‘Debat over internationalisering meer vanuit emotie dan feiten gevoerd’
Toenemende internationalisering en verengelsing bedreigt de kwaliteit en toegankelijkheid van het hoger onderwijs, luidt een breed gehoorde zorg. Die klonk in 2019 ook al; het bracht toenmalig minister van OCW, Ingrid van Engelshoven, ertoe om het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid naar de Kamer te sturen. Die wet moest bijvoorbeeld regelen dat de plicht tot bevorderen van de Nederlandse taalvaardigheid onder buitenlandse studenten werd uitgebreid. Daarnaast moest het de wettelijke eisen aan onderwijsaanbod in een andere taal ‘moderniseren’, en moest het een capaciteitsfixus op anderstalige tracks van opleidingen mogelijk maken.
De Wet Taal en Toegankelijkheid is er nooit gekomen. Nadat het kabinet in 2021 in viel, werd het wetsvoorstel (dat toen bij de Eerste Kamer lag) controversieel verklaard, en de huidige minister heeft besloten met een nieuw wetsvoorstel te komen.
Toch levert onderzoek naar de totstandkoming van het wetsvoorstel, uitgevoerd door onderzoeker Jessica Schiltmans van de Hogeschool Rotterdam, een interessant inzicht op: er is nooit aangetoond dat de toegankelijkheid of de kwaliteit van het hoger onderwijs negatief worden beïnvloed door verengelsing of de groeiende aantallen buitenlandse studenten.
Adviezen over internationalisering
In een adviesrapport (het Interdepartementaal Beleidsonderzoek) werd weliswaar gewaarschuwd voor de mogelijke negatieve effecten van een toenemend aantal buitenlandse studenten, maar werd evengoed gezegd dat er nog niet genoeg onderzoek was waarin die negatieve effecten daadwerkelijk werden vastgesteld. “Het totale effect van internationalisering op de onderwijskwaliteit en kennnisoverdracht is onbekend”, citeert Schiltmans het rapport. Daarin werd tevens gesteld dat het effect van een internationale studentenpopulatie en Engelstalig onderwijs op de kennisoverdracht nog niet systematisch was onderzocht en daarom onbekend was.
De wekelijkse nieuwsbrief is nog korte tijd gratis te ontvangen. De voorwaarden vindt u hier.
De Onderwijsinspectie concludeerde op haar beurt dat de capaciteit geen probleem vormde. “Hoewel de internationale instroom in sommige domeinen van het hbo en wo is toegenomen, is er geen indicatie dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs op het spel staat”, schreef de Inspectie. Wel concludeerde die een verminderde toegankelijkheid bij opleidingen met een capaciteitsfixus: die hinderde vooral vrouwen, studenten met een migratieachtergrond en studenten uit armere gezinnen.
Kortom, onderzoek gaf geen aanwijzingen voor een negatieve invloed van internationalisering en verengelsing op de toegankelijkheid en kwaliteit van het hoger onderwijs.
Wel werd in het advies ‘Wissels om’ van de Adviescommissie Bekostiging Hoger Onderwijs en Onderzoek gewezen op het feit dat onderzoeksbudgetten niet proportioneel meegroeiden met de toenemende studentenaantallen.
Nationalistische sentimenten
Beleidsadviezen waren dan ook weinig specifiek. Zo werden zaken ‘ter discussie’ voorgelegd of werd gezegd dat instellingen tenminste aan een paar basisvoorwaarden voor succesvolle internationalisering moesten voldoen.
Vanuit de politiek leken vooral nationalistische sentimenten van invloed op de houding jegens internationalisering en verengelsing, schrijft Schiltmans. Het merendeel van de moties en amendementen dat het gebruik van het Engels en de toegankelijkheid voor internationale studenten wilden inperken, werd ingediend door politici van de rechterflank met meer nationalistische visies.
Emoties en opvattingen over internationalisering
Of een probleem al dan niet als zodanig wordt gezien, hangt af van kennis, waarden en emoties, schrijft Schiltmans. De gang van zaken rond de Wet Taal en Toegankelijkheid illustreert dat volgens haar. Hoewel het aantal internationale studenten en het aantal Engelstalige opleidingen toenam, was er geen onderzoek dat zorgen over de daarmee samenhangende vermindering van de toegankelijkheid en onderwijskwaliteit rechtvaardigde, schrijft de Rotterdamse onderzoeker. “Daarom kan worden gezegd dat subjectieve waarden en opvattingen over internationalisering en verengelsing een rol spelen in het beleid rond de Wet Taal en Toegankelijkheid.”