Inspectie hekelt juridisch doolhof in het hoger onderwijs 

Nieuws | de redactie
13 juni 2023 | Onderzoek van de Inspectie toont aan dat de juridische organisatie in het hoger onderwijs een janboel is. Zo kan het zijn dat een instelling graden verleent zonder daartoe bevoegd te zijn. De Inspectie waarschuwt dat dit de rechtspositie van de student in het geding brengt. Invoering van instellingsaccreditatie kan deze problemen verergeren.
Foto: Tom Misk

Als de juridische verhoudingen niet duidelijk zijn, maakt dat de rechtspositie van studenten kwetsbaar, zegt de Onderwijsinspectie. “Wanneer er meerdere rechtspersonen in het spel zijn, is het voor studenten niet altijd duidelijk wie waarop is aan te spreken en wat hun eigen rechten zijn. Dit probleem speelt zowel in het bekostigde als het niet-bekostigde onderwijs.” Zo is er een instelling die functioneert onder één bestuur, maar 76 verschillende rechtspersonen herbergt die het onderwijs verzorgen. Voor de student is dan in het geheel niet duidelijk wie juridisch verantwoordelijk is.  

Speelt ook bij bekostigde instellingen 

De rechtspositie van studenten is kwetsbaarder in het niet-bekostigd onderwijs, want daar gelden sommige waarborgen uit de Wet op het Hoger Onderwijs niet. Dat probleem speelt ook bij bekostigde instellingen waar niet-bekostigd onderwijs wordt verzorgd, aldus de Inspectie.  

Bekostigde instellingen brengen hun private activiteiten regelmatig onder in afzonderlijke rechtspersonen die aan de instelling verbonden zijn. Deze rechtspersonen zijn niet zelf de instelling voor hoger onderwijs. Bij aanbod van geaccrediteerd, niet-bekostigd onderwijs door een bekostigde instelling, is een gangbare redenering dat hier alleen de regels gelden voor het onderwijs bij niet-bekostigde instellingen, schetst de Inspectie. 

Dit is problematisch: het maakt de rechtspositie van studenten en medewerkers onduidelijk . Op deze manier vormen private activiteiten soms een risico voor de publieke taak van hoger-onderwijsinstellingen, aldus de toezichthouder. 

Bij wie moeten studenten hun beklag doen?  

Ook ontstaan er kwetsbaarheden in gevallen waar derden namens een instelling een deel van het onderwijs verzorgen, waar onderwijs wordt uitbesteed, en waar er een vorm van samenwerking is ingesteld tussen instellingen. Het kan dan moeilijk zijn voor studenten om te overzien wie daadwerkelijk het onderwijs verzorgt en bij wie studenten hun beklag kunnen doen. 

De huidige praktijk vraagt om grondige doordenking van de wet- en regelgeving, schrijft de Inspectie. “Hoe kan de publieke taak van het hoger onderwijs recht gedaan worden? Hoe kan de rechtspositie van de studenten beter, zodat zij beter beschermd zijn bij geschillen?”  

Het probleem is overigens te groot om alleen met beleid en regels op te lossen. Het vraagt van instellingen evengoed bezinning op hun publieke taak en op de vraag hoe hun juridische organisatie daarbij past, zo zegt de Inspectie. 

 De identiteitskwestie wordt ingewikkelder 

Bij het aanbod van geaccrediteerd niet-bekostigd onderwijs door een bekostigde instelling worden vaak publieke voorzieningen en publiek bekostigde docenten ingezet. Daarnaast informeren instellingen hun studenten vaak niet specifiek over de serieuze gevolgen voor hun rechtspositie als het door hen gevolgde onderwijs niet-bekostigd is in plaats van publiek bekostigd.  

Deze identiteitskwestie wordt ingewikkelder wanneer sommige rechtspersonen die aan een publieke instelling zijn verbonden, private activiteiten ondernemen die los lijken te staan van de publieke taak van de instelling. Die rechtspersonen vallen dan buiten de in de wet genoemde ‘instelling voor hoger onderwijs’ en vervullen dus geen taken waarop de WHW van toepassing is.  

Onduidelijkheid verhelpen voor begin instellingsaccreditatie 

Bezien vanuit de mogelijke ontwikkeling richting instellingsaccreditatie, waarbij instellingen zelf de autonomie krijgen om de kwaliteit van hun opleidingen te laten beoordelen en te waarborgen, moet deze onduidelijkheid worden aangepast, aldus de Inspectie. De accreditatie van een gehele instelling in plaats van een individuele opleiding vereist volgens de toezichthouder dat volstrekt duidelijk is waar de instelling begint en eindigt.   

Bij inschrijving ga je akkoord met onze privacy-voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hier te lezen.

“Bij instellingsaccreditatie zal, ten eerste, duidelijk moeten zijn welke rechtspersonen wel en welke niet onder de instellingsaccreditatie vallen en, ten tweede, welke rechten en plichten uit de WHW gelden voor welke rechtspersonen”, staat in het rapport.  

Instelling moet goed op de hoogte zijn 

Wanneer de instelling zelf de verantwoordelijkheid krijgt voor het laten beoordelen en waarborgen van de kwaliteit van alle opleidingen, veronderstelt dat volgens de Inspectie een instellingsbestuur dat goed op de hoogte is van alle opleidingen waarvoor het verantwoordelijkheid draagt – ook de opleidingen bij een samenwerkingsinstituut dat op afstand staat. 

Instellingsaccreditatie vergt het goed uiteenhouden van het bekostigde en het niet-bekostigde aanbod van instellingen, alsook de beoordeling of instellingen voldoende waarborgen hebben ingebouwd, zegt de Inspectie. Dit zal een grote uitdaging vormen, is de verwachting. Ook vbetwijfelt de Inspectie of het niet-bekostigde aanbod van instellingen voldoende in beeld zal zijn wanneer dat verzorgd wordt door één of meer rechtspersonen uit de verzameling van aan de instelling verbonden rechtspersonen. 

De vragen maar ook de waarschuwingen van de Inspectie krijgen alleen maar meer urgentie nu bekostigde instellingen zelf van plan zijn met behulp van geld uit het Groeifonds om veel post-initieel onderwijs aan te gaan bieden.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK