Minister schuift taalmaatregelen wederom voor zich uit
Aangespoord door een aangenomen motie van Kamerlid Pieter Omtzigt gaat Minister Dijkgraaf met hoger-onderwijsinstellingen in gesprek om ze te bewegen tot ander taalbeleid. Mocht dat niet lukken, dan gaat hij er in ieder geval voor zorgen dat de taalwetgeving bij aanvragen voor nieuwe opleidingen strikter wordt gehandhaafd, schrijft hij in een nieuwe brief aan de Kamer. “Indien het deze zomer niet, of in onvoldoende mate, lukt om tot afspraken op dit punt te komen, overweeg ik om over te gaan tot wijziging van de doelmatigheidstoetsing op nieuwe opleidingen. Op deze manier wil ik bewustere afwegingen over Engelse taal bij nieuwe opleidingen stimuleren.”
Bij de macrodoelmatigheidstoets voor nieuwe opleidingen moet de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) weer kijken hoe ze taal kan meenemen in haar oordeel. Onder de vorige minister van OCW werd dat stilzwijgend afgeschaft omdat de CDHO vond dat zij niet in staat was zinvolle dingen te zeggen over taalbeleid. Bovendien vormde een negatief oordeel van de CDHO over het taalbeleid geen beletsel om de opleiding toch in het Engels aan te bieden. Dijkgraaf dreigt nu deze regel opnieuw in te voeren. Eerder hadden de VVD en het CDA hierop aangedrongen bij de minister.
In bestuurlijke afspraken tussen de universiteiten en de minister, gemaakt in de zomer van 2022, is vastgelegd dat universiteiten terughoudend zullen zijn met nieuwe Engelstalige opleidingen. Toch betreft nog zestig procent van alle aanvragen voor nieuwe opleidingen een Engelstalige opleiding. De Nederlandstalige opleidingen komen vooral voor de rekening van de Open Universiteit en verschillende universitaire lerarenopleidingen verspreid over het land. Wel werd in enkele CDHO-aanvragen afgelopen jaar het Nederlands als onderwijstaal opgevoerd, maar dan slechts bij enkele keuzevakken in het eerste jaar van de bachelor.
Intussen is de NVAO bezig om taaleisen in het accreditatiekader te verwerken, schrijft de minister in zijn brief. Hij hoopt hierover na de zomer meer duidelijkheid over te kunnen geven. Het aangescherpte accreditatiekader zal eveneens de norm introduceren voor de beheersing van de Nederlandse taal voor het Engelstalig onderwijzend personeel Deze voorwaarde zal moeten gaan gelden voor onderwijzend personeel in vaste dienst en het behalen van het nodige niveau binnen vijf jaar.
Noodzakelijke verduidelijking
Daarnaast stelt de minister dat de huidige wet nu niet duidelijk is. Dat is ook de reden waarom hij die ondanks het verzoek van Pieter Omtzigt niet gaat handhaven. Daarom werkt hij aan een wetswijziging. Ook de Inspectie heeft de onduidelijkheid meerdere malen gesignaleerd, zo zegt de minister in zijn brief. “De wetswijziging waaraan ik nu werk voorziet in de noodzakelijke verduidelijking van de wetsartikelen en het taalbeleid om toezicht en handhaving naar de toekomst mogelijk te maken.”
De minister komt vervolgens met een tekstexegese van de wet en erkent dat die veel ruimte laat voor interpretatie. “De wetgever heeft bewust ruimte gelaten voor de instellingen om de wettelijke eisen en uitzonderingsgronden van een eigen invulling te voorzien. Er is sprake van een niet nader uitgewerkte inspanningsverplichting; en de instelling moet handelen conform een gedragscode die zij zelf heeft opgesteld.”
Zo hadden we het niet bedoeld
Zo geeft de huidige wet instellingen ruimte om af te wijken van het uitgangspunt dat het hoger onderwijs in het Nederlands wordt verzorgd. De uitzonderingen lijken nu – gezien de groei van Engelstalige opleidingen – steeds meer de norm te worden. “Dit was niet de bedoeling van de wetgever (de regering en het parlement) toen de wet werd opgesteld”, schrijft Dijkgraaf.
De minister heeft de Inspectie verzocht om te onderzoeken waarom instellingen en opleidingen kiezen voor het Engels. Dit onderzoek wil de minister gebruiken bij gesprekken met de instellingen. “Ik wil de bevindingen gebruiken om met bestuurders in gesprek te gaan over de keuzes die zij maken en hen aanspreken waar die keuzes schuren met de bedoelingen van de wet. Deze inzichten wil ik tevens benutten om nadere bestuurlijke afspraken te maken met de instellingen in het kader van de centrale regie die ik voornemens ben te introduceren.”
Docenten moeten binnen een redelijke termijn de taal beheersen
Dat een instelling geen personeel tot haar beschikking heeft dat de Nederlandse taal beheerst, kan op zichzelf geen argument zijn om een anderstalige opleiding te verzorgen, schrijft Dijkgraaf. “De hoofdregel dat een opleiding in het Nederlands wordt verzorgd impliceert dat de instelling zich ervoor moet inspannen dat docenten – binnen een redelijke termijn – de taal beheersen waarin het onderwijs moet worden gegeven. Dit is het Nederlands, tenzij andere uitzonderingsgronden van toepassing zijn.”
Zoals een onvoldoende beheersing van het Nederlands onder docenten geen reden voor verengelsing mag zijn, kan een instelling ook van studenten met een buitenlandse vooropleiding verlangen dat zij de Nederlandse taal voldoende beheersen, schrijft Dijkgraaf. Dan kan worden gebruikt als voorwaarde voor inschrijving, maar ook als voorwaarde voor het examen – indien de opleiding in het Nederlands wordt verzorgd. “Dat anderstalig onderwijs bijvoorbeeld een meerwaarde heeft voor de studenten of past bij het imago van de instelling lijkt gelet op dit criterium onvoldoende.”
Een vorm van regie
Hoe die regie er precies uit gaat zien, is ook nog niet duidelijk. “Het gaat dan onder meer om het introduceren van mogelijkheden voor numerus fixi op anderstalige trajecten, maatregelen op het gebied van taal, en niet in de laatste plaats het introduceren van een vorm van regie om de internationale studentenstromen beheersbaar te maken. Die maatregelen zullen enerzijds een basis krijgen in de wet en anderzijds worden verankerd in bestuurlijke afspraken.”
Verwacht mag worden dat het dus zeker nog een jaar gaat duren voordat de minister met concrete afspraken komt. Momenteel voert de minister gesprekken met Universiteiten van Nederland en Vereniging Hogescholen om te komen tot bestuurlijke afspraken, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving die in voorbereiding is. De opleidingstaal van nieuwe en bestaande opleidingen is daarbij een belangrijk onderwerp van gesprek, laat de minister aan de Kamer weten.
Kosteloos ondersteuning
Nederlandse hoger-onderwijsinstelling zijn wettelijk verplicht de uitdrukkingsvaardigheid van studenten in het Nederlands te bevorderen. Wordt een opleiding niet in het Nederlands aangeboden, dan moet een instelling op een andere manier aan die plicht voldoen, zegt de minister. “Ze moet dan de Nederlandstalige studenten (kosteloos) ondersteuning en begeleiding bieden waarmee de student de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands op peil kan houden en verbeteren. Te denken valt aan Nederlandstalige schrijf- of presentatiecursussen, taaltoetsen, individuele begeleiding en de toegang tot voorzieningen van talencentra.”
De minister heeft een aparte brief aan besturen van hoger onderwijsinstellingen geschreven, met de oproep om – conform het reeds bestaande bestuurlijk akkoord – terughoudend te zijn in het aanbieden van nieuwe Engelstalige opleidingen. “Vooruitlopend hierop verzoek ik u dringend terughoudend te zijn met het aanbieden en ontwikkelen van Engelstalige opleidingen. De nadere duiding uit de bijlage kan u bij deze afwegingen behulpzaam zijn. Ik verzoek u deze binnen uw organisatie onder de aandacht te brengen bij allen die betrokkenen zijn bij keuzes over de taal van het onderwijs.”
Meest Gelezen
Masterstudenten in het hbo worstelen met academisch schrijven en onderzoek
“Ik zal niet de meest populaire onderwijsminister zijn”
“Langstudeerboete raakt kern van hoger onderwijs”
CvB Erasmus Universiteit weigert tweetalig te vergaderen met medezeggenschap
Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport