrière; soms zijn het senior wetenschappers en soms bachelorstudenten”, legt De Roo uit. Echter, waar sommige kennisinstellingen hun wetenschappers goed informeren, krijgen andere wetenschappers nauwelijks informatie. De gids van de landelijke werkgroep Open Access moet daarom vrij toegankelijk worden voor iedereen die werkzaam is in het Nederlandse onderzoeksveld.

Volgens De Roo zijn er inmiddels voldoende hulpmiddelen voor wetenschappers om een rooftijdschrift te herkennen, zoals de website van Think-Check-Submit en Quality Open Access Marker (QOAM). “Een nieuwe tool is volgens mij niet echt nodig, maar wel een gids om duidelijk te maken welke tools beschikbaar zijn en hoe die te gebruiken. Daarnaast willen we het bewustzijn vergroten. Het kan namelijk iedereen overkomen, dus ook als je al senior bent. Iedereen kan de mist in gaan.” De werkgroep wil de gids daarnaast niet alleen verspreiden op universiteiten, maar ook onder hogescholen en andere kennisinstituten.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK