Minister: herinvoering loting niet voor diversiteit, maar voor kansengelijkheid

Nieuws | de redactie
26 april 2023 | Het blijft onduidelijk hoe opleidingen met een capaciteitsfixus zullen gebruikmaken van de mogelijkheid om studenten te selecteren middels loting – ook na schriftelijke bespreking van het wetsvoorstel daarover in de Eerste Kamer. Na een aangenomen amendement dat het mogelijk maakt om groepen studenten uit te sluiten van loting, staat dit wetsvoorstel op gespannen voet met de Wet op hoger onderwijs, werd eerder gewaarschuwd. De minister kan nog niet zeggen hoe opleidingen die wettelijke ruimte tot uitsluiting zullen gebruiken. Wel hoort hij dat ze moeite hebben de kansengelijkheid te borgen.
De Eerste Kamer.

Het wetsvoorstel in kwestie moet decentrale loting voor een opleidingsplek bij opleidingen met een capaciteitsfixus mogelijk maken. “In sommige gevallen is het voor instellingen niet mogelijk om te bepalen welke student net niet en welke student net wel recht heeft op een schaarse opleidingsplek. In dat geval is loting een eerlijkere manier om deze plaatsen te verdelen”, aldus de minister in het schriftelijk overleg

Model voor loting schuurt met WHW 

“Instellingen krijgen met het wetsvoorstel de mogelijkheid om zowel te kiezen voor volledig (ongewogen) loten als voor volledig selecteren op basis van (minimaal twee) kwalitatieve selectiecriteria. Daarmee zijn de twee uitersten als het gaat om selectie dus mogelijk gemaakt voor instellingen”, schetst hij het speelveld. Daartoe behoort ook de mogelijkheid om sommige studenten uit te sluiten van loting. 

Dat is niet door het kabinet bedacht, maar middels een amendement van Tweede Kamerlid Hatte van der Woude (VVD) aan het voorstel toegevoegd. Dit amendement geeft instellingen de mogelijkheid om aspirant-studenten eerst te onderwerpen aan selectie, op basis waarvan een rangschikking wordt gemaakt. De hoogst gerangschikten worden toegelaten, de laagst gerangschikten vallen sowieso af, de middengroep wordt onderworpen aan loting. 

Dat model staat echter op gespannen voet met de Wet op hoger onderwijs (WHW), schreef onderwijsadviseur en WHW-architect Peter Kwikkers. Hij riep de Eerste Kamer op om haar rol als staatrechtelijk geweten te vervullen en het wetsvoorstel in deze vorm af te wijzen. 

Onduidelijk hoe opleidingen zullen omgaan met wettelijke ruimte 

De minister meldt wel dat koepelorganisaties UNL en NFU hebben aangegeven dat zij de ‘laagst scorende groep’ zullen interpreteren als ‘de groep die niet heeft voldaan aan inspanningsverplichtingen in de selectieprocedure’. Dat betekent dat een aspirant-student dus niet bij voorbaat zal worden afgewezen op basis van cijfers op de middelbare school.  

Selectieprocedures worden echter niet door de koepelorganisaties maar door opleidingen zelf vormgegeven. Daarnaast is de genoemde interpretatie niet wettelijk vastgelegd, wat opleidingen de wettelijke ruimte geeft om toch iets anders te doen, zo benadrukte Kwikkers reeds

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.

Momenteel spreekt de minister zelfs nog met instellingen over de wijze waarop zij willen omgaan met de wettelijke ruimte – iets wat hij gelijktijdig met de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer zou doen. In die gesprekken hoort hij terug wat de Inspectie eerder vaststelde: instellingen hebben moeite met het borgen van kansengelijkheid in hun selectieprocedures, zo antwoordt hij aan de GroenLinks/PvdA-fractie in de Eerste Kamer.  

Dijkgraaf vindt het nog te vroeg om te zeggen of er op basis van zijn gesprekken aanvullende wetgeving nodig zal zijn. Daarbij wacht hij ook op een rapport van de Inspectie, die het hele stelsel zal doorlichten. Dat er nu al een wet voorligt die tegen die tijd wellicht al is aangenomen, zal het kabinet echter niet tegenhouden om dan meteen met nieuwe wetgeving te komen, verzekert hij. 

Motivatie is niet te meten 

Als instellingen voor selectie op basis van kwalitatieve criteria kiezen, zal de minister hen aansporen om daarbij tenminste één cognitief (bijvoorbeeld cijfers) en één non-cognitief selectiecriterium te gebruiken. Opvallend genoeg noemt hij ‘motivatie’ als één van de non-cognitieve kwalitatieve indicatoren die instellingen kunnen gebruiken voor de selectie van studenten. Juist motivatie – een kenmerk dat heilig bleek voor de VVD-fractie in de Tweede Kamer – kan moeilijk gemeten worden, werd eerder geschreven door onderzoekers van het UMC Utrecht en opleidingsdirecteuren van de Universiteit Twente

Het valt verder nog te bezien in welke mate instellingen zullen kiezen voor loting. “Er zijn momenteel meerdere instellingen die overwegen om te gaan loten bij opleidingen. Het is nog niet zeker hoeveel instellingen hier uiteindelijk daadwerkelijk toe overgaan en op welke termijn”, zo antwoordt Dijkgraaf als de D66-fractie hiernaar vraagt. 

Loting niet voor diversiteit, maar voor kansengelijkheid 

In het schriftelijk overleg benadrukt de minister dat het wetsvoorstel expliciet niet is opgesteld om de diversiteit van studentpopulaties bij opleidingen met een capaciteitsfixus te verhogen. Het vergroten van de kansengelijkheid bij selectieprocedures is het belangrijkste doel. “Een meer diverse studentenpopulatie is mogelijk wel een gevolg van deze wetswijziging”, schrijft Dijkgraaf. “Een gebrek aan diversiteit is een signaal dat er mogelijk sprake is van kansenongelijkheid.” 

In de maand april doet ScienceGuide onderzoek naar de ervaringen met en opvattingen over het Erkennen en Waarderen-programma. Alle wetenschappers van universiteiten en kennisinstellingen worden uitgenodigd de enquête in te vullen. Klik hier voor de enquête (en hier voor de Engelstalige versie).

Onderzoek naar selectieprocedures bij medisch georiënteerde opleidingen bevestigt dat laatste. Bij sommige selectiemethoden blijkt de toelatingskans van specifieke groepen studenten kleiner te zijn, wat de diversiteit van de studentpopulatie schaadt. Tegelijkertijd valt een gebrek aan diversiteit niet alleen met de selectieprocedure samen. Het grootste verlies aan diversiteit vindt plaats voorafgaand aan de selectie, bijvoorbeeld doordat sommige groepen scholieren zich niet eens aanmelden voor de selectie. 

Een gebrek aan diversiteit of representativiteit onder bijvoorbeeld Geneeskundestudenten zou kunnen worden verholpen door kandidaten uit achtergestelde groepen voorrang te geven in de selectieprocedure. Het is in dit wetsvoorstel echter niet toegestaan om bij de selectie direct te selecteren op basis van persoons- of achtergrondkenmerken, aldus de minister. 

Bye-bye Klaas Visser-model 

De D66-fractie in de Eerste Kamer is overigens veel gelegen aan de gebezigde terminologie. Zo verbaast het de D66’ers dat het wetsvoorstel spreekt van ‘hoger onderwijs’, wat een ongelijkwaardigheid met ‘lager onderwijs’ suggereert. Dat gaf de minister gelegenheid zijn metafoor van de tot waaier gekantelde ladder van stal te halen. Daarnaast verzoekt de D66-fractie om niet langer van het ‘Klaas Visser-model’ te spreken, aangezien Klaas Visser een ander model voor ogen had dan in het wetsvoorstel is vastgelegd. De minister geeft graag gehoor aan dat verzoek, schrijft hij. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK