‘Juist als boemeltreintje maakt praktijkgericht onderzoek impact’ 

Interview | door Michiel Bakker
9 mei 2023 | Er gaat al veel goed binnen het praktijkgericht onderzoek op het hbo; kijk eerst eens hoe dat versterkt kan worden. Probeer in ieder geval niet één mal over het gehele praktijkgericht onderzoek te leggen, want daarvoor is de diversiteit aan lectoraten en sectoren te groot. Dat zegt Christa Nieuwboer, lector bij Avans Hogeschool. “Op bestuurlijk niveau rijdt er een sneltrein, in de praktijk rijdt er een boemeltreintje. We maken de meeste impact op de kleine tussenstations. Het boemeltreintje stopt daar wel, de sneltrein niet.”

Met de introductie van publiek-private samenwerking loopt het praktijkgericht onderzoek van hogescholen een groot risico een blauwdruk opgelegd te krijgen die geen recht doet aan de verschillen tussen domeinen. Daarin ontbreekt ook oog voor de kwaliteiten die lectoraten nu al herbergen, stelt Christa Nieuwboer, lector Jeugd, Gezin & Samenleving bij Avans Hogeschool. In gesprek met ScienceGuide wil ze een sterk appèl doen om meer oog te hebben voor de echte uitdagingen in het domein van Zorg en Welzijn. 

Verschraling van zorg en praktijkgericht onderzoek 

Het hbo zet in op praktijkgericht onderzoek binnen publiek-private partnerschappen. In het sociaal domein zijn zulke partnerschappen echter niet vanzelfsprekend, legt Nieuwboer uit. “De meeste welzijnsinstellingen, ook in de jeugdzorg, voeren alleen uit wat wordt ingekocht door een gemeente. Als de gemeente de begeleiding van honderd jongeren met faalangst inkoopt, zullen er niet 101 van zulke jongeren worden begeleid. Zo gaat het al sinds 2015. We zien dus al acht jaar zulke verschraling van de zorg.” 

Probeert een lector ontwikkelvragen in dat werkveld op te halen, dan geven welzijnsorganisaties aan dat die vragen er wel zijn, maar dat er geen budget en tijd is om ermee aan de slag te gaan. “Een welzijnsorganisatie wordt zo gestuurd dat de ingekochte diensten precies geleverd kunnen worden. Als een gemeente geen ruimte voor innovatie inkoopt, gebeurt er niks. Niet uit onwil, maar omdat er geen budget is; er wordt vaak alleen operationeel ingekocht. Daarnaast zijn projectsubsidies vaak tijdelijk en is de duurzame impact daarvan ook gering. Je zou dit verschraling van onderzoek kunnen noemen.”  

Neoliberaal gedachtengoed sluipt praktijkgericht onderzoek binnen 

Als een hogeschool de maatschappelijke impact in het sociaal domein voorop wil zetten, is de PPS-mal niet erg geschikt, aldus Nieuwboer. “Het is heel moeilijk om welzijnsorganisaties geld te laten inleggen in dergelijke samenwerkingsverbanden. Wie de problemen in de jeugdhulp kent, weet dat die juist is geperverteerd door commerciële partijen die zich niet branden aan de moeilijkste en meest complexe jeugd- en gezinsproblematiek. Daarmee valt immers te weinig te verdienen. Verder is maatschappelijk verantwoord ondernemen door echt commerciële partijen vaak ad hoc, of hebben ze vooral een belang om een bepaalde afzetmarkt te vinden voor bijvoorbeeld een nieuwe technologie.”  

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

De Nederlandse burgers met de grootste maatschappelijke problemen zijn helemaal niet interessant voor de grote private partijen in het sociaal domein. Het is dan ook kwalijk als publiek-private samenwerking een verplichting of een doel op zich wordt, vindt Nieuwboer. “Dat zijn plannen die ambitieus lijken, maar eigenlijk weinig impact zullen hebben. Onderzoek in dit domein vraagt om een andere benadering. Als lector met maar een paar fte aan medewerkers zet ik juist in op participatief onderzoek: sámen met de mensen die helemaal niet zo gezond, fit en veerkrachtig zijn.”  

Hun individuele probleem bestaat in werkelijkheid vaak uit systeemtekorten – tekorten die vooral worden ontdekt door naar hen te luisteren. Participatief actieonderzoek brengt zo’n systeem in beweging en kan noodzakelijke verbeteringen aandragen, legt Nieuwboer uit. “Publiek-private samenwerking is veel instrumenteler: een oplossing bedenken en uitvoeren, liefst één die geld oplevert. Ik vind het dan ook nodig om kritisch na te denken over het neoliberale gedachtengoed, dat steeds meer doorsijpelt in zorg en welzijn – en ook in het praktijkgericht onderzoek aan het hbo.”  

Paradigma van ‘veranderdenken’ 

Het sociaal domein lijdt al aan een simpel probleem-oplossing-model (het medisch paradigma ‘interventiedenken’); laten we ervoor waken dat het even versimpelde publiek-private paradigma ‘instrumentdenken’ die plaats inneemt, zegt Nieuwboer. “De samenleving is veel complexer dan die modellen doen voorkomen. Ik pleit dan ook voor ‘veranderdenken’: werken met sociale en technologische innovaties om zorg en welzijn aan te passen aan de echte behoeften van mensen die vaak niet gehoord zijn.” 

Denken dat de sector staat te springen om nieuwe dingen te ontdekken en graag inlegt, dat is naïef, aldus Nieuwboer. “Om toch te voldoen aan publiek-private samenwerking, wat helaas steeds vaker een voorwaarde is voor het verkrijgen van subsidies, probeer ik nu te sturen op bijdragen in kind, bijvoorbeeld door een bijdrage in tijd af te spreken. Ik merk echter dat zulke constructies nog niet als een volwaardige vorm van publiek-privaat samenwerken worden gezien binnen het hbo.” 

Impact door jarenlange opbouw van netwerk 

Met haar lectoraat van vijftien leden werkt Nieuwboer hard aan een alternatief: het creëren van lerende netwerken waarin elk half jaar nieuwe challenges worden uitgevoerd die daadwerkelijk verandering in de beroepspraktijk teweegbrengen. Het werkveld wordt daarbij uitgedaagd om uitdagingen en vraagstukken in behapbare stukken te verdelen, en door de keuze voor cycli van een half jaar kunnen studenten vanuit verschillende opleidingen en modules makkelijk aansluiten.  

“Het vergt jaren tijd om zulke goede relaties op te bouwen en samen vanuit verschillende rollen en verantwoordelijkheden urgente vraagstukken aan te gaan. Dit hoort intrinsiek bij onze onderzoekstaak, vind ik. We bouwen ook wel eens een consortium en gaan daarna een onderzoeksproject doen, maar we zullen uiteindelijk meer impact hebben als we veel werk steken in het opzetten en operationeel houden van lerende netwerken in het sociaal domein.” 

Externe partners worden soms als leverancier van vraagstuk gezien 

Nieuwboers lectoraat is daarom samengesteld uit leden vanuit het werkveld, het onderwijs én het onderzoek. Het model van co-creatie tussen onderzoek, onderwijs, werkveld en eventueel cliënten of bedrijven, dat in het gehele hbo opkomt, is bij haar lectoraat dus al leidend. Met de nieuwe aandacht voor die opzet lijkt het echter alsof het nog moet worden uitgevonden, ziet de lector. Ze ziet het als mankement dat het hbo nu luid deze richting predikt, maar de daarbij behorende processen organisatorisch onder onderzoek lijkt te scharen, en onderzoek als functie van een kennisinstelling ziet. 

Dat is een denkfout, zegt Nieuwboer. “De werkveldpartners waarmee ik samenwerk, zien onderzoek slechts als een middel; hun veranderprocessen vormen voor hen het echte werk. Daarin stel ik me als lector dienstbaar op. De hogeschool is daarentegen enorm veel processen aan het inregelen voordat externe partners iets wordt gevraagd. Dan sta je per definitie al achter. Externe partners worden soms alleen gezien als de leveranciers van het vraagstuk, waarover onderzoekers dan kennis gaan ontwikkelen. In werkelijkheid zijn die partners, samen met de burgers, juist de hoofdrolspelers.”  

Praktijkgericht onderzoek dient de beroepsontwikkeling 

Als het werkveld moeilijk bij onderzoek en innovatie betrokken kan worden, zoals Nieuwboer vanuit haar ervaringen vertelt, is het dan problematisch dat het onderzoek vooral vanuit de hogeschool ondernomen wordt? Ja, denkt de lector. “Al in het begin van mijn lectoraat heb ik heel bewust gesteld dat praktijkgericht onderzoek in het hbo direct gekoppeld moet zijn aan beroepsontwikkeling. Alles wat wij onderzoeken heeft impact op hetgeen de professional in het sociaal domein doet.” 

Het werkveld móet daarom nauw bij het onderzoek betrokken zijn. “Je wilt de professional al vanaf dag één bereiken – niet pas na drie jaar, na afloop van een project. Professionals kennen de praktijk het best, zij weten wat de ontwikkelvragen zijn, zij kunnen al experimenterend en testend iets nieuws gaan implementeren. Dat hoort allemaal bij het doen van onderzoek. Eigenlijk is iedereen in dat proces onderzoeker.” 

Wil het hbo impact maken met praktijkgericht onderzoek? Dan kan dat daar, aldus Nieuwboer. “Als we met drie organisaties een werkproces hebben kunnen verbeteren, vind ik dat impact. Aan de universiteit heb ik gezien dat je veel kennis kunt verzamelen zonder dat daarmee iets gebeurt. Daarna wordt dan de vraag naar valorisatie gesteld. Impact krijg je direct in actieonderzoek, omdat je dan gaat oefenen, experimenteren, leren op de werkvloer. De methodes om dat te doen en de kennis die daaruit voortkomt, dat is het type kennis dat het hbo kan ontwikkelen.” 

Hogeschool is een praktijk-kennisinstelling 

Als een hogeschool een kennisinstelling moet zijn, dan moet het dus een praktijk-kennisinstelling zijn, benadrukt Nieuwboer. “Natuurlijk streven wij als lectoren ook naar generieke kennis, maar dat is niet de kern van ons werk. Pas als je impact maakt op de werkvloer zelf, ga je kijken of je daaruit iets generieks kunt destilleren, bij voorkeur door samen in een nieuwe context verder te leren.” 

Een sterkere nadruk op publiek-private samenwerkingen en het binnenhalen van fondsen gaat die impact niet vergroten, voorspelt de lector. “Wij hebben impact door in de diepte samen op te trekken. Ja, je wilt commitment van je werkveldpartners, maar dat ga je niet alleen krijgen doordat een bestuurder een contract tekent en er tien- of vijftigduizend euro wordt ingelegd. Je wilt commitment op de werkvloer zelf. Dat vraagt om veel meer dan zeggen ‘ga met ons samenwerken’. Als dat alleen op bestuurlijk niveau wordt besproken, zijn we er nog lang niet.” 

Een sneltrein stopt niet op de kleine stations 

Zoals het praktijkgericht onderzoek nu binnen het hbo wordt uitgerold, laat het zich vergelijken met een spoortraject waarover een sneltrein en een boemeltreintje rijden. “Op bestuurlijk en organisatorisch niveau rijdt er een sneltrein, in de praktijk rijdt er een boemeltreintje. De meeste impact maken we op de kleine tussenstations – waar het boemeltreintje wel stopt, maar de sneltrein niet.” 

Daarmee zegt ze niet dat de sneltrein slecht is, benadrukt Nieuwboer. “Ik kan me best voorstellen dat productontwikkeling juist gebaat is bij zo’n sneltrein, waar publiek-private samenwerking nuttig is en het bedrijfsmatig interessant is om met het hbo innovaties te creëren en te testen. In zorg en welzijn is onderzoek echter een gezamenlijk veranderproces, waarvan grote groepen gemarginaliseerde mensen de gevolgen ondervinden en waarin ze dus een stem zouden moeten hebben. Laten we binnen het hbo oog blijven houden voor de grote verschillen tussen de domeinen waarin lectoraten opereren.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK